Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I. De Gereformeerde vroomheid volgens Calvijn door PROF. E. DOUMERGUE, vertaald door MEJ. J. C. RUTGERS met een voorbericht van PROF. DR. F. L. RUTGERS. Kampen - J. H. Kok, 1908.

Dit boekje van 64 bladzijden bestaat uit tweedeelen, waarvan het eerste deel is een vertaling van: La piété réformée d'apris Calvin, de rede waarmee PROF. E. DOUMERGUE, den zSsten Juni van 1907 in den Temple du Saint-Esprit te Parijs, de nationale synode der evangelische gereformeerde kerken van Frankrijk heeft geopend.' De heer DOUMERGUE, professor in de Theologie te MONTAUBAN, is, naar men weet, de jongste levensbeschrijver van CALVIJN en zijn monumentale biografie is hier te lande, ook door de vertaling van Ds. WINCKEL, bekend. Het tweede deel biedt een vertaling van: uittreksels uit de preeken van Calvijn, welke uittreksels door den heer DOUMERGUE in zijn rede zijn verwerkt; voor haar het materiaal hebben geleverd.

De vertaling zoowel van de rede zelf als van de uittreksels uit de preeken is van de hand van Mej. J. C. RUTGERS, die zich van deze taak, oordat zij in vloeiend Nederlandsch een trouwe overzetting leverde, uitnemend heeft gekweten. En de waarde van het boekje is niet weinig verhoogd doordat PROF. RUTGERS, bij dezen persarbeid van zijn dochter, een Voorbericht schreef waarin hij omtrent aanleiding, samenstelling en doel van DOUMERGUE'S rede mlichtingen geeft.

Laat mij eerst iels mogen zeggen over de rede zelf, die niet meer dan 15 bladzijden vult.

Over haar vorm.

Die vorm is kortweg voorbeeldig en reeds daarom alle.en kan ik de kiing van dit boekje aanbevelen aan onïe studenten en beginnende predikanten.

Ook deze rede van DOUMERGUE is weer een staal van dien mooien vorm waarin de Franschen zulke meesters zijn. Bij hen zoo niets van de zware breedsprakigheid en tergende langdradigheid, van die èf tegen de eenvoudigheid zondigende hoogdravendheid, of tegen den goeden smaak zondigende platheid, welke ook r.ü nog lang geen zeldzame eigenaardigheden van Nederlandsche kanseltaal zijn.

Ik heb De Gereformeerde vroomheid volgens Calvijn gelezen op mijn ziekiaed, ea ds fraaie vorm herinnerde mij toen aan een woord van ALLARD PIERSÜK dat ik eens gelezen bad in diens Rigting en Leven.

Om ook mijnerzijds tegen de zoo even ge-Doemde eigenaardigheden iets te doen, heb ik mij EÜ de moeite getroost Rigting en Leven voor den dag te halen. Bedoeld woord staat naar ik zie op p. 308: „Een onmisbaar bestanddeel van orjze vorming tot kerkleetaars is de eer.ette beoefening der nieuwere, vooral der Fransche letterkunde. Het is de eecige weg om van een zekere logheid van stijl bevrijd te worden, die den Hollander van nature eigen is.

Wij bezitten in de nieuwere letterkunde, vooral van Frankrijk, een school, die niemand ongestraft voor zijn smaak en voor de inkleeding zijner denkbeelden onbezocht kan laten." Ea nu ik toch aan 't citeeren ben, kan ik niet nalaten ook nog het geestige woord van PIERSON, dat een bladzijde vroeger staat te lezen, hier af te schrijven. Hij het ft het daar tegen de hoogdravendheid en de platheid en eindigt dan met deze raadgeving „Laat uw preek uitgedoscht zijn ah uw dochter, noch opgeschikt, noch beneden haar stand”.

Mocht dit worden tot een gesrleugeld woord, ook onder òns.

En nu over den inhoud der rede.

