Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pro Hege.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pro Hege.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

DERDE REEKS. (Derde gedeelte).

Christus Koningschap en het Gezin.

IV.

Want de man is het hoofd der vrouwe, gelijk ook Christus het Hoofd der gemeente is, en hij is de behouder des lichaams. Epheze 5 : 23.

Vindt heel de ordening van ons maatschappelijk leven haar grondmotief ia het feit, dat God den mensch schiep man en vrouw, dan is hier, wat Christus Koninklijke heerschappij over het gezin betreft, afzonderlijk èn de positie van den man èfl de positie van de vrouw na te gaan. In I Cor. II : 3 stelt de apostel ons de hiërarchie die hier intreedt, aldus voor, dat 1°. God het hoofd van Christus is, 2". dat Christus het hoofd is van den man, en 30. dat de man het hoofd is van de vrouw. Gelijk van zslf spreekt, is hier geen sprake van geestelijke onderworpenheid in de toebrenging ten eeuwigen leven. Wat toch die geestelijke toebrenging aangaat, staat de vrouw volkomen gelijk met den man. Er is in Christus geen Griek of Barbaar, maar ook geen man of vrouw. De geredde zondaar wordt, geheel onverschillig of hij man of vrouw zij, onder Christus als het Hoofd in zijn mystiek lichaam ingelijfd. Geestelijk is alzoo Christus rechtstreeks het Hoofd zoowel van de vrouw als van den man, en in den weg des heils staat de maiï nimmer en in geen enkel geval als een soort middelaar tusschen Christus en zijn vrouw in. Vrouw en man hebben beide geheel denzelfden Middelaar, en die Middelaar is voor beiden de Christus, en hij alleen. De uitspraak van den apostel in Efeze 5 : 23, inhoudende dat Christus het hoofd van den man is, en de man het hoofd van de vrouw, mag en kan daarom niet van den weg des heils, maar moet van de hiërarchie in het huislijk gezag verstaan worden. Gelijk bij alle gezag, ligt ook voor het gezinsgezag het uitgangspunt in God Drieëenig. Hg schiep het gezin, en stelde in die schepping zelve ook voor het gezin de fundamenteele ordeningen vast. Na den val wordt 'c dan ook uitdrukkelijk tot Eva gezegd: Uw man zal heerschappij over u hebben." Na den val is het te zwak, alleen van een hoofd over de vrouw te spreken, en daarom wordt het verscherpt tot „heerschappij." Tot op zekere hoogte kan men derhalve zeggen, dat de man krachtens scheppingsordinantie en krachtens ordening na den val, onder God Drieëenig de onderkoning in zijn gezin is. Maar dit geldt in dien rechtstreekschen zin slechts zóó lang, als het heil in Christus nog niet verschenen is. Zoodra toch de Middelaar verhoogd wordt, worden alle dingen hem door den Vader overgegeven, en ontvangt hij alle macht in den hemel en op aarde. Van die ure af schuift dus, als we ons zoo mogen uitdrukken, het Koningschap van Christus tusschen het Opperkoningschap van God Drieëenig en het onderkoningschap van den man in.

De man staat nu niet meer rechtstreeks onder den Drieëenigen God, maar de Middelaar komt onder den Vader boven hem te staan, terwijl hij zelf het gezag over zijn gezin behoudt; en van daar dat men alsnu een hiërarchie in drie geledingen verkrijgt. Het gezin staat hiërarchisch onder den man, de man staat hiërarchisch onder den Christus, en Christus staat hiërarchisch onder den Vader. Duidelijk blijkt hieruit, dat het Koningschap van Christus zich volstrekt ni? t tot de Kerk bepaalt, maar dat de Koninklijke heerschappij van Christus zich ook uitstrekt tot het gezinsleven, en dat, "nder Christus, de man gehouden is zijn gezin te regeeren en te besturen. Op Java staat de inlandsche vorst onder den Gouverneur-Generaal, gelijk de Gouverneur-Generaal onder onze Koningin staat, In Engelsch Joor-Indië staat de inlandsche vorst onder den Onderkoning en deze Onderkoning staat onder den Koning van Engeland als Keizer Van Indië, Beide malen alzoo een gezags-°J*rarchie in drie trappen of geledingen. En juist zulk een gezagshiërarchie in drie 'fappea is nu ook voor het gezin ingezet; een gezagsinstelling die het gezag uit God op den Christus doet overgaan, en van Christus op den man.

