Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rusland. De Oud-geloovigen en de Doema.

De Czaar van Rusland heeft in zijn bekend October-Manifest aan al zijne onderdanen volledige vrijheid van conscientie toegezegd. Doch het blijkt telkens weer opnieuw, dat er heel wat te overwinnen is voordat er wezenlijk conscientievrijheid verkregen is. Gelukkig dat er een Doema bestaat, die het voor de vrijheid van conscientie krachtig opneemt.

Tot hiertoe was het in Rusland regel, dat iemand die een geestelijk ambt in deGiiekschorthodoxe kerk bekleedend, dit verliet of daaruit ontzet werd, ook in zijn, politieke en burgerlijke rechten weid beperkt. De heihge Synode wilde wel dat die beperkingen vervielen, doch verlangde toch dat zulke geestelijken, wanneer zij in den dienst van den staat traden, niet geplaatst zouden worden in eparchiën waarin zij een geestelijk ambt bekleed nadden. De Minister van binnenlandsche zaken had het wetsvoorstel in dien zin veranderd, en de Doema ging daarin mede.

Van meer beteekenis was de bespreking die de „Oud-geloovigen" gold. De referent der commissie voor de voorstellen, de oud-geloovigen betreffend, wilde daarin drie veranderingen aanbrengen.

1e. Wilde hij dat den Oud-geloovigen het recht werd toegekend, niet alleen naar hunne geloofsbelijdenis te leven, maar deze ook vrij te verkondigen; elke geloofsrichting en sectezoude naar regels, door den minister goed te keuren, . in congressen kunnen vergaderen; wanneer twaalf leden aanwezig waren, moesten deOodgeloovigen een gemeente kunnen vormen; deze gemeenten zouden alleen kennis te geven hebben van bare oprichting, terwijl zij bedehuizen moesten kunnen bouwen na het desbetreffende verlof lot bouwen verkregen te hebben.

2e. De ambtsdragers der Oud-geloovigen zouden den titel dragen van „geestelijken der Oud geloovige leer”.

3e. Die geestelijke personen welke uit de gemeentevergadering of uit de vergadering van den adel gestooten werden, zijn tcch nog bevoegd tot het bekleeden van ambten.

Aan de andere zijde zouden buitenlanders of gerechtelijk veroordeelden niet als geestelijken kunnen fungeeren; daarentegen kon een gerechtelijk onderzoek, of het feit dat men voor de rechtbank gedaagd geweest was wegens een vergrijp van godsdienstigen aard, geen verhindericg zijn tot het uitoefenen van een geestelijk ambt.

Vanwege den minister werd wel in de Doema erkend, dat de Oud-geloovigen getrouw gebleven waren aan de oude beginselen van het Russische volk, zoowel in het vaderland als in de verbanning, maar verklaard toch, ook dat het recht van propaganda, hetwelk tot hiertoe alleen de taatskerk gehad had, den oud-geloovigen nooit egeven worden' kon, omdat er onder hen secten evoiiden werden die de burgerlijke instellingen, l het huwelijk en de overheid, loochenen, en wijl daardoor een toestand geschapen werd, waarbij niet alleen twijfel gewekt werd of de heerschende kerk de rechte leer bezit, maar ook of zij wel het recht heeft zich de „orthodoxe" kerk te noemen. En deze verklaring werd afgelegd, ofschoon bij erkende, dat het recht om „zijn geloof vrij te belijden en te prediken" en „het recht van propaganda" aan elkander gelijk zijn, en hij weten kon, dat ook de Octobristeu in het geheel niet van plan zijn, der regeering het recht te ontzeggen, tegen zulke menschen op te treden, die onder den dekmantel der religie oproerige vertoogen houden.

