Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Net gemeen geloof.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Net gemeen geloof.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Namelijk zijn woord, door de prediking die mij toebetrouwd is, naar het bevel van God onzen Zaligmaker; aan Titus, mijnen rechtgeaarden zoon naar het gemeen geloof. Titus 1:3,

Het geloof is het persoonlijkste in ons geestesleven, en toch van den anderen kant is niets zoo zeer als juist ons geloof van anderer geestesstemming afhankelijk.

Een jong kind, dat in den kring van vader en moeder nog heel zijn wereld bezit, en in dien kleinen kring bet gebed zijner ouders beluisterde, lijk met hen was onder de Schriftlectuur, en alle ding van zijn jonge leven, tot zelfs het geringste, met zijn God en Heere in verband placht te brengen, weet eigenlijk nog niet wat twijfel is. Zqn geloof is de ademtocht van zijn ziel. Hij weet niets anders en verstaat niets anders, of het stille geloof ia de atmosfeer waar heel het leven in omgaat. En het geloof van vader en moeder, dat den toon in heel 't huis aangeeft, draagt ook zijngeloof, stut, steunt en stuurt het.

Het geloof is hem met zijn ouders gemeen. Gemeen met heel 't gezin waarin hij leeft. Het is of niemand van zulk een gezin een eigen geloof koestert, maar alsof allen saam voor één geloof leven, en dat ééne gemeene gelooi geeft den toon in heel het gezinsleven, - en zoo ook in zijn hart aan.

Later, als 't leven buitenhuis toenam, en er dus ook aanraking kwam met allerlei personen, voor wie 't geloof niet meetelt, ja, straks zelfs met personen die tegen het geloof overstonden en het bestreden, werd ook het eigen geloof wel geschokt, en sloop er wel soms twijfel in de ziel, maar dan was er toch altoos weer het gezin, en de vriendenkring, en zijn ouders, én de Kerk waartoe hij behoorde; en zoodra hij in dien drievoudigen kring zich weer terugtrok, was het of de slap geworden stengels van de plante zijns geloofs zich weer ophogen, en dan viel het vol gelooven hem weer zoo veel lichter. Hij was dan weer met anderen, met wie hij het stil geloof van vader en van motA^ï gemeen had, en die het gemeen hadden met hem. Zoo werd het weer een saam gelooven. Het aan boord zijn op eenzelfde scheepken. Het saam voor elkander instaan en lotgemeen zijn. En in dat gemeenschappelijk besef, leefde ook het eigen geloof weer krachtiger op. Het ontving een nieuwen prikkel. Het beheerschte weer het volle zielsbestaan.

Het sterkst voelt ge dit bij het gebed, waartoe ge in anderer tegenwoordigheid komt.

Het innigste gebed is het gebed met uw God onder vier oogen, als we ons zoo mogen uitdrukken; het gebed in de binnenkamer. Het gebed als eerst de deur gesloten is. Het gebed van het kind met zijn Vader alleen.

Maar er is ook velerlei gebed in anderer tegenwoordigheid. Aan uw maaltijden. Bij het openen van vergaderingen. Bij plechtigheden. Op hét graf. En dan zijt ge niet alleen; dan zijn er anderen bij u; en dan is het ongelooflijk, hoeveel er ^voor den toon en den ernst van uw eigen gebe'd van den toon en stemming dier anderen afhangt.

Zijt ge dan bijeen met niets dan geestverwanten, die denken zooals gij denkt, die gelooven zooals gij gelooft, en die 't bidden verstaan zooals gij 't verstaat, dan schept de heiligheid van 't gebed een heilige stilte om u, ge gevoelt dat hart met hart ineensmelt, en er wordt door u met die anderen saam gebeden als uit één gemeen geloof, haast zeiden we, al$ uit één hart en één ziel.

Heel anders wordt dit reeds, als ge weet of merkt dat er personen bij zijn, die niet gelooven of althans niet gelooven zooals gij. Reeds dan wordt de heilige, gewijde stemming ten deele gebroken en ontwijd. £n gebeurt het u ten slotte, dat ge in een kring komt, waar niet meer gebeden wordt, en alle geloof is verzaakt, en waar gij toch van het gebed niet wilt aflaten, dan is bet u soms of er een ban om uw hart wordt geslagen, of de stem a in de keel stokt, en al is er nog maar éen bij, die bidt evenals gij, dan geeft reeds die éene u ontspanning en verademing.

Het is het gtmeen geloof, dat dan het ge meenschappelijk gebed draagt, en als ge alleen gelooven moet onder de velen die ««/gelooven, kan het u soms te moede worden, of ge van de vleugelen van uw geloof alle stofgoud verloort.

Geloof kan daarom een geheel privaat, eigen bezit zijn, maar dit is bet nooit anders geweest dan bij zeer enkele uitverkoren geloofshelden, die als nog een wolke van getuigen de bewondering van beel Gods kerk wekken.

