Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het drietal bezwaren tegen de verplaatsing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het drietal bezwaren tegen de verplaatsing

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het drietal bezwaren tegen de verplaatsing der Theologische School ingebracht, het fiaantieele bezwaar, het moreele bezwaar, en het bezwaar, ontleend aan het Gymnasium, bleek ons bij nader onderzoek toch niet zoo gewichtig, dat de verplaatsing der School daarom beslist te ontraden zou zijn. Natuurlijk zeggen we daarom niet, dat deze bezwaren geheel uit de lucht zijn gegrepen. Verplaatsing der School zal geld kosten, het gymnasium te Kampen zal er onder lijden, en de gevaren van verleiding zijn in een stad als Amsterdam grooter. Maar al is het goed, dat de aandacht van Curatoren op deze bezwaren gevestigd is, opdat ze geen overijld advies geven, onoverkomelijk zijn deze bezwaren toch niet. De finantieele toestand der School is, wanneer de afkoopsom voor het gymnasium betaald is, volstrekt niet zoo slecht, als men dit wel wil doen voorkomen. Het gymnasium te Kampen kan naar een meer geschikte plaats worden overgebracht en daardoor aan levensvatbaarheid winnen. En voor het toezicht op de studenten ziu bijv. door de oprichting van een Hospitium beter kunnen gezorgd worden. De vraag is daarom alleen, of tegenover deze bezwaren genoegzame voordeden staan, die de verplaatsing toch raadzaam zouden maken.

Waar we thans die voordeelen in het licht gaan stellen, merken we in de eerste plaats op, dat het vraagstuk vau de verplaatsing volstrekt niet nu eerst aan de orde is gesteld, maar reeds jaren geleden op de Synodes der Chr. Gsrf. Kerk een punt van ernstige overweging heeft uitgemaakt. Men heeft steeds gevoeld, dat, niettegenstaande de verschillende voordeelen, die Kampen aanbood door goedkooper levensstandaard enz , Kampen toch eigenlijk niet een geschikte plaats was voor de Theologische School der Kerken. De reisgelegenheid er heen is duur en omslachtig; publieke bibliotheken, die voor de studenten de noodige studieboeken verschaffja kuraten, zijn er niet; men is te Kampen afgesloten van den grooten stroom van het leven en staat er vrijwel /alleen, in zijn isolement. Was er geen historische traditie, die de School aan Kampen bond, dan zou wel geen sterveling er aan denken. Kampen als de meest begeerlijke plaats voor de School onzer Kerken uit te kiezen. Men ZDU de School dan in het centrum van ons land plaatsen, te Utrecht of te Amsterdam, maar zeker nooit in een uitiioek van Orerijssel en in een kleine stad, die politiek en kertelijk al Z5er weinig invloed uitoefent.

De historie heeft dan ook geleerd, hoe Hoo'ïescholen en Illustre-scholen in zulke kleine steden als Harderwijk, Deventer, Middelburg nooit anders dan een kwijnend bestaan hebben geleid. Zelfs thans staat de Universiteit te Groningen èn wat het aantal studenten èn wat den v/etenschappelijken invloed betreft, bij alle andere Akademies ten achter. En dit klemt nog te meer, waar de Hoogescholen in onzen tijd een geheel andere roeping heb'oen dan in vroeger eeuwen. Onze Hoogleeraren leven niet alleen in de studeerkamer, maar worden geroepen ook actief deel te nemen aan het publieke leven. Ze schrijven voor de pers, ze treden op voor vergaderingen, ze hebben zitting in verschillende commissies en besturen. Allerlei conferenties en vertrouwelijke saamsprekingen zijn daarvoor noodig, opdat er eenheid van leiding zij. Nu is steeds ook de hulp van de Hoogleeraren der Theologische School daarvoor aangezocht. Ze zitten in het Centraal Comité, ze hebben deel uitgemaakt van den Schoolraad, ze gaven leiding aan allerlei stichtingen van barmhartigheid.. Maar hoe dankbaar de groote ijver en toewijding dezer Hoogleeraren, die zich gaarne aan de publieke zaak gaven, ook gewaardeerd wordt, toch voelt ieder, hoe hun verblijf te Kampen hier steeds een beletsel was. Denk u een oogenblik in, dat Prof. Bavinck, toen de Deputaten-vergadering hem tot voorzitter van het Centraal-Comité koos en hem daarmede de leiding der antirevolutionaire partij opdroeg, te Kampen had gewoond, en men gevoelt terstond, hoe onhoudbaar zijn positie zou geweest zijn.

