Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Doortbreten als de kanker”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Doortbreten als de kanker”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hun woord zal voortvreten gelijk de kanker; onder welke is Hymenéüs en Philétus. 2 Tim. a ; 17.

In de stoffelijke wereld teekent zich gedurig het schaduwbeeld van het geestelijke. In de natuur om ons heen is, als in goddelijke prenten, ons innerlijk bestaan afgebeeld. Die natuur heeft daarvoor een eigen taal, een eigen penseel, en eigen palet. Het is alles anders, dan we 't ons in onszelven bewust zijn. £a toch springt de overeenkomst en de gelijkenis gedurig in het oog. Als door een donkere groep in 't zwerk plotseling een lichtstraal breekt, en ons hart was toen somber gestemd, bijna pessimistisch, maar onverwacht klaarde een verrassing daarbinnen de donkerheid op, dan voelen we die twee als één; dan is het aan dat zwerk en in ons hart één gebeuren, en dan vertolkt dat zwerk ons het omslaan van onze zielsbevinding op een zoo sprekende wijs, als cnze menschelijke taal 't niet kan. Prenten bij den tekst verklaren vaak beter dan die tekst zelf wat geschied is, en zulk een geïllustreerde vertolking van wat er in ons hart omgaat, geeft Hij, die die natuur en dat hart beide schiep, in het plantenrijk en in het dierenrijk, in de diepten der aarde en in 't zwerk, beter dan de beste verluchter het kan.

De gelijkenissen toouen u, wat Jezus met die beeldspraak in de natuur tooverde. ^eel de Schrift komt in een stroom van beeldspraak u toevloeien. Het is zooals onze Confessie zegt: We kennen God uit twee dingen, uit de natuur en uit het Woord. £n zoo als het met de Godskennisse is, zoo ook is het met alle kennisse van het geestelijk leven. De kennisse gaat uit in spraak en beeldspraak. Ia sprake door het Woord en in sprake door het Beeld. Woord en beeld ze zijn voor God één, een tweezijdige uitdrukking van zijn Goddelijk bedoelen. £n daarom verarmt ge uw geestelijke wereld, zoo ge enkel redeneert. Bij de bibliotheek met de boeken hoort het museum met zijn kunstschatten, en bij beide hoort het rijke, volle leven, het leven in de schepping om u heen en het leven in de schepping van uw zielsbestaan. En hoe die beide ook uiteenloopen, toch verbergen ze een hoogere eenheid.

Een achildeiij kan in verren, een muziekstuk in tonen, en een dichtstuk in wooiden uit-I drukking van éénzelfde levenstrilling zijn, We hebben een oog, een oor, en een hand om te tasten; en alleen wie als ongedeelde mensch in de ongedeelde schepping den vollen levenstoon opvangt, bestaat rijk naar den rijkdom dien zijn God hem heeft toegedacht.

De onzienlijke dingen worden nu eenmaal uit de schepping verstaan en doorzien, en gelijk Jezus het uitsprak: De gelijkenissen zijn in de natuur verborgen van de ure der Schepping aan.

Dit gelijken van het één op 't ander, van geest op natuur en van natuur op geest, gaat nu ook door als in beide zich 't bederf openbaart. Zonde en ellende hoortn niet alleen bij elkaar, maar gelijken op elkaar. Het bederf dat opkomt, volgt in beide één. proces. En hoe scherper ge uw innerlijke krankheid ontleedt, en vergelijkt met de krankheid van het lichaam, hoe meer ge gedurig overeenkomst ontdekken zult.

Zoo neemt de apostel hier de kanker, niet specifiek, maar als 't algemeen verschijnsel dat zich soms in het menschelijk lichaam een eigen levend element, dat er niet in hoort, in de •liezen vastzet, en, eenmaal vastgezet, op het lichaam teertj zich steeds in het lichaam uitbreidt; zoodra het in het zenuwweefsel invreet, de vreeslijkste pijnen veroorzaakt; en in 't eind heel 't leven verwoest. Het gezwel, dat de apostel hier als beeldspraak kiest, zet zich vast, vreet in, vreet voort en vernielt.

Komt 't uit, dat zulk een proces in uzelf of bij een uwer lieven begonnen is, dan slaat u de schrik om 't hart. Ge rust niet, eer althans een poging is aangewend om 't kwaad te stuiten, en 'tzij de chirurg daartoe het ontleedmes hanteert of de medicus het medicijn er tegen uitkiest, gij zelf, uw arts en heel uw omgeving weten, dat als 't kwaad niet gestuit wordt, het leven er meê gemoeid kan zijn, want dat het kankergezwel nooit rust neemt, maar altoos voortvreet, en steeds dieper zijn wortelen doet indringen.

Is dit nu zoo bij de kanker van het lichaam, waarom, zoo roept de apostel aan Christus Kerk toe, waarom dan stilgezeten en rustig toegezien, als gelijksoortig kwaad op geestelijk gebied invreet?