Zij heeft tot motto een woord uit Deuteronomium 32 : 7 : VRAAG UWEN VADER, DIE ZAL HET u BEKEND MAKEN. Van dit Schriftwoord maakt DOUMERGUE, voor zijn toenmalig gehoor in den Temple du Saint-Esprit, de zeker niet al te gezochte toepassing, dat hun „vader" CALVIJN is. In zijn korte inleidicg steekt hij terstond van wal. „Wij zijn", zoo begint hij, „allen moede geworden van onze eindelooze kerkelijke strijdvragen. Ea velen onzer hebben een groot wantrouwen ten aanzien van dogmatische vraagstukken. Toen heb ik nagedacht en tot mijzelven gezegd: a en spreek toe uwe broeders over vroomheid”.

Ik kan mij denken, dat een strijdlustige en daarom op het stuk van kerkelijke strijdvragen onvermoeid Calvinist dit begin eenigszins bedenkelijk zal vinden en daarom bij dit van wal steken angstig vraagt: Waar moet dat heen?

Maar DOUMERGUE stelt hem gerust. „Een kerk wordt gekenmerkt door haar geloof, dat als 't ware de wortel is, en door hare organisatie, die is als de tak, en door hare vroomheid, die is als de bloem en de vrucht”.

Oi? er de vroomheid; de gereformeerde vroomheid volgens Calvijn gaat het dan verder.

Onder de vroomheid, la piété, verstond CALVIJN: de Christelijke vroomheid of de godsvrucht. Zij is om het in de taal van onzen tijd te zeggen: de religie des harten en de religie in het leven; de pralctijk dier religie; de „praktijk der godzaligheid", zooals de PURITEINEN plachten te zeggen.

Een min of meer stelselmatige beschrijving daarvan gaf CALVIJN in zijn INSTITUTIE Boek III, h. 6—10, waar bij handelt over het Christelijk leven. Maar meer aangepast en toegepast op het dagelijksch leven, komt dit onderwerp telkens ter sprake in sijn pree ken. Van die preeken, waarvan 850 in druk zijn verschenen, is DOUMERGUE een kenner. In zijn VOORBERICHT vertelt PROF. RUTGERS hoe zijn vriend DOU­ MERGUE reeds sedert jaren de gewoonte had, eiken werkdag, bij den aanvang zijner studiën een uurtje te besteden aan de lezing van die preeken, en dan daarbij aan te teekenen, wat hem later zou kunnen te pas komen.

PROF. RUTGERS vertelt daar tusschen twee haakjes bij, dat zoo'n werkdag voor PROF. DOUMERGUE steeds vroeg begint, doorgaans te zes ure, of nog vroeger.

Dùs ingewerkt in den geest en denkwijze van CALVIJN wil nu DOUMERGUE in zijn rede CALVIJN, den vader, zelf vragen en laten bekend maken wat vroomheid is.

„Ik zal u”, zegt de redenaar, „zoo goed mogelijk zijne (Calvijos) eigene gedachten weergeven, ik zal u woord voor woord zijn eigene woorden weergeven, zooals ik die verzameld heb sedert jaren bij het dagelijksch onderzoek zijner preeken”.

De dispositie van de rede is dan deze. Allereerst moet onze vroomheid haar beschouwenden blik op God richten; dan op den mensch; verder op den geloovigen mensch zooals hij 's mcrgens opstaat en 's avonds naar bed gaat, zich kleedt en naar zijn zaken gaat, zooals hij werkt en straks zich aan den disch zet, zooals hij zich verblijdt en zooals hij lijdt. Ten slotte stelt de redenaar zijn gehoor voor de vraag: is deze vroomheid, deze gereformeerde vroomheid volgens Calvijn, onze rechtvaardiging of onze veroordeeling?

Deze dispositie biedt u maar de schets, het plan, het dorre skelet. Maar nu moet ge de rede zelf lezen, om te zien hoe zij, naar dit plan, is opgebouwd uit het materiaal dal in Calvijns preeken te vinden is.

En dit brengt mij tot het tweede deel van het boekje: de uittreksels uit de preeken van CALVIJN.

Zij dragen allen een opschrift, bijv.: Onze levensstaat, ons huis, het bidden vóór en na het eten, geen onafhankelijke zedeleer, het uitverkoren volk, de sterren des hemels. Bij ieder citaat staat de plaats waarop het in Calvijns werken te vinden is, terwijl MEJ. RUTGERS daaraan nog telkens heeft toegevoegd welk gedeelte der Schrift daarin behandeld wordt.