Reeds om deze afdoende reden zou verplaatsing der School naar een meer centraal punt gebiedend eisch wezen in het belang der School zelf. Wie de School buiten het leven wil houden, haar wil opsluiten in een kloosterachtige afzondering, haar hoogleeraren en haar studenten onder een stolp wil plaatsen, moet haar te Kampen houden. Maar wie voor de School begeert, dat ze midden in het leven liaar plaats zal innemen en daar haar invloed zal uitoefenen, kan niet voor het behoud der School te Kampen ijveren. Natuurlijk zeggen we niet, dat de hoogleeraren te Kampen dit isolement niet ten deele doorbroken hebben en invloed naar buiten hebben uitgeoefend. Doch dit geschiedde niet omdat, maar niettegenstaande ze te Kampen waren: Het eischte van hen dubbele energie, het kwam hun op geen geringe offers van tijd en geld te staan, het maakte hun arbeid zooveel te zwaarder. Laat men de School te Kampen, dan zal het noodzakelijk gevolg zijn, dat de School in publieke beteekenis achteruit gaat. De School mag dan finantieel zich wel staande kunnen houden en het aantal harer studenten mag weer eenigermate stijgen, maar ze komt al meer buiten den stroom van het leven te staan. Én de talenten en gaven, die God de Heere aan de mannen dezer School schonk, komen daardoor niet tot hun volle recht.

Moet reeds daarom ieder, die het belang der School op het oog heeft, van harte het voorstel toejuichen om de School te verplaatsen, nog meer verdient die gedachte sympathie, waar dit voorstel bepaaldelijk de School vestigen wilde op dezelfde plaats waar de Vrije Universiteit zich bevindt. En ook de voordeelen, die daaraan verbonden zijn, zijn niet gering.

In de eerste plaats zal de School daardoor ontheven worden van den last om zelf voor haar propaedeuse te zorgen en kunnen de Kerken dan gebruik maken van de prbpaedeutische colleges der Vrije Universiteit, Het belang hiervan behoeft nauwelijks te worden aangetoond. De propaedeuse te Kampen v/erd deels door de leeraren van het gymnasium, deels door de hoogleeraren zelf waargenomen. Nu willen we van deze propaedeuse geen kwaad spreken, maar ieder zal toch toestemmen, dat zulk een propaedeuse steeds een hulpmiddel is. Hoe uitstekend de leeraren aan het gymnasium ook mogen berekend zijn voor hun taak, ze zijn geen hoogleeraren, ze moeten deze propaedeuse bij hun andere werkzaamheden waarnemen, en hun onderwijs kan nooit dat karakter dragen, dat de e d d é o v t propaedeuse van een literarische faculteit heeft. En wat de hoogleeraren in de Theologie betreft, zoo spreekt het wel van zelf, dat het voor hen geen geringe ontlasting van arbeid zou wezen, wanneer ze deze propaedeutische colleges niet meer behoefden te geven en zich geheel ? an hun eigenlijke taak konden wijden.

Een niet minder groot voordeel is in de tweede plaats, dat de studenten van de Theologische School mede door deie gemeenschappelijke propaedeuse nader met elkander in aanraking zouden komen en ook verder in vriendschappelijke verhouding zouden kunnen omgaan. Reeds r.u bestaat er tusschen de Gereformeerde .studenten van de Stedelijke Uoiver& iteit en de studenten van de Vrije Universiteit een zeer goede verstandhouding; menige trouwe vriendschap is daardoor voor het leven gesloten. Kwam de Theologische .School te Amsterdam, daa zou vanzelf de scheidsmuur, dit: thans tusschen beide studentencorpsen bestaat, wegvallen. Men zou elkaar keren kennen en waardeeren. En de beteekenis van deze Akademische vriendschap voor het volgend lessen onderschatte men niet. Wat de Christelijke Gereformeerde Kerk zoo sterk maakte, was dat al haar predikanten aan één School waren opgeleid ; dat de herinnerisg aan het gemeenschappelijk studentenleven allen saambond; dat er niet gevraagd kon worden: z'jt ge van Kampen of van elders. Of men het feit erkennen wil of niet, thans is dit niet zoo. Ef loopt door onze predikantenwereld een scheidslijn. Wat van Kampen komt, heeft eigen sympathieën, sluit zch liefst aan bij eigen kring en staat min of meer wantrouwend tegenover wat van de Vrije Universiteit komt. En omgekeerd is hetzelfde het geval. Dat kwaad kan niet overwonnen worden, wanneer Kampen en Amsterdam gescheiden blijven voortleven. Maar laat men de Vrije Universiteit en de Theologische School op één plaats saamwonen, dan Vï'ordt dit kwaad in den wortel gestuit» Wie als jong student aankomt, heeft nog geen vooroordeelen. Hij sluit zich aan bij degenen, wier karakter hem aantrekt en wier beginsel het zijne is En wanneer men zoo als studenten heeft saamgeleefd, dan zal op later leeftijd de vrucht daarvan in meerdere waardeering en hartelijker sympathie worden genoten. Waar nog bij komt, dat het opgroeien in een kleinen studentenkring voor de ontwikkeling van het karakter geen geringe gevaren oplevert, terwijl omgang in grooten kring den blik breeder, de hand vaster en het hart ruimer maakt.