Aanstonds ziet ge hieruit, dat ook bij "pt gezin het Koningschap van Christus oiet overdrachtelijk, maar zeer wezenlijk is bedoeld. Het Koningschap van Christus over het gezin wil niet zeggen, dat de man *)? goed Christen zich trouw en eerlek van ^3\ plichten jegens zijn gezin heeft te •^wtlten, en dat indirect hierbij de geest van in aanmerking komen. Christus inwerkt, om den man tot deze vervulling van zijn huislijke plichten te bewegen en te bekwamen. Neen, door Efeze 5 : 23 wordt aan den Christus uitdrukkelijk gezag van Gods wege over den man als Gezinshoofd toegekend. Er is hier niet van geestelijken invloed, maar van geza^ sprake. Christus heeft als van God gezalfde Koning over den man als gezinshoofd en daardoor over het gezin zelf heerschappij. Er is hier sprake van bewindvoering. De man voert het bewind over zijn gezin, maar onder Christus, en is deswege aan Christus verantwoording schuldig. Er moet orde ook in het gezinsleven zijn. Orde is, waar meerderen saamwonen, zonder uitoefening van gezag niet denkbaar. Daarom wordt ook hier eên gezag ingesteld, dat feitelijk op aarde door een menschelijk persoon wordt gevoerd, en, de man is de daartoe geroepene en aangestelde. Maar zrjn gezag is afgeleid, niet oorspronkelijk. Evenals een burgemeester feitelijk het gezag voert in een stad of dorp, maar met dien verstande, dat zijn gezag uitvloeisel is van het gezag van de Kroon, zoo ook is de man hoofd van zijn gezin, maar met een gezag, dat hem toekomt van dea Christus als zija Koning. En Christus wederom is wel Koning van het gezin, maar niet uit zich zelf. Het gezag van den Ciiristus over den man en door den man over het gezin, is afgeleid uit de Souvereisiteit van God Drieëenig, en door God aan den Middelaar gegeven naar dezelfde ordening, waardoor hem „alle macht in hemel en op aarde" is toevertrouwd. Ook dit echter is thans schier geheel vergeten. Van Christus Koningschap in zijn Kerk wi! men nog wel hooren, ook al rekent men er weinig mede. En ook wil men nog wel hooren naar het vermaan, dat Christus ook in het gezin geestelijken invloed moet uitoefenen. Maar zoodra ge spreekt van de Koninklijke heerschappij van dea Christus als ook over het gezin gaande, lost zich dit aanstonds in overdrachtelij ken zin op, ais ware er niet anders dan een zedelijke invloed mede bedoeld.

