Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den baaze oberwannen”,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den baaze oberwannen”,

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den booze overwonnen. Want gij zijt sterk, en het woord Gods blijft in U, en gij hebt den booze overwonnen. I Joh, II 13» en \i, c.

De apostel Johannes heeft in zijn eersten brief een afzonderlijk woord voor de „kinderkens" en voor de „vaders, " en, tusschen die twee in, een geheel eigenaardig, verrassend woord voor de „jongelingen". Tot hen toch zegt hij: „Jongelingen, gij hebt den Booze overwonnen, " En op die verrassende verklaring legt de apostel zelfs zoo bijzonderen nadruk, dat hij ze in het onmiddellijk volgende vers letterlijk herhaalt, en nogmaals betuigt: „Ik schrijf u, jongelingen, want gij zijt sterk, en gij hebt den Booze overwonnen." Vooral die tusscheninvoeging: „want gij zijt sterk, " verdient hier de aandacht. Er blijkt toch uit, dat de apostel niet doelt op een enkele verzoeking, waarin ze den Booze weerstaan hadden, maar wel degelijk het oog heeft op hun principieele positie in de gemeente Gods. Niet in de kinderkens, en niet in de ouderen school de wezenlijke kracht der gemeente, maar 'va. de jonge mannen. Wat door „jongelingen" vertaald is, sloeg toch, naar Grieksch taaieigen, op jonge mannen voor het minst tot 25jarigen leeftijd.

Natuurlijk mag dit niet zonder meer op de jonge mannen van nu worden overgebracht. Het was toen Johannes schreef de eerste bekeeringstijd. Uit Joden en heidenen werd de gemeente saamgeroepen^ en onder hen die den stap van overgang deden, en bij het kruis van Christus de knie bogen, zag de apostel ook vele cordate jongs mannen, die door alles heenbraken, en door geen tegenstand zich lieten afschrikken om den heiligen doop te vragen; en het zijn deze jonge mannen, die de apostel met zoo hooge ingenomenheid begroet, en van wie hij getuigt, dat ze sterk zijn, en den Booze hebben overwonnen.

Let wel, de apostel vermaant ze niet, om den Booze te weerstaan. Neen, hij zegt, dat ze dit gedaan hebben, en dat ze in dezen strijd tegen den Booze overwinnaar zijn gebleven. De strijd ligt achter den rug, de zegepraal is door hen bevochten. In het hoofdtrefïen, toen het op leven en dood ging, bleef hun de victorie, zoodat, voor wat hun hart aangaat, , het pleit voor eens en voor altoos beslecht is. De aanval van den Booze is afgeslagen. Ze hebben hun ziel vrijgevochten. Geen satanische macht kan ze thans meer uit de hand van Christus rukken. Kloek, dapper en sterk zijn ze, toen het om hun ziel voor eeuwig ging, uit de omklemming van den Booze vrijgekomen. En nu ontvangen ze in de Schrift het tot tweewerf herhaalde getuigenis der eere: Als apostel van Christus „schrijf ik u, jonge mannen, want gij zijt sterk en hebt den Booze overwonnen."

Ook nu komt het voor onze jonge mannen op het voeren van even beslisten strijd aan.

Zeker, ook op later leeftijd kan men zich aan Jezus overgeven. Er zijn zelfs grijsaards tot Jezus toegebracht. Maar op later leeftijd draagt onze toebrenging tot Jezus toch nooit dat koninklijke karakter. Dan toch is men eerst jarenlang door den Booze gevat, en geknakt, en half ten onder gebracht geweest. Men heeft dan zijn giftige wonden beloopen, die soms levenslang nabloeden. Men komt er dan wel, maar wordt er doorgesleurd. Men blijft dan een Christen die op krukken loopt. En nooit kan tot zulk-een het triomfwoord uitgaan: „Gij zijt sterk en hebt den Booze, bij zijn eersten aanval op u, overwonnen."

Bij den in den jongen man dntluikenden wasdom van de volle levenskracht is het gevaar van in de handen van den Booze te vallen het sterkst.

In elk opzicht.

Reeds aanstonds spreekt in de tinteling van het bloed de hartstocht van het zinlijk leven. De wilde hartstocht naar de vreemde vrouw, naar de orgiën van Bacchus, naar baldadigen overmoed, naar prikkelende uitspatting. Het is de overmaat van levenskracht die zich uiten wil.

Doch daarbij blijft het niet.

Het ontwakende leven in ^den jongen man werpt zich op alles. Hij wil vrij zijn. Allen band van gezag en tucht wil hij afwerpen. Hy wil zich voelen en weten als zijn eigen heer en meester. Waar zou hij voor uit den weg gaan? Waar zou hij zich nog aan storen? Ën daarom heeft alles wat tegen de bestaande orde der dingen ingaat, voor hem zoo sterke bekoring. Nog te bidden lijkt hem zoo wonderlijk, nog te danken een overtollige, den jongen man eigenlijk onwaardige ceremonie. Hij voelt toch de kracht om te leven, en de kracht om zichzelf zijn weg door het leven te banen, in zijn eigen opbruisend bloed en in zijn sterke spieren.

