Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Mijn Vader, Gij zijt de Leidsman mijner jeugd”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Mijn Vader, Gij zijt de Leidsman mijner jeugd”.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zult gij niet van nu af tot Mij roepen: Mijn Vader, Gij zijt de leidsman mijner jeugd. Jeremia III : 4.

Verteederend is de gewaarwording die zich van u meester maakt, zoo ge u terugdenkt en terugleeft in uw leven dat achter u ligt, tot n het leven uwer eerste jeugd, ja, tot in het even dier eerste maanden en dagen, die ge eheel onbewust hebt doorgebracht in de wieg f op moeders schoot.

Van David beluisteren we den zang uit zulk een gewaarwording in hem opgekomen, als het n Psalm 22 heet: „Gij zijt het immers, die mij it den buik hebt uitgetogen; die mij hebt oen vertrouwen zijnde aan mijner moeders otsten. Op U ben ik geworpen van de baaroeder af, van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God." In Psalm 71 hooren we in elijken toon: „Gij zijt mijn verwachting Heere HEKRE, mijn vertrouwen van mijner jeugd aan. Op U heb ik gesteund van den buik aan, van mijner moeders ingewand aan zijt Gij mijn uithelper, mijn lof is geduriglijk van UI" En in Psalm 139 gaat 't zelfs nog dieper en tot in de schepping van het leven terug: „Mijn gebeente was voor U niet verholen, toen ik in het verborgene gemaakt ben, en als een

borduursel ben gewrocht. Toen hebben Uvsre oogen mijn ongevormden klomp gezien, en alle deze dingen waren in uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was.”

Dit is meer dan een terugblik en herinnering. Wie zoo tot in den wortel zijns leven in-en doordenkt, leeft in zijn verleden terug. Doorleeft het nogmaals, maar nu in omgekeerde orde. Voorheen ging het van jong naar oud, nu gaat wie oud en welbedaagd is, van zijn ouden dag in zijn vroegere levensjaren terug. En wie dit met ernst en met inspannig doet, en er den, tijd voor neemt, doorloopt zoo nogmaals in achterwaartsche richting heel het drama van zijn leven, in al de bedrijven die hij heeft doorgemaakt, en komt zoo in het eind ook aan zijn jeugd toe. Herinnering en verbeelding dragen u daarbij. Zoo ge maar niet te vluchtig alzoo op uw levenspad terugwandelt, komt van lieverlee alles weer in u op, het begint alles weer voor u te leven. Het wordt u of ge u in dat leven van voor tien, twintig, dertig en meer jaren weer terug bevondt. De vrienden van toen zijn weer bij u. Ge ziet u zelf als op een schilderij, of wilt ge in een kinema, weer handelen; 't is of ge uzelf weer spreken hoort. Soms komt nog een lichte plooi op uw gelaat bij het weer indenken van dingen, waarom ge voor dertig en meer jaren hebt gelachen, en omgekeerd voelt ge weer pijn aan uw hart bij het terugleven in dingen, waarover ge toen zoo bitter hebt geweend. Zulk terugleven in uw verleden, mits ernstig opgevat en doorgeïet, brengt geheel uw persoon weer in actie, soms zelfs kan er zich hartstocht in mengen. Ge wordt weer boos en voelt toorn in u opkomen om wat u toen geërgerd heeft. Ge geniet een nasmaak van vreugde over wat toen uw hart verblijd heeft. En ook, schaamte dekt u onwilkeurig het aangezicht, als weer de zondige oogenblikken uit uw verleden u zoo verwijtend aangluren.

Op den avond van het Oudejaar ondergaan we zulke gewaarwordingen bij het terugleven in één enkel jaar. Maar de Schrift toont ons grijsaards, die alzoo heel hun leven, tot in hun prilste jeugd, weer in hun verbeelding voor zich zagen opdoemen. En wie als kind van God dieper is ingeleid, heeft dit meer dan eens den Psalmist nagedaan, en zelf ervaren hoe dit terugleven in al zijn levensdagen hem geestelijk goed doet.

De terugzien op en dat terugleven in uw verleden stemt zoo vroom, en brengt onwilkeurig den toon van Ps. 103 op de lippen: Loof den Heere, mijne ziel, en vergeet geene van zijn weldaden.

Wie van kindsbeen af het voorrecht had van vroom te zijn, herinnert zich dan ook het diepe besef van dankbaarheid dat zijn levenslot gedurig bij hem opwekte, hoe de Heere zijn Herder was, en al zijn paden geëffend heeft. Maar bij dit toen ervaren gevoel van dank blijft het niet. Nu rijper in jaren en in geestelijke ervaring, komt hij veeleer onder de verwijtende aandoening, dat hij in de jaren zijner jeugd voor de goedertierenheden zijns Gods, aan hem bewezen, veel te weinig oog had, en bij tal van herinneringen aan de zorge zijns Gods, waarvoor hij toen niet heeft gedankt, haalt hij nu dat verzuim in, ' en dankt nog. En ook van veel, waarvan hij toen het zondige niet begreep, ziet hij nu zijn schuld in, en bidt nog om vergiffenis. Zoo blijft zulk een terug leven geen spel van verbeelding, maar wordt zelf een daad van vroomheid, een bezien van heel zijn leven, maar nu bij het licht van Gods heilig aanschijn; en ge gevoelt onmiddellijk, hoe dit u goed doet en u verheft, den levensmoed in u verlevendigt, en zoo de hope voor de toekomst door het vertrouwen op uw God in u sterkt, „'k Heb in nood aan God verbonden, In Hem mijn hoog vertrek gevonden; 'k Vertrouw op Hem geheel en al, Den Heer wiens werk ik roemen zal."

En zijt ge dan in uw lange leven teruggegaan, tot ge ten leste u zelf terug ziet als een kindeke van twee, drie jaren, den tijd waaruit uw allereerste herinneringen zijn, en waar uw heugenis uitscheidt, dan is uw terugleven zelfs daarmee nog niet aan een einde, maar gaat ge u nu ook verbeelden, hoe ge als nog geheel onbewust schepseltje loopen leerdet aan stoel en tafel, en nog verder in uw verleden door anderen gedragen werdt, en op moeders schoot uw kleine wereld hadt, en bij uw lieve moeder aan haar eigen borst de moedermelk indronkt, en stille ruste aan die moederborst vindend, met uw eersten lach haar in het oog zaagt.

Doch zelfs daar is nog het begin van uw leven niet geweest, nog verder achter u ligt de ure dat ge geboren werdt, en liggen de maanden dat ge in uw moeders schoot gedragen werdt, toen ge als een borduursel geweven werdt, en uw eersten aanvang ontvingt. Ja, zelfs daar is het rustpunt van uw geest nog niet bereikt. Ook in dit alles was een hooger bestel, en dit hooger bestel lag nog achter uw eerste begin, en zoo komt ge vanzelf tot de betuiging van den Psalmist: „al deze dingen waren in uw p boek geschreven toen nog geen van die was". To ge, aldus geheel uw aanzijn doorloopend, ten slotte bij uw God uitkomt, bij zijn raad, bij zijn bestel, en nu de zalige ervaring hebt, hoe ge uit dat bestel van uw God uw aanzijn ontvingt, en hoe 't één gouden draad van Gods liefde en trouw is, die in zijn bestel begon en doorliep tot den dag van heden, nu ge in dit alles terugleeft.

En dan komt ge aan de resumtie toe, aan de resumtie van heel uw aanzijn, van dat God u schiep tot op het heden, waarin ge in heel dat aanzijn terugleeft. En wat zou die resumtie dan anders zijn, dan dat God aan u dacht en over u dacht en in zijn denken uw aanzijn vaststelde, nog eer ge van u zelf afwist, ontwaakt waart tot bewustzijn, en nadenken kondt over u zelf en over uw lot.