In het Christelijk gezin moet alles Chriselijk zija. Christelijk de man. Christelijk e vrouw, Christelijk de kinderen; maar raagt ge nu wat men onder een Christelijk ezinshoofd verstaat, dan is men geneigd een man voor te stellen, die o, zoo lief, oo zachtzinnig, zoo toegeeflijk is, dat hij ijna meer aan een vrouwelijk, dan aan een annelijk karakter denken doet. En dit nu eidt ons ganschelijk van den rechtea weg f. Veeleer omgekeerd zal de man in ijn gezin, zoo hij waarlijk zich Christelijk anstelt, juist het manlijk karakter, de anlijke gestalte, de manlijke verschijning a al haar eigenaardige beteekenis vertooneu oeten. Hij moet voor alle dingen man ijn, zich als man aanstellen, zich ais man edragen. Niet het zachte en weeke, maar racht en moed moet uit hem spreken. Het ezin moet een man hebben, ea diea man oet het in zija hoofd vinden. Zijns moet het gezag zijn, voor dit gezag is hij verntwoordelijk aan den Christus, en door den Christus aan God, en een gezin waarin het gezag van dea man verslapt, houdt reeds aardoor op eea Christelijk gezin te zija. Natuurlijk moet evenzeer tegea misbruik van bet gezag gewaakt. Een man die zijn huiselijk gezag ten eigen bate misbruikt, en ook maar iets anders bedoelt dan om het ter eere van dea Christus, en in Christus ter eere van zijn God, uit te oefenen, drukt op zijn gezin geen Christelijk stempel, maar ontkerstent het door sijn geestelijk egoïsme. Maar op het tegenovergestelde moet evenzeer nadruk worden gelegd. Niet het zoetsappige vaa eea man die maar alles over zijn kaat laat gaan, maar juist de ernst waarmee een wezenlijk man zijn gezag uitoefent en manlijk handhaaft, drukt op het gezin het stempel van een Christelijk gezin te zijn. De waarde van het gevoel mag niet onderschat, maar bij gezagsuitoefening moet toch altoos de ernst en de kracht van den wil op den voorgrond staan. De teederheid van het gevoel moge in het vrouwelijk karakter meer op den voorgrond treden, in het mannelijk karakter wordt vóór alles diepe erast ea wilskracht vereischt. Het schip in den stroom is verloren, zoo de stuurman niet met scherpen blik en vaste hand het roer bestiert, en zoo ook gaat in den stroom van het leven het gezin te gronde, zoo de man als hoofd het roer niet met vaste hand weet om te wenden. Reeds ia het natuurlijke is aan dea maa eea meerdere physieke kracht verleend danaande vrouw. Dat men thans mannen vindt, die zwakkelingen zijn ea in physieke kracht te kort schieten, en dat tegenover dezulken niet zelden vrouwen staan, die in physieke kracht en wilskracht het verre van den man winnen, is gevolg van de ontreddering van onze maatschappelijke verhoudingea. „Vaa den beginne" is het zoo niet geweest, en in minder bedorven maatschappijen vindt ge het zoo nog niet. Naar < ie, Scheppingsordinantie is de maa de physiek-sterkere, toonbeeld van kracht ea mogendheid, éea uiting van wilskracht. Tot zelfs de huishouding der dieren toont het ons, hoe de haan man is van de kip, de stier de meerdere ia kracht onder het rundvee, de hengst onder het paardearas. De leeuw is een geheel andere verschijning dan de leeuwin. En zoo ook is de maa ia dea aatuurstaat eea veel krachtiger verschijning dan de vrouw. Vooral weelde ea zedebederf vervakchte allengs deze verhouding. Er kwam onregelmatigheid op. Uit een verzwakt geslacht kwamea mannen voort, die zoo niets meer van het manlijk levenstype hebben, en omgekeerd vrouwen die in den strijd des levens tot half manlijke figuren ontaard waren. Toch leeft daarom het besef, dat de man toonbeeld van kracht, de vrouw toonbeeld van 't lieflijke ea schoone moet zijn, nog steeds voort. Nog zullen zanger.s en redenaars het nooit anders voorstellen, daa dat de vrouw, door het „ewig weibliche" af te leggen, haar eere als vrouw wegwerpt, ea dat de man moet uitmuatea door ernst, wilskracht en moed. Niet de maa moet op de vrouw, de vrouw moet op den man leunen. De man moet de vroUw met zijn schild dekken ea faeschermea, niet de vrouw den man. Alzoo is het de ordinantie Gods ia heel de schepping, ea eere voor het Christelijk gezin J3 het, niet, dat dese type vaa den man afngme in scherpheid van teekening, maar juist omgekeerd, dat de maa meer en beter en zuiverder dit type van erast, kracht en moed te aanschouwca geve. In hoe voller zin het hoofd vaa het gezin het maanelrjke type vertegenwoordigt, 6.ts te meer ea des te beter zal 't ons het Christelijk gezin vertooaea. Zeer zeker moet de liefde van dea maa voor vrouw ea kinderen in het Christelijk gezin hoog staan. De man moet zija vrouw liefhebben, gelijk Christus de gemeente heeft liefgehad, maar die liefde moet uit zijn kracht opkomen en vaa die kracht steeds het stempel dragen. De liefde vaa geen onzer kan ooit de liefde vaa dea Christus te bovea gaan, maar altoos blijft de verschijning van den Christus een betoon vaa kracht. Die kracht betoont hij in zijn werken; evenzoo sprak hij als machthebbende, en hij trad met gezag tegea de Schriftgeleerdea en tegen zijn jongeren op. Nooit verleidt den Ciiristus zijn liefde tot slapheid of weekelijkheid. Van de kracht, die in hem woont, gaat zijn liefde uit. Heel zijn leven is eea leven van strijd. En als hij eindelijk ia dea dood ondergaat, ont^ sluit die weg van den dood hem dea toegang tot het opstandingslevea, waarvan onverwinnelijke kracht het kenmerk is.

