Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Boven, waar Christus is.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Boven, waar Christus is.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[HEMELVAARTSDAG].

Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoo zoekt de diDgeo die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Col. 3 ; I.

Jezus' hemelvaart is zijn terugkeer naar het Vaderhuis, het weer ingaan in die hemelen, van waar hij tot ons was nedergedaald. Jezus was gezonden naar deze wereld. Hij had een zending van den Vader ontvangen, om op deze aarde te volbrengen. En het ii; het gelouf aan deze zending, waardoor de visschers aan Galilea's meer eerst zijn discipelen, straks zijn apostelen werden. Gedurig en telkens stelde Jezus aan wie om hem waren, altoos weerdenzelfden eisch: dat gij gelooft dat de Vader mij in deze wereld gezonden heeft.

Ook de profeten waren in naam des Heeren opgetreden, maar zoo heel anders. Zij waren in deze wereld geschapen. Maar Jezus niet. Jezus behoorde niet hier, maar in de hemelen thuis. Uit die hemelen was hij uitgegaan, om tot ons te komen. En nu, nu zijn zending op deze aarde volbracht is, nu keert bij naar die hemelen terug. Naar wat hij zelf tot de Joden gezegd had: „Wat zoudt gij zeggen, indien gij den Zoon des menschen zaagt opvaren naar den hemel waar hij' te voren was".

Ook Henoch is in den hemel opgenomen, es Elia voer ten hemel op, maar de Hemelvaart van Jezus is een gebeurtenis van geheel andere orde. Jezus keert, nu tot in zijn lichaam verheerlijkt, terug naar den hemel, om weer bezit te nemen van de heerlijkheid die bij bij den Vader had, eer de wereld was.

Jezus' komst tot deze aaide is een uitgang geweest uit het Vaderhuis, om een pelgrimstocht naar deze verloren wereld te doen. De Vader had hem „een werk" gegeven, gelijk hij zelf betuigt, om hier op deze aarde te volbrengen. Dat werk is nu volbracht. De schuld IS verzoend, de vloek weggenomen, de vonk des levens ontstoken, zijn woord blijft achter, het mystieke lichaam is in de zijnen geformeerd, de toekomst van het Koninkrijk Gods is verzekerd, satans kracht is gebroken, de zending is voleind. En nu verlaat Jezus deze aarde weder. Niet voor altoos. In het eind d|èr dagen zal hij ten tweeden male, nu niet zijn pelgrimstocht, maar zijn triomftocht naar deze wereld ondernemen. Maar voor de «euwtn die daar tufichen liggtp, k««rt h|j niuuc het Vaderhuis

naar < le hemelen, naar het rijk der heerlijkheid terug. £n dit niet, om nu de wereld voortaan aan zich zeWe over te laten. Eer integendeel, om eerst nu recht de sorge voor de behoudenis van die wereld op zich te nemen.

Wat Jezus, ware hij op deze aarde gebleven, nooit had kunnen doen, dat zal hij nu doen van den Troon der heerlijkheid. Niet alleen leven om voor de zijnen te bidden maar ook van Boven een macht en invloed op die wereld uitteoefenen, waardoor ze rijpen kan voor haar herschepping.

Jezus gaat door zijn Hemelvaart weer naar Boven. Hij had het tot de Joden gezegd: „Gij zijt van beneden, ik ben »«« Boven". En in dit wondere woord van Boven ligt al de majesteit van zijn herkomst uitgedrukt.

Verstaan kunnen we dit niet. Van die ongeziene wereld daarboven kunnen we ons geen de minste voorstelling vormen, maar onze intuïtie zoekt al het heerlijkere en hoogere als van zelf steeds daarboven. ^Al wat onze ziel verfoeit, noemen we laag. Wie zich in zonde verliest, zinkt Het middenpunt van al 't onheilige is voor ons de afgrond. Al wat beneden is, doet gissen dat het adel mist. £n daarentegen al wat schoon en zuiver en edel is, daalt af tot ons van Boven van den Vader der lichten. Wie somber gestemd is en moedeloos, laat het hoofd hangen; wie jubelt en juichen kan beft vanzelf het hoofd naar boven. Wij steken 't hoofd omhoog\ zongen Gods verkoren kinderen reed in oude dsgen. £n vanzelf zien we naar Boven op, zoo dikwijls we het heilige en heerlijke willen begluren en inroepen.

Zelfs de natuur verzinbeeldt ons dit. Schooner, majestueuser dan de sterrenhemel is er niet, en uit het wolkenheir dreunt Gods donder. Al het verhevene voor onze ziel is steeds voor ons natuucbesef met wat Boven is voor ons verbonden. Van Boven komt het licht, het leven, en de levenswarmte die van de zon tot ons uitstraalt. Niet de rups, en niet de slang, maar de vogel die zich in de lacht opheft, is voor ons het voorwerp onzer benijding. Alleen het vogelenheir zingt Gods glorie uit.