Ge zijt gedoopt in den Naam van God Drieëenig, maar wat wist ge onder dien Doop, toen het water op uw voorhoofdje werd gesprenkeld, van u zelf, van den Doop en van uw God af? Ge hadt reeds een jaar levens en meer achter u, eer ge wist dat ge leefdet, èn S begon* te beseffen, dat er een God is, die over uw d leven beschikt. En ook daarna hebt ge jarenlang i aphoristisch geleefdj d. w. z. van den dag op den e nacht en van den avond op den morgen, zonder dat het flauwste besef in u opkwam |van een samenhang tusschen dat alles, van etn verèand waarin heel uw leven gezet was. Ge wist er niets van, en ge vermoeddet er niets van, hoe toen uw God reeds bedg was, allerlei in u voor te bereiden, in u te ontwikkelen, en om u te schikken, waarvan eerst op later leeftijd de noodzakelijkheid openbaar kon wordei).

Later, veel later, zijn er jaren gekomen, dat ge zelf hierin meewerktet door u voor te bereiden op uw toekomst, en geroepen werdt tot levenskeuze en tot het nemen van beslissingen in uw eigen levenslot. Maar die eerste jaren liept ge, zonder het te weten, aan den leiband van uw God, en ook later, hoe vaak hebt gi] toen niet gemeend zelf uw pad te kunnen bepalen, dat ge nu toch van achter ziet, hoe ge u vergist hebt, en hoe, door uw vergissmgen heen, uw God u bleef houden in het pad dat nu uitliep op het punt waar Hij u hebben wilde.

En hoe dieper ge hierm nu terugleeft, en het van achteren bij het licht van Gods trouwe beziet, hoe meer ge onder den vollen indruk komt, dat uw leven al die lange jaren, van uw eerste aanzijn af, niet in uw hand, maar in Gods hand is geweest. Ge merkt, ge ziet 't nu zoo klaarlijk, hoe niet gij, maar uw God aan uw leven een doel had gesteld. Hoe Hij u hiervoor aanleg en gaven schonk. Hoe Hij u, om u dat doel te doen bereiken, alle levensomstandigheden en alle ontmoetingen beschikt heeft, en hoe Hij door lief en leed, door zonde en genade heen, van u gemaakt heeft, wat Hij wilde dat uit u worden zou. U heeft doen rijpen en uitbotten en vrucht dragen. En hoe gedurig, als gij uit het spoor wildet gaan, uw God u toch weer in zijn spoor terug heeft geleid.

Dat geeft u dan zoo zalige ruste. Ge ziet nu de eenheid van uw leven, die God in uw leven heeft uitgewerkt. Ge voelt nu, hoe ge niet alleen als kind, maar al diejarenlang, aan den leiband van uw God hebtgeloopen. Ge w«/if nu dien leiband nog zoo heerlijk onder uw arm klemmen. Neen, ge gaat zelf niet, en de wereld stuurt uw gang niet, maar het is uw trouwe Vader die, van uw geboorte af, uw leven in zijn hand nam, en u niet los zal laten eer het einde gekomen is, om dan, door den bitteren dood heen, u in te leiden in zijn Vaderhuis.

Eerst scheen het u dan zoo vreemd, als ge indacht hoe ge op den schoot uwer moeder in stil vertrouwen nederlaagt, maar nu in het eind wordt dit u de eenig ware gemoedsstemming. Nog altoos verstaat ge o, zoo weinig van wat uw God met u doende is; maar als het kindeke bij zijn moeder, laat gij u door uw Vader in de hemelen nu leiden, en in die stille leiding door uw God smaakt ge een meer dan aardschen vrede voor uw hart.

„Mijn Vader, Gij waart de leidsman mijner jeugd. Blijf mijn leidsman tot aan het einde!"

Amsterdam, 24 April 1908.