Die kracht moet bij dea maa spreken ia ijn lichaam, in zijn verstand, in zija wil a ia zijn zelfbeheersching. Physiek, want ij is geroepen om te werkea ia het zweet jns aanschtjns, om zija gezia met Goden et eere te onderhouden, In zijn verstand, ant hij moet zija gezin leiden, sturen en egeeren. Ia zijn wilskracht, want de door em ingestelde orde moet hij weten door e zetten en te handhaven.' Maar bovenal n zelfbeheersching, want wie zich zelven iet regeeren kan, is tot het regeeren van zijn gezin onbekwaam. Alle proefneming van wilskracht en regeertalent moet door ieder onzer op ons zelven worden genomen. En juist ais Christen, en staande onder het hoog gezag van dea Christus, moet de maa ia het Christelijk gezin allengs zoo meer het schoons van Gods ordinantiën voor het gezia doea uitkomen. De verwarring ook i« het gezinsleven is een gevolg en uitvloeisel van de zonde. Aan Christus nu is ook over hot gezin heerschappij verleend, om wat de zoade ia het gezia bedierf, te keertegaaa, ea te weren, teneiade ook het gezia zooveel het kaa weer in zijn oorspronkelijke zuiverheid te herstellen. En dit au kaa, wat dea maa betreft, alleen daardoor geschieden, dat de man ia zija gezia zich alzoo vertoone ea alzoo optrede, als het aaar de oorsproakelijke gezinsordinantiën zijn moet. Tot die oorsproakelijke ordinantiëa au behoort ia de eerste plaats, dat Gods gezag ia het gezin gelde, ea dat dit Goddelijk gezag uitgeoefend worde door den man, als daartoe door God gesteld. D^jarop is de man in de schepping zelve aangelegd. Ia aormalen toestaad is de man sterker gespierd, krachtiger vaa aaaieg, kloeker van gestalte, meer doortastead ia zijn optredea. Zijn verstaad heeft den voorrang boven zijn gevoel. In zijn wil spreekt beslistheid en veerkracht. Tot harder arbeid is hij bekwaamd. Meer dan de vrouw is hij voor dea strijd van het leven gewapend. Zal au in het Christelijk gezin, hetgeen de zonde bedierf, zooveel H t g v z h s r E k o h h G mogelijk hersteld wordea, daa moetalleags ia dea loop der eeuwea in het Christelijk gezia dat echte, zuivere type vaa dea maa ook meer uitkomen, en daarbij gesierd wordea met die fijnere hoedanigheden, die alleea de geest van Christus in ons oatwikkelen kaa. Maar het groadtype van den man moet juist ia het Christelijk gezin te krachtiger opleven. De ceder, niet de wilg moet zijn zinbeeld zijn. Wat in zijn type vervalscht is, moet vaa alle onzuiverheid en vervalschiag oatdaaa wordea. Ook in het gezia moet de Christus de hersteller vaa Gods oorsproakelijke ordinantiëa zqn. Zelfs de zorge voor de krachtige ontwikkeling van de mannelijke lichaamskracht mag daarom ia het Christelijk gezia niet v.fordea verwaarloosd.