Waarom ook dan niet toegetast en doorgetast tot het kwaad of uitgesneden of gestuit is?

Zie toe, wat mannen als Hymenéus en Philetus drijven, is een geestelijk kwaad, dat inde gemeente, en in de zielen der gemeenteleden, voortvreet juist als de kanker.

Ongemerkt, maar onweerstaanbaar, en altoos ten verderve.

Laat nu Hymenéus en Philetus rusten. Op hun naam, en op wat zij juist deden, komt 't niet aan. Waar 't op aan komt is maar, dat ge uit de krankheid van het lichaam de les trekt voor de krankheid in het geestelijk leven.

In het lichaam, nu eens koorts, dan bloed armoede, dan een gif dat in het bloed sloop, en zoo ook de gangreen en de kanker. En evenzoo zijn de verschijnselen in den geest Koortsachtige overspanning, geestelijke anemie, microben of bacillen die onze verbeelding ver pesten. Schier elk ziektebeeld is een beeld ook van geestelijke krankheid. En uit deze kiest nu de apostel het ziektebeeld van de kanker uit, om u vooral hiertegen te waarschuwen, dat er ook geestelijke booze elementen kunnen zijn, die in het bewustzijn, in den geest zich vastzetten, en, schieten ze eenmaal wortel, als een parasiet u geestelijk uitputten, en al voortvretend, uw geestelijk leven ten leste dooden.

Hoe dikwijls heet 't niet dat de leer er niet op aan komt, zoo 't leven maar puik is. Voor de waarheid wordt men dan onverschillig. Op de waarheid staan heet dan letterzifterij, spijkers op laag water zoeken, dorre schriftgeleerdheid, en immers op het reine leven alleen komt het aan. En als er dan ouderen zijn die waarschuwen, dat dwaling zedelijk verzwakt en ketterij in 't eind altoos het leven zelf aantast, dan heet dat ketterzucht en letterdienst, en gaat de ban tegen deze kettermeesters uit.

Maar het eind draagt den last.

Zie maar, hoever we nu reeds in het maatschappelijk leven zijn gekomen. Nu alle waarheid is losgelaten, en voor strikte zuiverheid van belijdenis de eerbied week, is na niet veel meer dan een halve eeuw het zedelifk leven reeds autonoom verklaard, met de waarheid Gods ook de wet Gods gesprongen, en is het stuivertje wisselen tusschen deugd en ondeugd reeds een woordenspel zelfs op vrouwenlippen geworden. l g o

Houd daarom aan de waarheid vast, handhaaf ze, verdedig ze, maak er u in thuis en zet er uw denken in vast; maar handhaaf ze ook in de toepassing van haar zedelijk uitvloeisel op u zelf. s i a p v

Phantaseer niet, maar belijd. Belijd dezelfde waarheid waarvoor de martelaren hun bloed vergoten. Die kostelijke, heerlijke waarheid, die de vrucht is van de geestesworsteling van straks twintig eeuwen. Maar zie even scherp op de kanker in uw eigen zielsleven toe. Denk maar hoe het Antinomianisme va^k invrat in de geesten en de ziel verkankerde. a n u i m

En ditzelfde nu wat bij het Antinomianisme elke rechtgeaarde ziel voelt en tast, werkt evenzoo bij kleinere afdelingen. Verzwak in uw ziel den eerbied voor Gods rechtvaardigheid, voor zijn hooge souvereiniteit, voor zijn heiligheid, en aanstonds sluipt er zwakheid ook in uw zedelijk zielsbestaan. b

Eerst kleine zondetjes, die ge u zelf vergeeft, die ge niet telt, en die ge feitelijk koestert. En keert ge dit kwaad niet, dan komt het tweede stadium. Zulk een zondetje van karakter, van humeur, van zinnelijken zin, van hoogmoedigen aard, van verleidelijk egoisme, r/oidt gewoonte. Ens gewoonte wil zeggen, dat het gangreen zich a bij u vastzet. En is het eenmaal vastgezet, dan e slaat 't zijn wortelen al dieper in u, tot de gewooHiezonde u tot een hoezemtende wo waar satan dan achter zit, om 't als een kanker in uw zielelcven te doen voortvreten. a d l i o d o

Zulk een zonde hangt dan altoos met een dwaling in u saam. Waarheid en Heiligheid vormen een zyzygic, een door God gesloten huwelijksband. Dwaling leidttot zonde, en zonde leidt tot dwaling. r z dl w

En daarom, zie toe. Vergeef uzelven't kleine in de zonde nooit. Maar zooals ge voor uw lichaam angst zoudt hebben, als over de lippen van uw arts het woord van kanker kwam, heb zoo ook angst voor uw ziel, als de kanker daarbinnen zich openbaart. w ws

Vrees den Heere uwen God, en Hij zal uw heelmeester zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 september 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Doortbreten als de kanker”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 september 1908

De Heraut | 4 Pagina's