Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vereenigingsleven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vereenigingsleven.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VEREEN. VOOR CHR.-NAT. SCHOOLONDERWIJS.

I.

Met meer dan gewone belangstelling zal door velen ditmaal ter hand zijn genomen het Jaarverslag van de Vgreeniging voor Christelijk-Nationaal Schoolonderwijs, omdat thans voor het eerst melding gemaakt wordt van de resultaten der wijziging van het schooltoezicht; welke wijziging het jaar 1907 voor de Vereenigicg van bijzonder.gewicht maakte.

Die reorganisatie dankte haar belangrijkheid aan het met groote eenstemmigheid op de 45e Jaarvergadering genomen besluit, om eene inspectie intest ellen.

Zulk eene inspectie is daarom van zooveel beteekenis, wijl in onzen tijd, nu door de verhoogde rijkssubsidie zooveel ten gunste van het Christelijk Onderwijs gedaan kan worden en ook gedaan wordt, en de finantieele positie zoowel van de scholen als van de onderwijzers zoo groote verbetering heeft ondergaan, hier en daar stemmen opgaan, die spreken van gevaren, welke verbonden zijn aan het ontvangen van subsidie, en van verslechtering van verhoudingen, welke reeds te constateeren zouden zijn.

En nu spreekt het wel vanzelf, dat als de inspectie goed werkt, door haar aan het licht zal komen, of inderdaad gevreesd moet worden, dat de gevaren, welke uit den aard der zaak aan alle inmenging van de zijde der Overheid in ons Christelijk onderwijs en aan de vergroote aantrekkelijkheid eener thans behoorlijk gesalarieerde betrekking bij dat onderwijs verbonden zijn, niet alleen als een dreigende wolk boven onze scholen hangen, maar ook reeds, — en, zoo ja, in hoe sterke mate — feitelijk nadeel aan het Christelijk onderwijs hebben toegebracht.

Met genoegen zagen we dan ook, dat de inspecteurs nóch eenzijdig letten uitsluitend op de uiterlijke omstandigheden, waaronder op Christelijke scholen onderwijs gegeven wordt, nóch ook, even eenzijdig, alleen op den geest van het onderwijs zelve, van de verhouding tusschen hoofd en onderwijzers, onderwijzers en bestuur, onderwijzers en ouders, school en kerk, en zoo meer, maar dat de inspectie inder daad haar arbeid zoo veelzijdig mogelijk opvat, en zoowel het een als het ander onder haar aandacht trekt.

Het mag zeker wel gezegd worden, dat de quaestie der inspectie van het Christelijk onderwijs, hetwelk ons Christenvolk zeer terecht zoo na aan het hart ligt, van genoeg beteekenis is om ook van deze plaats haar resultaten eens meer van nabij te bezien.

Als bij de meesten bekend mag wel verondersteld worden, dat de vereeniging het land voor den inspectiearbeid over bare 300 scholen ingedeeld heeft in vier afdeelingen, ieder met ééu inspecteur, en wel aldus:

R. Huizenga, Directeur der Kweekschool met den Bijbel te Groningen voor: Groningen, Friesland en Noord-Drenthe;

Dr. H. A. Weststrate, Directeur der Christelijke Kweekschool voor Onderwijzeressen te Zetten, voor': Zuid-Drente, Overijsel, Gelderland en Utrecht;

H. Bijleveld, Directeur der Gereformeerde Kweekschool te Amsterdam, voor: Noord Hol land en het Noordelijk deel van Zuid-Holland;

D, de Rijcke, te Middelburg, voor: het Zuidelijk deel van Zuid-Holland, Noord-Brabant en Zeeland.

Door het hoofdbestuur zelf werd de taak der inspecteurs in dier voege omschreven in een circulaire, welke het tot de aang; esloten vereenigingen richtte, dat zij in hartelijke samenwerking met de bestaande districtsraden, wier arbeid geenszins afgekeurd maar met groote erkentelijkheid gewaardeerd wordt, dbch die uiteraard niet geheel voldoende zijn kon, er naar hebben te streven, „om onder desHeeren zegen, onze scholen behulpzaam te zijn in de vervulling van hare hooge en heilige taak, om het uitnemende dat bij vele gevonden wordt, tot het gemeengoed van alle te maken. Wel staan onze scholen ook onder het toezicht, dat van rijks-en gemeentewege wordt uitgeoefend, maar hoe welwillend dit in het algemeen moge optreden, de hoogere belangen onzer scholen vorderen nog iets anders; vorderen vooral, dat tusschen de schoolbesturen en degenen, die hen van raad dienen, eene vertrouwelijkheid besta, die slechts in eenheid van levensdoel kan wortelen.

„Het toezicht der inspecteurs bezit natuurlijk hetzelfde raadgevend en leidend karakter als dat der districtsraden; vriendschappelijke samenspreking met bestuur en onderwijzer zal wel het voornaamste middel zijn, om invloed uit te oefenen."

Aangaande Inspectie A verneemt men, dat de verhouding van het personeel tegenover het bestuur en van de onderwijzers onderling goed is. Vooral bij die scholen, waar vergaderingen gehouden worden van het personeel en het bestuur samen, of waar b.v. deputaten van het bestuur de schoolvergaderingen bijwonen, waar dus het schoolbestuur op de hoogte tracht te komen met het eigenlijke onderwijs, en alleen ten opzichte van officieele dingen het hoofd het orgian is, waardoor het bestuur zijn wil bekend maakt aan het personeel, maar overigens het bestuur met het geheele personeel voeling houdt, daar zijn de verhoudingen tusschen het personeel onderling, tusschen het hoofd en de onderwijzers van bijstand en tusschen personeel en bestuur over 't algemeen zéér goed. De groote afstanden tusschen hoofd en onderwijzers vindt men in deze inspectie niei, Urwijl ook de verhouding tusschen school en kerk er meestal goed is.

In Inspectie C was op twee plaatsen merkbaar, dat de verhouding tusschen bestuur en hoofd niet geheel in orde was; een der beide hoofden is echter inmiddels reeds van standplaats verwisseld.

Overigens wordt met grooten lof gesproken over den ijver en de toewijding, welke aan den dag gelegd wordt docr de hoofdonderwijzers.

Met jeugdige onderwijzers had de inspecteur een paar malen minder aangename ervaring. „Eén verzekerde mij, dat hij geen controle behoefde, ook niet van zijn hoofd, omdat hij wel wist wat zijn plicht was. En een ander kon niet inzien, dat de republikeinsche school, die hij voorptond, zoo t€ verwerpen was. Dit zijn van die uitingen, die ons, ouderen, die den strijd voor de Chr. school langer of korter hebbeu meegemaakt, met weemoed vervullen en ons met nog meer ernst doen bidden: Heeret bewaar onze Chr. scholen voor zulke leerkrachten en behoud ons, wat Gij ons schonkt, niettegenstaande hunne onbezonnenheid en tegenwerking."

Van geen van de andere inspectiën wordt iets dergelijks vernomen, want van inspectie B en D, heet het, evenals van inspectie A, dat de verhoudingen er goed zijn.

Eigenaardig is het wel, dat het kwaad juist geconstateerd wordt in een inspectie, wier gebied omvat het terrein, waarop door de openbare onderwijzers zoo revolutionair wordt opgetreden. Het ligt dan ook voor de hand, dat enkele onzer jeugdige onderwijzers ongelukkiglijk gekomen zijn onder den verkeerden invloed, die van hun collega's bij het openbaar onderwijs uitgaat.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Vereenigingsleven.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's