Hoe veel bedenkelijks er ook schuilt in de zucht van ons geslacht om allerlei gfoote kleinheden en kleine grootheden bij hun ambtsjubileum te huldigen, toch zal zeker niemand het ons euvel duiden, wanneef vye openlijk een Vïoord van warme sympathie en oprechte hoogachting wijden aan Ds. B. van Schelven, die deze week herdenken mag, hoe hij vijf-en twintig jaar geleden Dienaar des Woords te Amsterdam werd.

Ds. van Schelven vertegenwoordigt in den nobelen zin des woords het type van den Gereformeerden Dienaar des Woords. Hij stamt rechtstreeks af van het geslacht der Planclussen en Triglands. In zijn omgang altijd zacht en vriendelijk; een scherp woord ontgleed nooit zijn pen noch zijn tong; met die rustige kalmte, die noch het marktgeschreeuw noch de schelle trompet mint, was hij toch een man van beginselen; een man, die nooit transigeerde, waar de strijd ging om de eere van het vaandel; een man, die daardoor op ons kerkelijk leven wel een zeer grootea invloed heeft uitgeoefend.

In de dagen der Doleantie was hij een der leiders van de kerkelijke beweging in Amsterdam, aans wiens mannelijke trouw niet weinig te danken was, dat het werk der reformatie slaagde. Hoe moeilijk het ook moge zijn in een gemeente als Amsterdam, waar zoovele nieuwe krachten optreden, vijf-en-twintig jaar lang de gemeente te boeien, de ernst van zijn prediking, de deugdelijkheid van zijn Schriftverklaring verzekerde hem een steeds dankbaar gehoor. Sober, gekuischt in zijn taal en voordracht, wars van alle valsch vernuft en oratorisch vuurwerk, wist hij de gemeente te boeien door de schatten van Gods Woord haar te ontsluiten.

Toch ligt nog meer dan in die homiletische gave, de beteekenis van zijn persoon in de zeldzaam gelukkige vereeniging van bedachtzame voorzichtigheid en trouw aan de beginselen, in de gave der kerkregeering hem geschonken. Amsterdams Kerkeraad heeft al die jaren dankbaar erkend, dat in Ds. van Schelven een uitnemende leider hem geschonken was. Al drong hij zich nooit op den voorgrond; al trachtte hij nimmer een school van volgelingen aan zijn ersoon te verbinden; hij wist door zijn t wei-overdachte adviezen vanzelf het vertrouwen te winnen, en men voelde, dat men veilig hem volgen kon.

Op onze Generale Synodes werd dan ook meermalen hem de voorzitterszetel ingeruimd, en hij bleek ook daar geboren praeses te zijn. De Synodes onder zijn leiding gehouden, te Middelburg en te Utrecht, kenmerkten zich door rustigen arbeid, door voortbouwen op het gelegde j fundament. Het ridderkruis door onze Koningin hem geschonken, bewees, hoe ook in de hoogste kringen zijn arbeid werd gewaardeerd.

En niet alleen voor het kerkelijk leven was zijn arbeid gezegend. Als presidentcurator der Vrije Universiteit heeft hij een toewijding en liefde voor onze Hoogeschool getoond, die zeldzaam mag genoemd worden. Dat hij tegelijk als Curator der Theologische School optrad en daar zelfs tot hoogleeraar benoemd werd, , toont mede hoe Ds. van chelven, al verbloemde hij zijn liefdevoor e Universiteit nimmer, toch nooit partijman n den slechten zin des woords is geweest, n het vertrouwen van allen wist te winnen door den adel van zijn karakter.

Aan waardeering van groote mannen, men heeft het terecht opgemerkt, is onze tijd niet rijk. Des te meer moge het daarom geoorloofd zijn, bij een feestdag als deze met dankbaarheid te erkennen de rijke gaven van hoofd en hart, onzen kerken in dezen Dienaar des Woords geschonken.

Moge God de Heere nog lang hem sparen en zijn arbeid zegenen voor onze Kerken en voor de School der wetenschap.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 april 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Mijn Vader, Gij zijt de Leidsman mijner jeugd”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 april 1908

De Heraut | 4 Pagina's