Ook zeide de vertegenwoordiger van den Minister, dat het niet betaamde dat de geestelijken der Oud geloovigen „geestelijken" en niet „geestelijke personen" genoemd zouden worden, en dit met de classieke drogreden: „de in Ruslind heerschende orthodoxe Kerk kan alleen de dienaars van zulke Kerken als „geestelijken" erkennen, bij welke eene hiërarchie gevonden wordt die in de handoplegging door de apostelen haar oorsprong heeft. Onder deze omstandigheid zou het geven van den naam van „geestelijken" aan de geestelijke personen der Oud geloovigen, gelijk staan met de beslissing van het gewichtigste canonieke vraagstuk door middel van de staatswet, en dit terwijl de Russische Staatsorde, die op de enge vereeniging van den staat met de Orthodoxe Kerk rust en volgens welke het hoofd van den staat de handhaver van de leerstellingen der heerschende Kerk is.

In de Doema werden over deze dingen scherpe debatten gevoerd. Merkwaardig was de rede van een Oud-geloovige, die o, a, sprak: „Men zegt ons, dat wij 180 jaar lang geen ' bisschop gehad hebben. Wiens schuld was dit ? Onze bisschoppen werden gemarteld en in den kerker gezet; wij gingen echter niet over tot de Lutherschen, maar bleven bij ulieden. Onder de regeering van Keizer Nicolaas Pawlowits werden onze priesters, die geen revolutionnaiien Weren, in mest en mijt gestoken! Bssluit daarom wat gij wilt”.

De scherpste rede over deze zaak werd door den leider der Octobristen partij gehouden. Deze beweerde, dat in den loop van twee en een halve eeuw de Oud geloovigen en de Joden het middei geweest waren, waardoor de lagere en hoogere ambtenaren zich konden verrijken. Niet alleen Gouverneurs, maar Generaal Gouverneurs hebben op kosten der Oud-geloovigengeleefd. Om tegen zulk een willekeur der administratie gewaarborgd te zijn, eischen de oud-geloovigen niets dan . vrijheid van prediking. De tegenstanders van de wetsvoordracht vreezen, dat er misbruik gemaakt zal worden van de vrijheid, en willen daarom, terwijl de bestaande wetten voldoende zijn om misbruiken te keeren, juist die zijde van het leven der oudgeloovige gemeenten, dat vrij moet zijn, de banden van het ingrijpendste administratief beheer aanleggen. Tegenover de bezwaren die men tegen de benaming van „Oudgeloovige geestelijken" had, beweerde spreker, dat het Russische volk niet zoo naïef was, dat hetden Oud-geloovigen aartsbisschop van Moskou met den metropoliet van Moskou verwisselt Men moest zich de woorden van het manifest van October herinneren, welke luiden: „Wij l^gen der regeeiing den plicht op, onzen wil stipt ten uitvoer te leggen, die daarin bestaat, aan de bevolking de onveranderlijke grondslagen der burgerlijke vrijheid op de beginselen der feitelijke onaantastbaarheid des persoons, van vrijheid van geweten, van spreken, van verga dering en van vereeninging te verleenen.”

Terwijl de tegenstanders van het voorstel lofzangen gezongen hebben op de nationale gevoelens, de dapperheid en monarchale gezindheid der Oud geloovigen, willen zij hun toch de vrijheid onthouden. Daarop toonde spreker aan, dat vele Oud-geloovigen in den oorlog met Japan dapper mede hebben gestreden, doch het was bun daarbij niet vergund, zich van den geestelijken troost hunner geestelijken te be dienen. Men zond ze voor den Czaar en het vaderland in den dood, maar liet ze dan als honden sterven. In de hospitalen werden geen geestelijken der Oud geloovigen toegelaten. Ein delijk werd dit door de bemoeiing eener Groot vorstin toegelaten. De spreker eindigde met te zeggen, dat het de plicht van de Doema was, de daad van liefde en vrede, waarvan de Ukase van October sprak, te voleindigen. De Doema nam het wetsvoorstel aan. Doch daarmede is het nog niet tot wet verheven. De beslissing of de keizerlijke Ukase, waarbij volledige conscien' tie-vrijheid beloofd is, al dan niet een doode letter zijn zal, valt in den aanstaanden herfst Dan komt de zaak voor den Rijksraad. Het is te hopen, dat ook dit lichaam zich voor vrijheid van conscientie verklaren zal.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 augustus 1909

De Heraut | 2 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 augustus 1909

De Heraut | 2 Pagina's