Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ook onzerzijds willen we onze

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ook onzerzijds willen we onze

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook onzerzijds willen we onze hartelijke sympathie uitspreken voor het uitnemend plan van Ds. Rudolph, om te Leiden een Hospitium te stichten voor jongelieden van Christelijken huize, die voor ambtenaar in Indië wenschen opgeleid te worden.

Reeds meermalen wees de Heraut er op, van hoe hoog belang voor onze zendingszaak in Indië het is, dat het aantal der Christelijke ambtenaren vermeerderd worde.

Bij een bevolking als de Javaansche hangt zooveel er aan, welk voorbeeld de regeeringsambtenaren geven. En niets doet meer afbreuk aan het Christendom, dan wanneer de ambtenaren, die voor den inlander het hoog gezag vertegenwoordigen, van het Christendom niets af weten, aan alle religieuze leven vreemd zijn en in hun wandel eer een ergernis, dan een aanbeveling voor het Christendom zijn.

Nu kan men zich in onze kringen nauwelijks een denkbeeld vormen, hoezeer bij het opkomend geslacht in ons vaderland tot de laatste sporen van het Christendom zijn uitgewischt. Op de examens, die voor de toelating tot de ambtenaarsstudie gehouden werden, blijkt dit maar al te droef. Zelfs van de aangrijpendste gedeelten van de Schrift, als van de gelijkenis van den verloren zoon, heeft men nooit gehoord. Dat is de wrange vrucht der liberale opvoeding. In het huisgezin wordt niet meer gebeden en nog veel minder de Schrift gelezen. Op de lagere school is alle godsdienstig onderwgs contrabande. De Hoo-^ gere Burgerschool, al heet ze neutraal, is in den grond niet anders dan een kweekplaats van een grof materialistische wereldbeschouwing. Zoo komen deze jongelui in Indië. Niet alleen dat alle Christendom weg is, maar zelfs het religieuze leven, dat bij de heidenen nog gevonden wordt, ontbreekt bij hen. Ze bidden niet; ze gaan naar geen tempel of kerk; ze leven, alsof er geen God bestaat. Kracht om aan de zedelijke verleiding aan Indië's maatschappij weerstand te bieden, is er niet, en wat uit deze Indische ambtenaarswereld soms openbaar werd, wijst op een demoralisatie, die gelukkig in dien vorm in ons land nog onbekend is. En dat zijn dan de mannen, die het Christelijke Nederland vertegenwoordigen.

Welk een fatalen indruk dit op de inlandsche bevolking maken moet, is zelfs bij benadering niet te zeggen. We worstelen in Indië met het droeve feit, dat de zending zoo goed als geen voortgang maakt. Terwijl het Mohammedanisme in korten tijd heele streken verovert en omzet, schijnt het Evangelie zijn kracht verloren te hebben. Vergeet toch niet, dat we Indië reeds drie eeuwen in ons bezit hebben; dat de zending niet nu pas begonnen is, maar terug reikt tot de dagen der Oost-Indische Compagnie. En als we dan toch zien, hoe weinig wortel de Christelijke Kerk onder de inlandsche bevolking schoot, hoe klein het getal der bekeerden is, hoe er van een omzetting van het volksbewustzijn nog in het geheel geen sprake is, dan moet de vraag wel opkomen, waaraan dit droeve feit te wijten is.

