Buitenland

Duitschland. Een woord van den director van het seminarie der Broedergemeente,

Wij meldden het droei verloop dat de jongste Synode der Broedergemeente gehad heeft en welk een aandeel bij hare handelingen de director van het Seminarium dier gemeente, Roy, had. Wij zijn nu in staat de woorden mede te deelen, waardoor hij te kennen gaf. dat bij tot beoefenaars der moderne schriftcritiek te rekenen is. Hij begon met de belijdenis: „God was in Christus, God volgens zijn innigste wezen in de volkomen volheid zijner heerlijkheid en zijner erbarisende liefde. Maar wijl ook de groote knechten Gods, die in de Heilige Schrift vol van de kracht des Geestes tot ons spreken, doch te gelijk ook slechts vermoedend (ahnend), stamelend en in een vorm (Abglanz) van aardsche beelden en gedachten van dit grootste wonder aller tijden en van deze ondoorgrondelijke diepten van Goddelijke verborgenheid en Goddelijke majesteit spreken konden, daarom is voorzeker hier voor mij en voor menigeen mijner broeders een grens van het kennen, die anderen wellicht niet op die manier en zoo spoedig erkennen. £n daarom zeg ik: „wanneer ik dit wonder vatten wil, zoo staat mijn geest eerbiedig stil." Voorheen werd alles gesteld op dat ééne woord: „Christus de Zoon Gods." Ja, mijne broeders, wanneer dit woord niet gebruikt wordt in den zin eener kerkelijke leer; wanneer ik het gebruiken mag, gelijk onze Heiland voor den Hoogepriester, dan belijd ook ik het: „Christus was de Zoon Gods." Het is voor ons, die den arbeid in Gnadenfeld doen moeten, ontzaglijk zwaar, wanneer we ons in vele dingen gesdieiden zien van onze oudere broeders. Ja, wat was er heerlijker dan wanneer men ook in zijn belijden kon overeenstemmen I Daarom verheug ik mij in den dag, waarop wij van geloof tot aanschouwen en van de onvolkomenheid tot de volkomenheid zullen overgaan, waarbij alles wat wij in dit leven gedacht en beleden hebben, het zij deze of gene Theologie, van ons zal afvallen als een schamel aardsch gewaad. De vraag: „Wat dunkt u van den Christus? " is tot een beslissende vraag gemaakt. Is het werkelijk in de Broedergemeente de eerste vraag: wat zijn uwe leermeeningen, wat denkt gij over den Christus? Is het niet allereerst de vraag: Hebt gij uwen Heiland lief? Op deze vraag hebben onze vaders geantwoord. Op deze willen wij allen met een vroolijk „ja" antwoorden. Zouden wij niet in de verwarring der kerkelijke en Theologische verhoudingen van onzen tijd, met deze belijdenis door alle tegenstellingen ter rechter-en ter linkerzijde juist tusschen door gaan en allen de hand reiken, die onzen Heere Jezus in onverderfelijkheid liefhebben? ”

Tot ons leedwezen verandert ons oordeel, doordat wij de woorden van director Roy in hun geheel lazen, in het geheel niet. De Synode der Broedergemeente heeft het fundament der Schrift verlaten, door de vraag van den Christus zelven: „Wat dunkt u van den Christus? " als van minder belang op zijde te zetten. Mocht het in verloop van tijd blijken, dat de Synode, die zich niet principieel tegen den director van het seminarium stelde, niet vertegenwoordigde wat in den boezem der Broedergemeenten leeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen