Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Daarom konden zij niet gelooven”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Daarom konden zij niet gelooven”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom konden zij niet gelooven, dewijl Jesdja wederom gezegd heeft: Hij heeft hunne oogen verblind, en hun hart verhard; opdat zij met de oogen niet zien, en met het hart niet verstaan, en zij bekeerd worden, en Ik hen geneze. Joh, 12 ; 39, 40.

Als ge er niet over heen leest, 'maar 't indenkt wat het zeggen wil, dat die honderden en nogmaals bonderden te Jerusalem, die het Evangelie van Jezus' eigen lippen opvingen, „niet konden gelooven, omdat God hun oogett verblind had", beklemt een angstig gevoel uw hart. Het is ééne roepstem om te gelooven, die door heel het Evangelie klinkt, en hoe het dan daarmee te rijmen, dat God zelf iemand het oog verblindt, zóó dat hij niet gelooven , & ? «? Een wreede gedachte, die nog harder u aandoet, als ge leest hoe er bij staat: „God heeft hun oogen verblind en hun hart verhard, opdat ze met de oogen niet zien en met het hart niet verstaan, en zij bekeerd worden en Ik hen geneze.”

Valt hier dan a? , n misverstand van de zijde van de apostelen te denken? Stellig niet, want door hen werd slechts toegepast op wie om hen stonden, wat reeds eeuwen geleden aan Jesaia in heilige profetie voorzegd was, en wel voorzegd in het eigen roepingsvisioen van dezen machtigen profeet. Slechts „een tiende deel" van Jesaia's tijdgenooten zou aan zijn prediking geloof slaan. Al de anderen zouden zijn boetprediking verwerpen. En opdat deze droeve uitkomst hem niet zou ontmoedigen, wordt hem, eer hij zijn prediking beginnen gaat, van Godswege aangezegd, dat de uitkomst wel zoo moet zijn, want dat God zelf der Joden hart had verhard.

En ook de toepassing hiervan op Jezus' dagen was geen vrucht van apostolische overspanning. Of had niet de Christus het zelf tot zijn twaalven uitgesproken: Het is u gegeven de verborgenheid des Koninkrijks te verstaan, maar door gelijkenissen spreek ik tot hen die buiten staan, en dat wel opdat zehoorende hooren en niet verstaan, opdat zij zich niet te eeniger tijd bekeeren en hun zonden hun vergeve worden." (Mark. IV:11, 12)

Die pijnlijk harde waarheid komt ons alzoo toe van profeten en apostelen, en, wat aan alle aarzeling die nog kon opkomen, een einde maakt, uit de prediking van Jezus zelf.

Ge behoeft dus niet met de meewarigheid van uw gevoel, noch met de teederheid van uw liefde voor anderen bij het lezen van dit woord te pronken. Ge zult u toch niet inbeelden, dat uw medegevoel met menschelijke ellende dieper gaat dan dat van J.ezus, of dat uw liefde voor den naaste die van Jezus overtreffen zou. Welnu, desniettemin heeft de

Christus dit profetisch harde woord niet alleen aanvaard, maar er zich naar gedragen, en juist met het oog op dit ontzettend woord, zijn prediking omfloersd met het kleed der gelijkenissen.

Merk nu wel op, dat er niet staat: „Ze «///rf< r« gelooven, maar ze > 5ö«(f< r« niet, omdat God zelf hun oog verblindde". Van eenigen wil om te gelooven in den Christus, wordt bij deze schare met geen woord gerept, en wat er bij staat: „opdat ze zich niet bekeeren en God hengeneze", beteekent in het minst niet, dat de wil om in Jezus te gelooven, aanwezig was.

Het roepiugsvisioen van Jesaia, waaraan dat woord ontleend is, toont 't wel anders. £r was geen sprake bij Jesaia van keidenen, die tot het volk van God nog eerst gebracht moesten worden, maar van echte liraelieten die tot het volk van God behoorden; die er uit geboren waren; en die het teeken des Verbonds hadden ontvangen, maar die innerlijk met het heilige gebroken hadden; die het Verbond hadden vertreden; die den God der vaderen hadden getergd; en die nu, luchthartig als ze waren, als er een Hiskia of Josia optrad, weer even luchthartig de huik naar den wind zouden hangen, en zich geheel uitwendig aan de herstelde heilige orde van zaken zouden aansluiten. En dit spelen met het heilige moest gestuit. Daarom werd hun zonde en at val gestraft met verharding des harten. Hunner kon en mocht geen deel zijn aan hei heil, dat tegen hun lust en bedoelen in, bij het doorzetten van Gods raad, in Israel openbaar zou worden.

Er ii toen, vier eeuwen voor Christus komst, in Israel heil gedaagd. De afgoden zijn in Judea verbroken. Het af hoereeren naar vreemde goden is gestuit. De dienst van Jehovah is in zuiverheid hersteld. Een tijdlang heeft Israel zelfs zijn zelfstandigheid herwonnen. Maar aan dat heil heeft het afvallige geslacht geen deel gehad. Ze zijn in Babel gebleven, of naar Egypte gevlucht, of verstrooid onder andere volken. En teruggekeerd is alleen dat „tiende deel" waarvan aan Jesaia voorzegd was, en dat tiende deel, maar meer niet, [genoot weer in de erve der vaderen, en heeft er weer psalmen des lofs en der aanbidding gezongen voor Jehovah.