Het vergezicht op een Alpentop genoten, gaat alle andere natuurtafereelen in majesteit zeer verre te borei). Reeds op een torenspits te staan, geeft ons een verheffend genot. Het paleis wordt met hooge transen uitgebouwd, het huis des gebeds steekt zijn spitse naar boven, en wie in de holen der aarde of in diepe kelders huizen, of in mijnen onder den grond werken moet, vindt beklag bij wie de heerlijkheid van de hooge ruimte en de frischheid der hooge luchten geniet.

Boven, niet hier beneden, is wat het hart kan verrukken. Van Boven is de waarachtige wijsheid. Van Boven daalt de zegen neer, gelijk de regen van boven nederdruppelt om de akkers te besproeien en het graan uit de voren te doen ontkiemen.

En daarom zong al wat naar het heilige dorstte, onder alle volken, alle eenwen door: Hoog omhoog, het hart naar Boven. Hier beneden is het niet.

Het Sur sum cor da \ van Christus' kerk.

En daarboven is Jezus nu. Niet gelijk hij er te voren was, maar nu in onze menschelijke natuur, naar ziel en lichaam beide.

Hoe? We weten het niet en verstaan het niet. De vorm, de gedaante, de afmeting, de gestalte, waarin Jezus hier op aarde verkeerde, is in hemelschen toestand overgegaan. Een overgang waarran de rups die kapel wordt, ons slechts het fliuw symbool geeft, maar ons toch gissen doet, hoe wonderbaar veranderd en verheerlijkt Jezus nu in die hemelen verkeert, en zijn majesteit ten toon spreidt. Op Thabor is er iets van gezien. Op den weg naar Damascus en op Pathmos is iets van zijn heerlijkheid in het visioen getoond. Maar stellig gaat de werkelijkheid in den hemel al wat op aarde van die heerlijkheid getoond of vermoed kon worden, zeer verre te boven.

We hebben' voor dien hemel geen maatstaf. Wat men de „wetten der natuur" voor hier beneden noemt, geldt voor den hemel niet. We zien op naar Boven, maar waar de Troon van Gods majesteit staat, wie zal 't ons zeggen? Hier beneden is alles aan vaste plaats gebonden, maar wie onderscheidt met juistheid wat een plaats in de hemelen beduidt. We weten dat God Almachtig in den hemel woont, en dat de Christus aan zijn rechterhand met alle macht en majesteit is bekleed. We weten dat er de duizend maal tienduizenden van engelen zijn, en de geesten der volmaakt rechtvaardigen. We hooren van het Vaderhuis en van het Paleis der heerlijkheid in de hemelen. Maar onze voorstelling blijft aan deze aarde ontleend. Andere beelden om het ons voor te stellen, hebben we niet. Daar zijn we aan gebonden. We kunnen niet anders. De Schrift zelve spreekt ons van een Jeruzalem dat boven is. Maar toch geeft alles ons den indruk, dat het zoo heel anders zijn moet, dan het hier is. Alles licht en leven, wat bier log en loom is. Afstanden niet meer gekend. Uu één centrum Goddelijke glans het al doorlichtend en doorglanzend.

En dddr is de Christus nu. Door al het engelenheir aangebeden. Bekleed met alle macht. In zijn majesteit schitterend. £n diar wil hij, dat met hem zijn zullen degenen die de Vader hem uit de wereld gegeven heeft.

Maar bij vergeet daar deze wereld, en in die wereld de zijnen niet.

Veeleer blijft zijn oc^ op die wereld gericht.

Hij draagt ze op zijn hart. Hij strijdt voor haar tegen Gods vijanden. Hij leeft om voor de zijnen te bidden. Hij kent elk kind van God, hij kent 't in zijn zielsnood en in zijn diepste begeerte. Hij is, zonder een nacht die scheiding maakt, in een eeuwigen morgen met deze wereld bezig, voor haar doende, baar verzorgende, haar leven instortend, bezieling in haar wekkend, tot den strijd haar aanmoedigend. Zijn kracht gaat naar de zijnen eiken morgen uit. En met de engelen Gods juicht ook de Christus, zoo dikwijls weer een verlorene gebracht is naar het pad des levens.

Jezus is nu daarboven, en niet meer op deze aarde. En daarom moet, omgekeerd, al wat hem toebehoort, maar nog beneden is, van beneden naar Boven opzien, om te zoeken de dingen die Boven zijn, waar Christus is.

Zij 't zoo dan ook bij u.

Uit uw Heiland en xyv Koning, altoos van Boven, genade en vrede op u nederdalend, zoolang ge nog als pelgrim hier beneden omdoolt, maar dan ook uit uw hart en uit uw ziel, van hier beneden, steeds naar Boven uw dank en uw aanbidding opklimmend.

Daar, daar Boven, uw wezenlijke wereld, de h wereld uwer hope, de wereld uwer toekomst, c de wereld waar eens ook gij zelf heengaat, om „ dan eeuwig bij uw Koning te zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's

„Boven, waar Christus is.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's