Maar juist omdat dit alles een eisch van de Goddelijke ordinantiëa is, ea de natuur nog steeds toont, hoe God de Heere al de vereischte gaven voor zulk een gezagsoefening naar Christus geest, aan dea maa heeft toebedeeld, moet de aaaweading vaa deze gaven steeds blijven een in gehoorzaamheid ea onderworpenheid aan God besteden van hetgeea God den man als man schonk. Niet die gaven en talenten gaan voorop. Voorop gaat de roeping, waartoe God den man geroepen heeft, en zijn gaven en talenten ontving hij slechts, om aan die roeping te kunnea beantwoordea. God schonk den maa die gavea van kracht, wilseaergie ea verstandelijk iazicht, opdat de man ze ïa Zijn dienst zal bestedea, d. i. ter hooghouding van Gods gezag ea tot inrichting en instandhouding van een huislijk leven, dat conform Gods wil ea gebod zal zija. Een gezin is niet vrij om te levea, gelijk het dit verkiest en wil. Ook voor het gezia evenals voor zija sterreahemel heeft God Almachtig eea orde ingesteld, en naar die orde heeft ook het gezin zich ia te richtea en te gedragen. Dit au gaat niet vanzelf. Dit kon wel vanzelf zijn gegaan, indien er geen zonde ware ingetreden, maar nu de zonde eenmaal uitbrak, trad ze ook storend ia het gezinsleven binnen, en tracht ook in het gezia de van God gestelde orde te niet te doen, en in haar tegendeel om te zetten. Er ontstaat alzoo ook ia het gezia strijd, strijd tusschen de vaa God gestelde orde ea tusschea hetgeen de zonde van het gezin maken wil. Daarom nu moest er een gezag ingesteld, dat de roeping heeft ora de orde Gods tegenover de zoade ia het ge; ', ia te verdedigea en te handhavea, juist zooals om der zoade wil hst Overheidsgezag onder de volken is ingesteld. Dit gezag au is aan den man toevertrouwd. Niet om zijnentwil, maar om Godswil, ea de booze maa die dit gezag misbruikt, om zijn eigen koninkrijk op te richten, in plaats vaa Gods Koningschap ia het gezin tot gelding te breagea, begaat roof aan de majesteit des Heerea Heeren, Dat is niet het gezag Gods tegen de zoade handhaven, maar ïa het gezag zelf de zoade doea iasluipea.

Toch koa het aïet anders, of bij den d oortgang van de zonde moest dit ge-r agsmisbrulk van den maa hand over and ia het gezin toenemen, tot het tenlotte in veelwijverij, gezinsoatredde-j iag en huislgke tyraanie ontaardde. n dit heeft voortgeduurd tot op de omst van den Christus. Daarom is toen ok den Christus, mèt alle macht ia dea emel en op de aarde, óók het gezag over et gezin opgedragen, en is de Christus onder od Drieëenig ook tot hoofd van het ezia aaagesteld, zoodat thans de man dit uislijk gezag niet rechtstreeks meer onder od, maar onder Christus als zija hoofd ltoefeat. God is hoofd vaa Christus, hristus is nu hoofd van den man, en e maa het hoofd vaa zija gezia. Ea e uitkomst heeft daarbij getoond, hoe n het Christealand het geziasleven alengs weer uit zija diepe ellende is opetogea, ea ia het Christelijk gezia weer ea staat heeft bereikt, die de oorsproakeijke ordiaaatiëa Gods veel aader is gekomen, dan dit oader de Heidenen ea oader ea Islam nu nog het geval is, Bijaa in niets spreekt maatschappelijk ds tegcnstelliog tusschen de Heidenwereld met den Islam eenerzijds en het Christenland anderzijds zoo ia het oogloopead sterk, als juist ia dea hoogea staad waartoe het geziasleven alleags ia veel Christeagezianen weer is opgetrokken, In brjaa alle Chrlstenlaadea rust het gezinsrecht, ook publiekelijk, thaas op Christelijken grondslag. Tegen den geest der Revolutie, die ook op dit terrein het weer alles om wil keeren, wordt ia bijaa alle iaadea de strijd voor de Christelijke begiaseiea weer aaageboadeav Het verzet tegen oatucht, hoererij, echtbreuk ca cchtscheidiag klimt met den dag, en zonder schijn vaa overdrijviag mag gezegd, dat met aame ia het gezinslevea het Koniagschap vaa Christus reeds edele vrucht droeg.