Aan dien hernieuwden gelukstaat mochten daarentegen de afvalligen geen deel hebben. Waren ze meê teruggekeerd, ze zouden opnieuw alles verdorven hebben. En daarom spreekt er zich een rechtvaardig oordeel Gods in uit, ^en tevens een raadslag tot behoud van de heilige kern in Israel, dat over die afvalligen de straffe der verharding ging. Anders toch zonden ook zij zich in schijn bekeerd hebben, gedeeld hebben in het heil van den hernieuwden volksstaat, en straks opnieuw dien volksstaat hebben ten gronde gericht door het weer opleven van de geestelijke hoererij in hun afgodisch hart.

Toegepast op onze toestanden, moet dit woord alzoo in gelijken zin worden verstaan, mits gewijzigd naar de bedeeling des Nieuwen Verbonds.

Ook onder ons is dit woord niet van toepassing op Heidenen of Mohammedanen, maar alleen op hen die uitwendig nog tot de Kerk behooren, maar er innerlijk geheel aan zijn afgestorven. Op personen zonder eigen persoonlijk leven, die opgaan in de massa, en onder die massa den afval van God en zijn Christus sterken.

Zóó is er ook nu weer een breede schare te midden van ons volksleven. Een breede, luid sprekende, vaak heel de publieke opinie beheerschende kring, die met alle geloof gebroken heeft, geen Schrift meer leest, en niet meer bidt; die geen prediking of sacrament meer zoekt, maar soms zelfs spot met de groote daden Gods en de wonderen zijner mogendheid; die het leven niet beziet bij het licht van Gods aanschijn, maar bij het licht der evolutie; en die dienvolgens onze herkomst niet van Gods beeld maar van het dier afleidt, voor Mammon in plaats van voor den Almachtige knielt, en zijn deel niet zoekt in het Koninkrijk Gods, maar in het Koninkrijk dezer wereld.

Deze afgevallen kring vormt een macht in het leven, die zich tegen God en zijn Gezalfde stelt, en waarop geheel toepasselijk is de vraag van den Psalmist: „Waarom bedenken de volken ijdelheid? " Lange jaren heeft God dezen kring in lankmoedigheid gedragen, onderwijl de terging van zijn barmhartigheid doorging, tot in het eind ook deze geestelijke afral zijn natuurlijke en geestelijke straf met zich bracht, en ook over dezen kring het oordeel der verharding is gekomen.

Er is met dezulken geen spreken meer. Deze schare is niet meer genaakbaar. Of ge deze schare ook al aan haar hart poogt te komen, ze kunnen niet meer gelooven. Niet alsof ze wel zouden willen, maar niet kunnen. Maar omdat hun hart verhard is en in dat hart de snaar is gesprongen, waarop het geloof alleen spelen kan.

Alleen tot een schijnbekeering zou deze massa nog kunnen komen, gelijk dit meer dan eens in dagen van Cholera-epidemie is gezien. Maar juist dit wil God niet. De massa is verhard, en de enkele moet in het lot deelen van die massa, waarmee hij zich vereenzelvigd heeft.

Het geloof mag niet tot een spel verlaagd, en daarom breekt God dat spel met den ontasettenden ernst van het oordeel zijner verharding.

„Bind het getuigenis tot onder de getrouwen, " as de last, dien op grond hiervan Jesaia ont-, ing. Red wat nog te redden is. Sterk het 'wakke, dat door zou zwikken. En verzamel die kleine groep die nog aan Jehova vasthoudt, om mijn heilige banier.

En dit juist is het, wat ook thans zoo gedurig uit het, oog wordt verloren. Nog gedurig vermengt men zich te zeer met den afgevallen en verharden kring. Men wordt er door besmet, en zelf neemt men het gif ervan in zijn geestelijk bloed op.

Zelfs tegenover zijn kinderen is men zoo vaak ontrouw. Men waagt ze aan het gevaar. Ze zijn er niet tegen bestand, en worden meegesleept, en straks krijgt men in zijn eigen huis den boozen afval in zijn eigen kinderen, die God ons had toebetrouwd.

Men beroemt er zich op, dat men tot het „tiende deel" van Jesaia mag behooren, en men draagt er geen harteleed over, dat zijn eigen kinderen met de „negen-tienden" afdolen. Zoo kruipt het kwaad voort, én men denkt er niet aan, dat ook het oordeel der verharding logisch-noodzakelijk doorgaat.

„Houd wat gij hebt, en waak dat niemand u uw kroon ontroove", roept de apostel eiken vader en elke moeder in het Christelijk gezin toe, en ziet dit niet vóór alle dingen op uw eigen kroost? Laat de H. Doop uw kinderen toch tot een zegen, en niet tot een vloek worden.

En dan, onzer is de wanhoop van Jesaia niet meer. De genade die nu werkt, is de door­ gebroken, almachtige genade. Nu, in de nieuwe bedeeling, kunnen er nog als een brandhout uit het vuur gered worden. Er kan iemand zich bij u voegen, in uw gezelschap komen, u in vertrouwen zelfs naderen. Voel zulkeen dan aan den pols zijner ziele. Breid over hem de vleugelen uwer zoekende liefde uit. Wie weet, hij mocht u gegeven worden. Het kon immers een nog niet verharde, het kon een uitverkorene des Heeren zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 november 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Daarom konden zij niet gelooven”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 november 1908

De Heraut | 4 Pagina's