Vandaar de groote aantrekkelijkheid die voor den jongen man in elke negatie ligt; in wat het oude weerspreekt en een nieuwe wereld tot aanzijn belooft te roepen. Hij verstaat den Bijbel niet, en vindt hem niet pittig genoeg. Hij is er aan ontgroeid en vindt hem te flauw. Hij gaat meê met de nieuwe denkbeelden, met kerschversch aan de markt gebrachte idééën. De sterke geesten willen van geen God meer weten, en een sterke geest is immers ook hij.

Zinnendienst en drift van geestelijke onaf» hankelijkheid, dat zijn de twee strikken, waarin de Booze den jongen man poogt te vangen. Lukt het met den éénen strik niet, dan spant satan den jongen man zijn tweeden strik. En het jammerst is, dat zoo menige vader en moeder denkt: „als mijn jongen maar niet in de zinnelijkheid onder gaat, laat hem dan wat vrijer denken, dan is mijn kind toch niet verloren"! En dan lacht satan met duivelschen lach, en denkt: „Als ik uw kind maar heb, hoe is mij om 't even!"

De apostel vat de jonge mannen van zijn dagen in hun zwak. Ze waren sportliefhebbers van de sterkste soort. In Griekenland blufte elk jong man er op, sterk van spieren te zijn, en in den wedkamp zijn man te kunnen staan. In de Olympische spelen gelauwerd te zijn, gold in Griekenland voor een jong man als de hoogste glorie. Sterk te zijn en den machtigen tegenstander overwonnen te hebben, was de hoogste levensroem.

En nu keert de apostel zicK tot die enkele onder deze jonge mannen, die er de wereld en alle aardsche glorie aan hadden gegeven, om voor Jezus als hun Koning de knie te buigen, en hun roept hij toe: „Gij zijt de wezenlijk sterken, gij hebt, niet met uw spieren, maar met heel uw ziel en heel uw geest den wedkamp aangegaan, en in dien wedkamp hebt gij den hoogsten triomf behaald, want gij hebt den machtigsten tegenstander neergelegd; immers gij hebt den Booze overwonnen.

Niet zoetvoerig en niet zoetsappig spreekt hij hun aan, alsof ze verweeklijkte jonge mannen zonder moed, zonder kracht en zonder durf waren. Integendeel, hij roept ze uit als hoogste overwinnaars in de machtigste geestelijke worsteling, in de worsteling die nog zeer verre boven de worsteling der spieren in het Olympische spel uitging.

Wat toch was de machtigste athleet, die in het worstelperk aanviel, vergeleken bij de macht van den Booze? Was de^^«^ niet veel sterker dan de spier? Had niet satan over heel een wereldovermocht? Hoe hoog stond dan Jezus niet boven alle overwinnaars in het nationale worstelperk? Hij die zeggen kon: „De overste der wereld komt, maar hij heeft aan mij niets. Ik heb de wereld overwonnen!"

Ouders, ziet daarom toch op uwe zonen toe, Weest in uw opvoeding niet lief sentimenteel; dat geeft niets. Den knaap houdt ge daarmee nog vast, maar den jongen man niet. Laat de geestelijke koorden dan niet slap hangen, maar weest zelf geestelijk sterk, en sterkt uw opgroeiende zoons.

Denkt niet: „Laat ze nu maar eerst vrij geestelijk uitvliegen, later komt dat wel terecht, " Neen, goed terecht komt nooit, wat ge eerst zelf met uw eigen gedogen zich liet bederven,

Zet door, houdt aan en rust niet, eer uw jonge mannen fier en kloek en met beslistheid de keuze voor den Christus, als den eenig aanbiddelijken overwinnaar over wereld, zonde en duivel, gedaan hebben. Laat ze, door voor den Held Gods te kiezen, zelf helden worden. De beslissende keuze vroeg gedaan, maakt ze zoo dubbel sterk en bewaart ze voor zooveel geestelijke ellende.

Wie vroeg met den Booze afrekent, staat levenslang sterk tegenover zijn verzoekingen, en wordt als overwinnaar door Gods engelen gekroond.

Maar dan ook geen gevoelsopvoeding, geen overzoetsappige lieüijkheden. Jonge mannen van kloeken aanleg en met een echt jongenshart in den boezem, wint ge daar toch niet door. Doet als de apostel en zoekt het bij uw jonge mannen in de ontwikkeling van een hoogere kracht. Leidt ze in de worsteling der eeuwen in, in de reusachtige worsteling van den Leeuw uit Juda's stam tegen den machtigsten geest, dien God onder, zijn engelen geschapen heeft. Neemt ze in dien strijd der eeuwen met heel hun hart en heel hun ziel op.

En doe de Heere onze God, als vrucht van uw mauvjke opvoeding, steeds meer onder onze Christen jonge mannen het aantal toenemen van hen, die niet vreesachtig van verre staan, maar van wie de apostel ook nu nog zou getuigen: „Mijn jonge vrienden, gij zijt sterk, want gij hebt den machtigsten wederpartijder, gij hebt den Booze overwonnen !

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 augustus 1908

De Heraut | 2 Pagina's

„Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den baaze oberwannen”,

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 augustus 1908

De Heraut | 2 Pagina's