Een derde voordeel van de verplaatsing der Theologische School is, dat ook de hoogleeraren van beide inrichtingen nauwer met elkaar konden omgaan, meer van elkanders wetenschappelijke studie konden profijt trekken en de arbeid beter verdeeld zou kunnen worden. Wanneer men op zoo verren afstand van elkander woont, dan kan zoo licht een woord verkeerd begrepen, een daad in onbroederlijken zin worden uitgelegd. Heeft men gelegenheid elkander te spreken, in het broederoog te zien, elkanders bedoeling beter te leeren kennen, dan wordt menig misverstand vanzelf uit den weg geru'md. Op de jongste Synodes is dit telkens gebleken. Men zag en sprak elkaar; men stond verbaasd, z^o gemakkelijk als bergcnhooge bezwaren uit den weg konden geruimd worden. Zou dit dan niet in veel sterkere mate gelden, wanneer men door samenwoning op één plaats gelegenheid had, elkander, niet eens om de drie jaar, maar geregeld te spreken en te zien? Bovendien, waar men beiderzijds dezelfde studiën beoefent, dezelfde boeken noodig heeft, op hetzelfde terrein arbeidt, zou daar onderlinge saamspreking en saamwerking geen rijke vrucht voor de wetenschappelijke studie afwerpen? En eindelijk, zou langs dezen weg ook niet betere verdeeling van den arbeid mogelijk zijn ? Nu is het reeds meermalen geschied, dat een Hoogleeraar te Kampen een studie uitgaf over een onderwerp, dat een Hoogleeraar te Amsterdam eveneens onderhanden had (of omgekeerd), omdat beide van elkanders arbeid niets af wisten. Zoo werd noodeloos kracht en tijd verspild, die beter had kunnen gebruikt worden. Wanneer men op een plaats saamleefde, zou ook dit kwaad te voorkomen zijn.

Nu hebben we bij de opsomming dezer voordeelen, die zeker nog te vermeerderen zouden ztjn, ons stipt gehouden aan de onderstelling, dat de Theologische School en de Vrije Universiteit geheel zelfstandig naast elkander zouden blijven bestaan, zonder officieel in eenig nader verband te treden. We name» met opzet dit standpunt in, om scherp te doen uitkomen, hoe onjuist het zeggen is: verplaatsing van de Schooi naar Amsterdam zonder meer werpt geen enkel voordeel af. Integendeel, wie het leven onzer Kerken waarlijk liefheeft en voor de School het beste zoeken wil, moet de opdracht der jongste Synode aan de Curatoren en Hoogleeraren ten zeerste waardeeren. Er sprak uit dit mandaat der Synode een recht broederlijke geest. Men wilde, dat de-broederband tusschen de Hoogleeraren en de studenten van beide inrichtingen zou versterkt worden.

Langs dien weg — op dit laatste voordeel moge ten slotte nog gewezen worden — zou mogelijk op den duur het vraagstuk van de eenheid van opleiding gemakkelijker tot oplossing te brengen zijn. Al heeft de Synode dit niet uitgesproken en al staat in het mandaat aan de Curatoren en Hoogleeraren hiervan geen enkel woord, zoodat dit vraagstuk thans nog niet aan de orde is, toch spreekt het wel van zelf, dat saamwoning en saamwerking van de Hoogleeraren der beide inrichtingen op éne plaats de natuurlijke en geleidelijke plossing van dit probleem bevorderen zal.

Ook dit nu achten we geen gering oordeel. Want opgelost moet dit vraagstuk och worden. Zooals de toestand thans Js, is bij op den duur onhoudbaar. $> Jiet alleen omdat een dubbele opleiding voor onze kerken fioantieel te kostbaar is en we te weinig mannen met bijzondere gaven hebben, om een tweetal Theologische Faculteiten compleet ie bezetten, maar vooral omdat deze dubbele opleiding een voortdurende twistappel in onze Kerken is, daardoor onze krachten worden verdeeld en verlamd, en oorzaak tot broedertwist ia de gemeente gegeven wordt. Wie, om de bestaande tweedracht van opleiding te bestendigen, de verplaatsing der Theologische School naar Amsterdam wil tegenhouden, z)u juist daardoor oorzaak kunnen geven, dat de Kerken tot meer ingrijpende maatregelen overgingen.

Met belangstelling wachten we daarom af met welk advies Cusatorea en Hoog-1-eeraren tot de Kerken komen zullen. Moge de wijsheid, d'e van Boven is, hen daarbij leidtn en het waarachtig belang der Kerken door hun raad gediend worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 januari 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Het drietal bezwaren tegen de verplaatsing

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 januari 1909

De Heraut | 4 Pagina's