En ook om den inhoud zij de lezing van deze rede en deze uittreksels aan onze studenten en beginnende predikanten, maar tevens aan alle gereformeerde christenen aanbevolen.

Het lezen en herlezen van de rede en de uittreksels, van deze „lichtstralen uit Calvijns preeken", zal er toe kunnen bijdragen ons aller bewustzijn op het stuk van de gereformeerde vroomheid te verhelderen, onze praktijk van godzaligheid te verbeteren. Wellicht zal het ook onze predikanten, — voor zoover ze dat nog niet hebben gedaan— en verder hen, die voor den predik-

dienst zich voorbereiden, dringen tot een gezette lezing, zij het ook wat later op den dag dan de beer DOUMERGUE dat gewoon is, met het potlood in de hand, van Calvijns preeken. Want met een variant op het citaat van PIERSON zeg ik • Wij bezitten in die preeken van CALVIJN een school, die geen prediker ongestraft voor het gehalte van zijn preeken onbezocht kan laten.

2 De bespreking van dit boekje brengt mij van'zelf tot de bespreking van een dezer dagen door den uitgever W. TEN HAVE te AMSTERDAM in den handel gebracht portret. Ik bedoel het portret van wijlen mijn ambtgenoot en vriend PROF. P. BIÏSTEHVELD. Van hem, die, zoo door den voor onzen tijd passenden literairen vorm, als door den zuiver gereformeerden inhoud van ziin preeken, toonde, dat hij èn de school der nieuwere, ook der Fransche, letterkunde èn de school van CALVIJNS prediking had bezocht en er goed en veel had geleerd.

Het is een portret en face uit den tijd toen hij Rector werd van onze Vrije Universiteit.

Een portret van toen hij nog stond in al de volheid van zijn mannelijke kracht; met zijn glad geschoren, sereen gelaat, 'waaruit-u toesprak de placiede rust van zijn gemoed, de reinheid van zijn ziel; met zijn vriendelijk en toch zoo energiek en ernstig oog; met zijn hoog voorhoofd dat duidde op meer dan gewoon intellect; ook toen nog in al den glans van ongerepte gezondheid en schoonheid op dat gezicht van Ui homme dat'bij had. Esn portret uit 1904; maar het kan ook doorgaan voor een van wel veertien jaar vroeger, want in al dien tijd was hij schier niets veranderd. Ook zóó heb ik hem voor het eerst van mijn leven gezien op een kouden winter-zondagmorgen te Rot terdam op het Beursplein, Hij en ik, ieder met een goeden vriend. Wij werden voorgesteld. Wij hadden beiden g preekt. Hij in de christelijke gereformeerde, waar hij toen nog maar kort predikant was, ik in de doleerende kerk, wier emeritus ik onlangs was geworden en die ik met een gast-preek had gediend.

Ik zie hem nog, met zijn pelskraag van lichtbruin bont, die hem kleedde.

Dit portret is BÏESTERVELD op zijn best.

Maar juist daarom doet het zoo goed.

De velen, die hem lief hebben gehad om zijn prediking, zijn akademischeu arbeid, zijn karakter vooral, zal het staren op dit portret een genot zijn. Het genot van het lustgevoel verbonden aan de weer-gewaarding van dat mooie aarde-leven, geheiligd door een innig geloof; van dat leven van blijheid, nog niet verziekt door het ziele-en lichaamslijden der laatste jaren, der laatste maanden; van dat aarde-leven dat, door het geloof, loch in zijn sterven nog weer blij-eindigend is geweest.

Op den herfstmorgen van zijn begrafenis heb ik hem voor het laatst gezien. De lijdenstrekken, de moeheid, de spanning van den doodsstrijd was toen van zijn gelaat wèg en hoewei zwaar verouderd en verwelkt, lag er toch óver die placiede rust, die mij herinnerde aan toen ik hem voor het eerst van mijn leven heb gezien.

De heer TEN HAVE heeft aan de vrienden van BÏESTERVELD een goeden dienst bewezen met juist dit portret in den handel te brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 februari 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 februari 1909

De Heraut | 4 Pagina's