Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„En het hoofd buigende, gaf hij den geest.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„En het hoofd buigende, gaf hij den geest.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

[GOEDE VRIJDAG.]

Toen Jezus dan den edik genomen had, zeide hij: et is volbracht. £n het hoofd buigende, gaf bij den geest. Joh. 19 : 30.

Zeven heilige weken wordt het lijden van onzen Heiland ingedacht, dat aan het Kruis voorafging; maar met den Goeden Vrijdag naderen we het Kruis zelf, en komen we tot „den uitgang in dea dood, dien hij volbrengen zou te Jerusalem"'.

Van Thabor af was dit begonnen. Op dien berg der Verheerlijking was hem door hemelsche gezanten die uitgang nogmaals aangezegd. Het ging nu naar Jerusalem. Het zou tot aan Golgotha één sombere gang zijn door wat hem de ziel gedurig schrijnde. Maat toch, eerst op dien heuvel Golgotha, eerst als men hem aan het kruis zou geslagen hebben, kon het bangste, kon het eigenlijke komen van zijn uitgaan uit het leven en zijn ingaan in den dood. Zijn geven van den geest. Zijn sterven. Het verdwijnen achter de vallei der schaduwe des doods van den heilige Gods.

Eeuw na eeuw had de Kerk van Christus, ten besluite der Lijdensweken, in het ondoorgrondelijk mysterie van dien dood van het Lam Gods ïich verdiept. Men verïonk er in, met eene het lijden meê voelende, en zelf het lijden mee doormakende compassie. Men stietf in de heugenis zelf meê met het sterven van Jezus. Het aangrijpend woord van den apostel: „indien we dan met htm gestorven zijn", ging tot zelfs voor het gevoelsbesef in vervulling.

Men las er niet overheen. Men leed en stierf er in meê. Men aanbad er Jezus' onifermende lietde voor ons schuldige zondaren ia.

Maar sinds drong koele, 'aan alle mysterie vervreemde wijsheid het geheel eenig karakter van de passieweek almeer terug. Achter Golgotha lag niets geheimzinnigs. In Gethsemané of op Golgotha van een mysterie te gewagen, was vrucht van kranke verbeelding. Heel het drama van het lijden was zoo eenvoudig mogelijk toegegaan. Jezus' optreden had aanstoot gegeven, zijn overtuiging was in botsing geraakt met de toen heerschende denkbeelden. En toen was Jezus met heldenmoed, als martelaar, voor zijn overtuiging in den dood gegaan. Zoo werd van Socrates te Athene verhaald. Zoo was vrijdenker na vrijdenker in den dood gegaan. En

desnoods kon men er mannen als Stephanas of vrouwen als Perpetua bijvoegen. Liever sterven dan zijn overtuiging verzaken, het toont karakter, het was edel, het doet ons de nagedachtenis van deze mannen en vrouwea in eere houden. Die eere blijft dan ook den Rabbi van Nazareth toegedragen. Maar hiermee is dan ook alles gezegd. Wie er meer in zoekt, vergaapt zich aan het produkt van eigen verzinning.

Maar lees en herlees nu met stille devotie wat de vier Evangelisten u van den Man van Smarte, toen bij hing aan het kruis, verhalen, en juist van de martelaarsgeÊtalte, van dien heldentriomf bespeurt ge niets.

Bij een martelaar had het sterven zeif veel ontzettender karakter kuncen dj-agen. Wat aan foltering en marteling straks aan Jezus' heihgen zou worden aangedaai: , droeg veel meer op'.ieQbarend, veel scbrikkelijker karatler. De dood aan het kruis maakt lijdelijk, maakt machteloos. Er is geen zichtbare strijd, er is geen worsteling. De wonden zijn klein, de afvJceiing van het bloed is niet dan traag en druppelend. Wat ze straks aan martelaren zouden aandoen, als deze zich in den dood moesten worstelen met leeuwen, tijgers en hyena's, of met wreede gladiatoren, of ook als hun de ledematen van het lichaani werden gescheurd en het brandijier ze deed verzengen, droeg zoo heel ander karakter. Aan het kruis bleef het alles stil. Nu en dan een vertrekken van de spieren uit pijn, en het afleken van een weinig bloeds, ziedaar alles. ,

Van het braveeren van den martelaar is evenmin iets in Jezus sterven te bespeuren. Op den weg naar Golgotha valt hij met zijn kruis op den weg ter neder, en Simon van Cyrene moest het kruis overnemen. Als ze hem zijn kleed afnemen, en hem spannen op het houten kruis, en zijn armen uitstrekken over het dwarshout, en de ijzeren pennen door zijn handfn slaan, laat Jezus 't alles geworden. Geen woord, geen zncht, geen klacht staat van hem opgeteekend. Ook als het kruis wordt opgesteld, en onder dat opstellen de scheur in de handen doortrekt, en op dat oogeablik de wondpijn het smar , lelijkst moet geweest zijn, liet Jezus geen woord uit. Eu als eindelijk het kruis is opgericht, en hij meer dan drie uren lang hangt te sterven, is er niet één uitroep, waarin hij zijn overtuiging nog m^als voor al het volk uitroept, niet één woord waarmee hij de wereld haar schuld, aan het Sanhedrin zijn onrecht, of aan Pilatus zijn schending van het lectit aanzegt. Jezus spreekt wel. Tot zevenmaal toe zelfs komt er een woord om nooit te vergeten over zijn lippen, maar het gaat al buiten zijn getuigenis, buiten zijn God delijke roeping om. Het is deernis, het is liefde, het is Goddelijk mededoogen die te beluisteren valt. En toen die smartkreet van het „van God verlaten zijn"; en eindelijk op 't oogenblik zelf van het sterven, toen zijn hoofd reeds nederboog, dat bevelen van zijn geest in 's Vaders hand.

Van een opzettelijk betoon van heldenmoed, van de sterveasglorie van den martelaar zoo niets!

Jezus drinkt aan het kruis den bitteren drinkbeker, hij drinkt dien teug voor teug, tot de htffa toe, uit. Ziedaar uw Golgolha.

Een stil geleden, stil doorzwoegd, nameloos lijden, tot de adem hem ia de keel stokt, het licht zich voor hem verduistert, zijn oogen zich sluiter, en de adem van den levensgeest hem verlaat.

Hij, die van den Vader ontvangen had, het leven in zichzelf te dragen, hij die het leven zelf was, in zijn bitterste tegenstelling met het onheilig wezen van den dood, hij gaat gewillig in den dood in. Hij voelt hoe die dood, de laatste vijand, dien hij in het eind aan zich onderwerpen zal, zijn afgefolterd lichaam, zijn bezwijkenden geest nadert, en hij ontwaart het in zijn eigen levensgevoel, hoe die dood zijn banden om hem slaat, al banger aantrekt, hem in zijn macht krijgt, en dat hij toch zich niet verweren mag, maar willig zich in die macht van den dood moet overgeven.

Hij bezweek, niet omdat hij overmand werd, en zich niet verweren kon. Wat die priester en dat volk hem toeriepen: „Zoo ge de Zone Gods iijt, kom af van het kruis!" was geen ijdel zeggen. Jezus kon dit. Ook had hij den Vader kunnen bidden, en de Vader zou hem meer dan twaalf legioenen engelen hebben bijgezet. Toen ze hem spanden aan het dwars hout van het kruis, had hij de handen die hem grepen, kunnen doen verlammen. Toen de soldaten het kruis wilden oprichten, had hij hen machteloos kunnen terugwerpen.

Maar Jezus deed het niet. Hij wilde het Lam Gods zijn, dat de zonde der wereld wegdraagt. Hij wilde aan het kruis v/orden geklonken. Hij wilde sterven, Sterven niet op eens door een dolksieek in zijn hart. Maar stil, en langzaam. Hij wilde voelen dat hij stierf. Zijn ingaan in den dood zou een wilh'g zich ten cflfjr stellen zijn. En zoo werd het alles volbracht. En zoo giug Jezus in den dood in. Eu toen voelde hij, dat zijn adem uit zou gaaa. En nog in het sterven bad hij niet om uitredding, maar beval hij zijn geest in 's Vaders hand.

En daarom is het niet het sterven zelf, maar het zóó sterven van uw Js^iis, dat, nu reeds twintig eeuwen lang, de vrijgekochten door dezen dood, in meer dan dank en bewondering, in aanbidding bij dit kruis deed nederkaielen.

Het is niet maar een mensch, die hier sterft, het is de Zone Gods die ia den dood ingaat. Bij ons zondaren boort de dood. EJBS wacht hij ons allen op. Die dood, hij is voor ons de natuurlijke uitwerking van het gif der zonde in ons hart.

Maar hier stesft de Heilige.

Nooit één enkele druppel van het gif der zonde was in zijn hart gedrongen. In niet één druppel van zijti levensbloed had hij met de zonde ooit gemeenschï p gehad, en daarom ook niet in één enkelen Isvensvezel gemeenschap met den dood. De dood wis hem vreemd. De dood hoorde niet bij den Heilige. Van den Heilige was de Dood de gezworen vijand. Ea nu moest deze Heilige het hoofd buigen onder onze zonde, onder onze schuldj door dat zich buigen onder onze schuld, zelf gemeenschap met den Dood zoeke»; en zoo, als ware hij oazer ééo, zich door den dood laten gnjpen, en door den dood in de donkerheid des verderfs laten wegslfepcn.

De Dood was voor Jezus een zondig en verzondigd wezen, dat zijn heilig wezen als met giftige hand aanroerde, en aan dien Dood moest hij zich overgeven, voelende al de ontzetting van den toorn Gods, die op die zonde en op dien uit zonde geboren dood rustte.

Wat Jezus in zijn sterven onderging, was niet een tijdelijk sterven, gelijk wij sterven, als we den laatsten adem uitblazen. Voor wie verloren gaat komt de eigenlijke, de volle, de eeuwige! dood eerst na den ootdeelsdag. Voor al wat mensch heet, is die eeuwige dood opgeschort. Maar uw Jezus ging in zijn sterven rechtstreeks in dien eeuwigen dood in. Hij dook onder m den stroom van dood en verderf. In ons sterven drinken we uit den drinkbeker van den dood slechts een eerste teug, maar Jezus dronk op Golgotha dien drinkbeker tot op de heffe uit. Er was niets in den dood, dat hij nietindronk en over zich liet komen. En zoo diep moest hij in den dood wegzinken, zou op den Paaschmorgen zijn triomf over den Dood volkomen zijn. Dat verstaat de wereld niet. De wijsheid der wereld heeft van wat zulk een sterven was, geen fliuw vermoeden. Maar wie zelf in den dood der zonde wegzonk, en zich door Jezus uit dien dood der zonde tot het leven weet geroepen, die verstaat, die voelt, die doorleeft zelf dit bittere sterven van zijn Heiland, en diens ziel gaat bij het kruis van Golgotha uit in eeuwigen dank.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 april 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„En het hoofd buigende, gaf hij den geest.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 april 1908

De Heraut | 4 Pagina's