Maar de poging om deze edele vrucht weer te verderven, gaat van sataa stelsel matig in alle landen uit. Wat door Christus Koningschap ook in dit opzicht gewoaaea werd, moet weer teaiet gedaaa, ea juist dit maakt de taak ea roeping vaa dea maa, die Christus als zija Koning eert, ia zija gezia zooveel moeilijker. Op hem toch rust de dure plicht om, tegea die oaheilige strooming in, het Christelijk karakter van zija gezia te haadhavea ea het te houdea bij de ordinaatiën Gods. Kwam au het kwaad alleea van buitea opzettea, zoo zou de strijd hierbij nog minder hachelijk staan, maar het kwaad sloop maar al te dikwijls ook in zijn gezin binaea, ea daa rust op hem de heilige taak, om dit kwaad ia zija gezia tekeer te gaaa, Zija gezin bestaat niet voor hem. Hij met zijn gezia bestaat om God, Gode moet de eere ook van hem en uit zijn gezin toekomen. Hij mag ook zija gezia niet willea oaderwerpea aaa eea orde, die hrj zelf wilkeurig iastelt, Zija taak ea roeping is ea blijft, om zija gezia bij Gods ordinaatiëa te houdea ea er zelf steeds ia voor te gaan, ea eerst zoo dit hem gelukt, zal zijn gezin dea aaam vaa eea Christelijk gezia kunaen dragen. Dat allen ia zija gezia zich bij de geloovigea voegea, dat er gebedea ea ia het Woord geiezea wordt, dat men mee doet aan allerlei Christelijke werkzaamheid, maakt op zichzelf zijn gezin nog niet tot een Christelijk gezin. Ongetwijfeld wordt door het Christelijk karakter van het gezin ook dit alles geëischt, maar toch kan dit alles op het gezin nog aiet het Christelijk stempel zettea, ea vóór alle andere eischen gaat de eisch, dat het gezin zelf in zijn inaerlijke saamstelliag ea huishouding zich gedrage naar de ordinantiën die God ia dea aaavaag der dingen voor het gezinslevea verordend heeft. Een lusthof ia Nederland met oostersche planten er in, is daarom nog geen oostersche lusthof, Ea zoo ook kunnea de geestelijke bloemea van het leven, ook al sieren ze oas saamievea, het gezia aog nooit tot eea Christelijk gezia makea, zoo aiet dit gezia zelf ia zija aormale leveasontwikkeliag leeft aaar de ordiaaatiëa die God heeft iagesteld, die de Christus ais oaze Koning van ons afeischt, en die de maa als hoofd vaa het gezia ia te voerea en te handhaven heeft.

Hiervoor nu is in dea maa vaa aoode een helder besef van wat Gods ordinantiën voor het gezinsleven zijn, voorts stille ea stipte zelfonderworpeaheid aaa wat Christus op grond vaa die ordiaantiëa vaa hem ea zijn gezia eischt, ea aiet miader de zin ea de wil, de erast ea de veerkracht, om allea over wie hij als hoofd is aangesteld, bij die ordinantiëa te houden. Bij dea strijd die nu weer opkomt om dea gezoaden staat vaa het gezia te verderven, moet dit betooa vaa helder iazicht en oabreekbare kracht zelfs nog verdubbelen. De taak en roeping van dea maa wordt steeds moeilijker. Opstand van vrouw ea kinderen ea dieastboden tegea zrja gezag behoort reeds aiet meer tot de zoo hooge zeldzaamheden, zelfs ia zulke geziaaea v/aar mea geestelijk dea Christus belijdt. En daarom juist moest het met zooveel nadruk op dea voorgroad wordea gesteld, dat het niet aangaat het Christelijk karakter van den maa in zijn gezin vooral ia toegeeflijkheid, weekheid en zachtheid te zoeken, maar dat ook ia het Christelijk gezin bij dea maa betooa vaa kracht steeds voorop moet gaaa. De maa als hoofd vaa zijn gezia is daa eerst waarlijk eea Christelijk gezinshoofd, zoo hij teweeg brengt dat zijn gezin Gode de eere geve, allermeest daardoor dat het als gezin besta en leve gelijk God het wil ea dit ia zijn ordinantiën voor het gezin voorschreef. Wie de van God gewilde orde voor zijn gezin glippen laat, aiet behoorlijk zija gezia oaderhoudt, niet zijn vrouw en kroost beschermt, aiet op zija geldelijk beheer goede orde stelt, zijn dieastboden aiet vriendelijk tegemoet komt, niet met alle keurigheid voor de opvoeding der kinderen zorgt, ea heel zija gezia aiet liefheeft met iets vaa die liefde waarmee Christus zijn gemeente alzoo heeft liefgehad, dat h^' zichzelve voor haar overgaf, — moge persoonlijk den Christus belijden, maareen Christelijk man ia zija gezia is hij aiet. Hij is aaa zija Koaiag oagehoorzaam, schiet te kort ia zijn plicht om oader Christus het gezag over zija gezia uit te oefeaea, en zal eens harde rekeaschap te gevea hebben vaa de wijze, waarop hij het hem toevertrouwde gezag heeft verwaarloosd of misbruikt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 maart 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Pro Hege.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 maart 1909

De Heraut | 4 Pagina's