De oorzaak kan niet daarin liggen, dat het Christendom niet voor alle volkeren geschikt zou wezen. Integendeel, we gelooven en belijden, dat Christus de Zaligmaker der wereld is en het Evangelie Zijner genade o voor alle volkeren en tijden past. En evenmin kan de oorzaak daarin gezocht, dat de inlandacke bevolking eerst zeer langzaam van geloofsovertuiging wisselt. Aan de zendelingen van den Islam gelukte het, soms in een kwart eeuw, meer bekeerlingen te maken, dan de Christelijke zending in al dien tijd, dat ze op Java arbeidde. De massale overgang tot het Mohammedanisme in Indië, is daardoor een te teekenend feit. Neen, die oorzaak moet elders gezocht, en zonder twijfel ligt ze ten deele daarin, dat de dragers van den Christelijken naam in Indië zoo weinig een aanbeveling van het Christendom zijn. Green erger beletsel voor de uitbreiding der Christelijke Kerk dan de Christenen zelf — het is een oude klacht uit de geschiedenis onzer zending, een klacht, die ook nu nog ten volle geldt. De Indische Kerk — enkele uitzonderingen niet te na gesproken — is in de handen der modernen een schijnkerk geworden, waarvan alleen een reuke des doods uitgaat. De Indische maatschappij staat èn zedelijk èn religieus op zeer laag peil. En wanneer nu ook nog de ambtenaarswereld, die op een onderworpen bevolking zoo machtigen invloed uitoefent, van Christelijk geloof en Christelijk leven geen spoor vertoont, welken indruk moet de inlander dan niet van het Christendom ontvangen?

De schuld van dit alles kan slechts ten deele bij de Regeering in Nederland gezocht worden. Althans sinds er mannen optraden als Keuchenius, Van Asch van Wijck en Idenburg is het bij Koloniën nooit opzet geweest om ongeloovige ambtenaren naar Indië te zenden. Eer het tegendeel. Ze wilden gaarne het Christelijk element in de ambtenaarswereld versterken. Met name Minister Idenburg wees daarom herhaaldelijk op het belang van dit feit voor de Zending. Hij drong er op aan, dat Christelijke ouders hun jongens voor ambtenaar zouden laten studeeren. Maar tot dusverre bleef dit alles aan doovemans deur geklopt. De christelijke ouders gaven aan deze roepstemmen geen gehoor.

Ds. Rudolph wil nu een kloeke poging aanwenden om practisCh in deze behoefte aan Christelijke ambtenaren te voorzien. Een Christelijk hospitium te Leiden onder leiding van een Christelijk regent biedt een dubbel voordeel. Vooreest, dat de studiekosten daardoor minder hoog zullen worden, en ten tweede, — en dit is nog meer waard — dat de jongelui bewaard zullen worden voor de verkeerde invloeden, die van de Leidsche studenten-wereld zoo licht konden uitgaan.

Maar laten de Christelijke ouders dan nu ook hun roeping verstaan. Voor de Zending te ijveren, er wat geld voor af te staan, een zendingsrede te laten houden enz, dat alles is uitnemend, maar daarmede komt men niet tot het gewenschte doel. Zich zelf voor den Zendingsdienst te geven en 't zij als missionair Dienaar of als helpster naar onze Hospitalen te gaan, staat reeds veel hooger; maar gebrek aan missionaire Dienaren is er op ditoogenblik niet en zoodra er een zendingspost openkwam, bleken er jonge mannen genoeg te zijn, die daarvoor zich aanboden. Wat Indië noodig heeft is thans in de eerste plaats, dat het Christelijk element onder de ambtenaarswereld versterkt wordt. En waarom zouden christelijke ouders hun jongens van goeden aanleg dan niet op die roeping wijzen?

Het is niet alleen het belang der Zending, dat ons hiertoe dringen moet. Wanneer in ons land het Christelijk beginsel weer veld wint in de Regeeringskringen, en mannen van beslist Christelijke belijdenis als Raadslieden der Kroon optreden, dan is het van zoo hoog belang, dat ze in de ambtenaarswereld een staf van mannen bezitten, die hun Christelijk bedoelen steunen. Dat geldt voor ons vaderland; dat geldt voor Indië niet minder. Moge daarom deze roepstem van Ds. Rudolph weerklank vinden en verrijze straks te Leiden een Hospitium, liefst onder leiding van Ds. Rudolph zelf, dat een staf van uitnemende Christelijke ambtenaren aan Indië schenkt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 januari 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Ook onzerzijds willen we onze

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 januari 1909

De Heraut | 4 Pagina's