Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Friesche Kerkbode wordt nog eens de aandacht gevestigd op het ambt der geioovigen, dat in de dagen der reformatie van 1886 200 kracütig op den voorgrond trad, maar nu weer in 't vergeetboek dreigt te raken:

„In art. 28 van onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis wordt geleerd, dat de geioovigen schuldig 2ijn, den hals te buigen onder het jak van Christus en, naar de gaven die God hun verleend heeft, te dienen de opbouwing der broederen. »En opdat dit te beter kunne onderhouden worden, zoo is het nmbt aller geioovigen, volgens het Woord Gods, ^ch af te scheiden van degenen, die niet van de Kerk zijn.« Aan deze uitdrukking is ontleend de 'erm »a m b t der g e 1 o o v i g e n«, in de laatste JS jaar veel, misschien meer dan vroeger, in gebruik,

Nog niet lang geleden virerd van confessioneele zijde op het gebruik van dezen term afgegeven met de herinnering, dat in Art. 28 volstrekt niet gesproken werd van een ambt in den zin als waarin wij dat woord gebruiken, sprekende van net ambt van de bediening des Woords, des Ouderlingschaps en des Diakenschaps. Nu is daar wel iets van aan, maar toch o zoo weinig. Het woord ambt komt in den Latijnschen tekst niet ^oor, maar wel een uitdrukking, die met den term wunus, ambt, synoniem is. Er staat namelijk: omnium fidelium partes sunt. Wie nu wel eens 'n Cicero gelezen heeft, weet dat dit hetzelfde is *'s: omnium fidelium munus est, hetwelk over-S? wt zijnde, is : het is het ambt aller geioovigen. "laar er zijn confessioneele voorgangers, die de geioovigen niet op hun ambt durven wijzen, omdat , !ii'"a'i'r, tti; i|', lPW.'W zij zelven hunne functies niet naar behooren kunnen uitoefenen.

Er is een tijd geweest, dat onder ons. Gereformeerden, het ambt der geioovigen meer overdacht, genoemd en geëerd werd. Vóór 20 jaar kon men over dat ambt de eenvoudigste menschen hartelijk, vol overtuiging en met heldere bevatting hooren spreken. Geen wonder. Krachtens dat ambt der geioovigen was er gehandeld. In de wetenschap, dat men niet naar eigen willekeur, maar Op last en in den naam van den Koning der Kerk handelde, had men moed gevat tot daden, waarvoor men anders zou beducht geweest zijn. Zich bewust van de roeping, dien plicht, dat ambt, hebben toen vele geioovigen verkozen schade te lijden in gehoorzaamheid, boven rust te genieten in ongehoorzaamheid. Die tijd van faooge geestesstemming, van krachtige geestesspanning en van doordringende geestesenergie, opkomende uit het ambt der geioovigen, schijnt voorbij te zijn. Er is een ruste ingetreden. De Kerk heeft hare ambtsdragers, die getrouw hunne ambten bedienen. Er wordt gepredikt naar dé leer der Apostelen. De Sacramenten worden bediend naar de instelling van Christus. De tucht wordt geoefend naar koninlijke ordinantie, De Kerk wordt geregeerd naar het woord van Koning Jezus, Er is ruste. Volgens veler meening is er thans geen reden om het ambt der geioovigen tot activiteit op te roepen. 'Men wil niets liever dan als rustig onderdaan des Konings leven.

Daartegen komen wij op. Uit die rust willen wij, waar noodig. de geioovigen v/akker roepen. Krach tens hun ambt hebben de geioovigen steeds te arbeiden, zonder ophouden. Er is voor hen als gemeene ambtsdragers zelfs veel werk. Indien zij niet hun ambt vervullen, lijdt de Kerk des Heeren groote. schade. Niet alleen tot reformatie als het noodig is, maar ook tot stichting der Kerk te allen tijde zijn de geioovigen geroepen.

Wij willen eerst onderzoeken, wat wij onder het ambt der geioovigen hebben te verstaan. Het is rog wat anders dan de plicht der geioovigen. Plicht is wat men, afgezien van alle opdracht, schuldig is. Ambt is wat men, als vertegenwoordigende een hoogere macht, met zeker gezag te verrichten heeft. Zoo is het de plicht der geioovigen, ajn naasten lief te hebben en in de wegen des Heeren te wandelen. Het is het ambt der geioovigen, krachtens de zalving des Heiligen, de dwalende broeders den rechten weg te leeren.

Tot recht verstand is het noodig, te bedenken dat de geioovigen er zijn, om het beeld en de eere van Christus te openbaren, en dat zij ook tot dat einde zich moeten vereenigen tot een Kerk. Waar er dan ook maar twee of drie in Zijnen Naam vergaderd zijn, is Hij in het midden. (Mat. iS : 19 en 20). Ja, allen zijn zij Zijner zalving deelachtig, (i Joh. 2 : 20). Wat dit te beteekenen heeft, wordt door onzen Catechismus schoon uiteengezet in het antwoord op de vraag: aarom wordt gij een Christen genaamd ? Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus en alzoo Zipier zalving deelachtig ben, opdat ik Zijnen naam belijde, en mij zelven tot een levend dankoffer Hem offere, en met een vrije en goede conscientie in dit leven tegen de zonde endden duivel strijde, en hier na maats in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regeere. Tot de vervulling van die roeping, heeft Hij ze gezalfd met den Heiligen Geest, d. w. z. naar i Cor. 6 : 19, dat de Heilige Geest in hen als in een tempel woont, en zij »eene woonstede Gods in den Geest« zijn. (Ef. 2 : 22).

Deze zalving is het gemeenschappelijk goed van de geioovigen, maar het is ook evenzeer eens iegelijks persoonlijk voorrecht. Zij zijn priesters, samen een heilig priesterdom vormend; levende steenen gebouwd tot een geestelijk huis fi Petr. 2 ; 5). Het persoonlijke wordt door het gemeenschappelijke nist opgeheven, maar veeleer gesterkt en in de gelegenheid gesteld om zich naar zijn aard ten volle te ontplooien. Hoe krachtig en innig de gemeenschap der heiligen ook zij, de zelfstandigheid der heiligen blijft toch in zulk een mate bpwaard. dat er reden blijft voor den regel, \-> dat elk zich moet schuldig weten zijne gave ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te wenden', geheel in overeenstemming met de ons in Gods Woord geleerde waarheid van het lichaam en de leden, I Cor. 12 : 12-37: Gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder».

Krachtens die zalving nu, hebben zij als profeten, priesters en koningen den Heere te dienen Als profeten hebben zij, allen te zamen en een iegelijk in het bijzonder, den Naam des Heeren te belijden. Als priesters hebben zij zichzelven tot een levend dankofifer Gode te offeren. Als koningen hebben zij met een vrije en goede conscientie in dit leven tegen de zonde en den duivel te strijden, om hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen te regeeren. Dat alles mag ambtelijk werk genoemd worden, omdat Christus bij zijn dienaar blijft en zich vertegenwoordigd rekent door zijn dienaar. »Waar ik ben, aldaar zal ook Mijn dienaar zijn. En zoo iemand Mij dient, de Vader zal hem éeren«. (Joh. 12 : 26). »Die in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en zal meer doen dan deze«. Joh. 14 : 12).

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 juni 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 juni 1909

De Heraut | 4 Pagina's