En dan komt er wel een oogenblik in ieders persoc^lijk leven, waarin hij voor zii^h-zeli moet uitmaken, of hij zijn geheele existentie, voor nu en eeuwig, op de ééne worp van het geloof steitj maar dat is het afdalen en inzinken in de diepten van het leven, gelijk het ook bij ons sterven voorkomt, waar wij alles verlaten en alies ons verlaat, om ons tenslotte geheel eenig en alleen met onzen God te laten sterven en nog stervend Hem te omklemmen met een cuverwinlijk geloof.

Maar in die diepten leeft ge slechts in enkele beslissende oogenblikken van hoogen ernst. Uw gewone leven is dat niet. Uw gewone, dage gelijksche leven wordt doorleefd in de wereld van de kinderen der menschen, en naar dan uw levenskring is, wordt ook de vorm dien uw geloof aanneemt, en die vorm kan niet anders dan communaal zijn. D. w. z. een geloof dat ge met anderen deelt, dat u met anderen gemeenschappelijk is, dat ge saam bezit en waarvan ge saam geniet.

Leeft gt; toch en arbeidt ge den lieven langen dag onder menschen, die uw geloof niet met u gemeen hebben, dan gebeurt er van tweeërlei één. Dan komt ge óf in botsing, kunt ge het er niet langer uithouden en gaat er uit, óf wel aan alle geloof wordt.het zwijgen opgelegd, er valt geen geloofstoon meer te beluisteren, en de anderen die niet gelooven, stellen u de wet.

Nu kan a dat opgelegd zijn." De Heere kan u een levenspositie geven, waarin ge uw geloof stil als in uzelf verkroppen moet. En komt u dat van uw God toe, dan kan Hij u een hoog vertr. k zijn, uw gelooi een harde school laten doorloopen, en u worstelend toch het hoofd doen boven houden; maar zulKe dagen en tocstarden doorleeft ge dan toch onder gedurig gemi; , en komt ge dan weer even in een kring van broederen, waar aller geloof uw geloof toespreekt, dan voelt ge toch opeens weer, wat gloed, wat bezieling, wat warmte, wat geestelijke vreugde er uitgaat van \itX gemeen gtXooï.

De Apostel schreef aan Titus van Aiigemeen geloof, dat hem met Titus gemeen was, omdat Titus bet door heni had ontvangen. Dat is het gemeen geloof door geloofsgeneratie. Maar veel breeder is natuurlijk de kring van het gemeen geloof onder de broederen. Dan hangt het niet aan de vrstg, door wien iemand tot het geloof gebracht i^^, maar alleen aan die andere vraag, of men saam het gemeen geloof bezit.

En dan zijn er in dit gemeen geloof drie kringen. H t gemeen geloof met uw Christelijke vrienden, ilet gemeen geloof met de leden van uw kerk. E i het gemeen geloof met een ieder die, evenals gij, voor Christus, zij 't dan in een andere kerk, tegenover de-wereld kiest.

In den > : Dgsten van die drie kringen is het gemeen geloof het innigst. Het spreekt dan uit gelijke zie Iservaringen. Het went zich aan gelijkaoortige wijze van uitdrukking. Ge zingt liederen, é'.i ge saam ingestudeerd hebt. Het is het gemeen ^Aooi op zijn intiemst, zoo dat ge in alles elkai^der verstaat, in alles eender denkt, en saam a? n uw geloof eenzelfde uiting geelt.

Breeder, maar reeds minder intiem, is het gemeen geloof met uw kerk. Op een klein dorp gaat dat nog. Maar in een groote stad kent ge dan elkmder veelal zelfs van aangezicht niet. Er is geen omgang. Er is geen in het geloof saamlevec. En alles trekt zich saam in 't saam belijden van eenzelfde uitgewerkte waarheid.

Maar zelfs daarbij moogt gij 't niet laten. Is uw kerk klein, is ze slechts in één land met andere kerken aaneengesloten, dan geefi 't u op v-ifre na niet den machtigen indruk van het Koninkrijk van Christus, dat onder alle natiën an volken, tot aan het uiterste der aarde, zich in geloofsgemeenschap openbaart.

En daarom, wilt ge krachtig staan, en door bet gemeen geloof, met het oog op heel de wereld, gedragen worden, dan is er nog een derde aansluiting noodig, een aansluiting der ziei aan aU^n die, onder we'k volk of natie dan ook, voor Christus als onzen Koning roepen. Dat geloof is dan niet zoo intiem, de belijdenis van dat geloof is dan niet zoo uitgewerkt. Maar dit heeft het, dat het uw persoonlijk geloof draagt met al de kracht van een gemeen geloof, dat als een macht in de wereld zich openbaart, en het leven der wereld beheerscht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 september 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Net gemeen geloof.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 september 1908

De Heraut | 4 Pagina's