Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

BERGOPWAARTS.

V.

VERBETERING.

Nog geen drie maanden waren verloopen sinds Karel de studie had hervat, of het bleek dat Dr. Rottmann juist had gezien.

Tot nog toe had onze Karel zich met bloemen en planten bezig gehouden louter voor zijn genoegen en uit liefhebberij, nu echter zou dat anders worden.

Meer dan éen lezer zal weten dat men de planten in soorten en klassen verdeelt, evengoed als b. V. de dieren. Ieder weet dat een schelvisch meer op een kabeljauw lijkt dan op een gouden tor, en een leeuwrik meer heeft van een musch dan van een olifant. Zoo ook is duidelijk dat een tulp en een lelie meer gelijkenis met elkaar hebben dan met een toos; dat een appelboom en een pereboom nu niet bijzonder veel gelijken op een palm, enz.

Kortom er zijn soorten die elk haar kenmerken hebben. Zelfs kent men verschillende stelsels waarnaar de planten worden ingedeeld. Elke plantkundige moet daarvan weten, anders zou hij in zijn vak weinig uitrichten. En daartoe is weer noodig, dat hij zooveel mogelijk weet van de saamstelling, den bouw der plant, van meeldraden en stampers, van bladschermen en blad soorten, en zoo meer,

Aan de studie van dat al nu begon onze Karel ten huize en onder leiding van den vriendelijken geneesheer. Reeds binnen den tijd boven vermeld kon de Dr. aan vader schrijven, dat alles voortreffelijk ging, wat met niet geringe blijdschap werd vernomen. En toen dominee zich zooveel hij kon zelf op de hoogte van alles had gesteld, werd besloten dat Karel bij de dokter vooreerst zou inwonen, waar noch meester noch leerling iets tegen hadden.

Zooveel de tijd van den geneesheer toeliet, die bet zeer druk bad, hield hij zich bezig met zijn jongen vriend onderwijs te geven, en zelden had iemand een opmerkzamer leerling. Ook kreeg Karel vrijen toegang tot de kostbare en L rijke boekverzameling van den geneesheer, die hem daarbij een flink en degelijk werk over de plantkunde verschafte, waarschijnlijk het eerste van dien aard dat de jongeling ooit in handen W had gekregen. Nu ging hem als het ware een nieuw licht op, en zoo begon hij dan geregeld en naar een vast plan zijn geliefkoosd vak te beoefenen, dat hem eens beroemd zou maken tot op den huidigen dag.

Wel had dus Karel alle reden om den Heere God te danken, die de dingen zoo ten goede leidde. In weinig tijds maakte hij vorderingen, die zoowel Dr. Rottmann als anderen verbaasd deden staan. En zoo kwam in het vriendelijk huis van den dokter tot stand wat de school niet batl kunnen uitwerken: onze jongeling werd bekwaamd om straks zijn studiën voort te zetten aan de hoogeschool.

Of nu vader hier niet meer op gerekend had, of op dit oogenblik niet goed bij kas was, genoeg, de edelmoedige Dr. Rottmann sprong weer bij, en daardoor kon Karel weldra naar de hoedeschool te Lund in Zweien vertrekken. Hij was toen 20 jaar oud.

Maar waarin zou hij gaan studeeren? Wel zegt gij) iia de plantkunde.

Dat zou dan ook heel natuurlqk geweest zijn, m maar ge moet niet vergeten dat Ds. Linnaeus alles behalve rijk was, aan zijn kinderen niet veel ten koste kon leggen en evenmin hun veel nalaten. Karel wist zeer goed, dat hij mettertijd geheel voor zichzelf zou hebben te zorgen en ook dat er heel ve: einig vooruitzicht was om met kennis van de planten en bloemen ook maar het noodige te verdienen. Hij moest dus een studievak kiezen dat althans later brood gaf. En zoo koos hij dan wijzelijk het vak van zijn vriend Rottmann, de geneeskunst. Daarvoor moest hij toch de plantkunde blijven beoefenen, en dat was juist zijn lust. Later zou blijken, hoe ook nu weer alle menschelijke berekening ijdel was.

De Schrift spreekt ook van „genade vinden bij de menschen", en dat was onzen Karel beschoren. Aan de Hoogeschool te Lund namelijk gaf in de plantkunde een zeer geleerd heer onderwijs, die Kilianus Stobaeus heette, die tevens de geneeskunst beoefende. Natuurlijk woonde de nieuwe student de lessen van dezen hoogleeraar zeer trouw en volijverig bij. 't Duurde niet lang of Stobaeus merkte hem op. Hij liet den jonkman bij zich komen, maakte nader kennis, en vei baasde zich over wat deze al wist. Korten tijd daarna, sprak de hoogleeraar eens, na het eindigen der lessen, tot den jongen Linnaeus, daar hij wel had opgemerkt, dat die het niet te breed had.

„Mijn vriend, ik wil u iets voorstellen. Ik heb met genoegen gezien, dat ge u met zooveel ijver op alles toelegt, wat u noodig is te weten. Nu dacht ik zoo, dat het wel goed kon zijn, zoo ge bij mij aan huis kwaamt. Daar hebt ge boeken, werktuigen en allerlei bij de hand, dat u dienen kan. Wat dunkt u daarvan? "

Karel stond verlegen. Maar de goede hoogleeraar maakte het hem makkelijk door te zeggen: „Na, als ge 't goed vindt, kunt ge de volgende week komen. Mijn huis staat voor u open."

De verhuizing was spoedig volbracht, want onze student bezat, gelijk wijlen de beroemde wijsgeer Diogenes, niet veel meer dan hij wel op zijn rug kon meedragen. De ontvangst ten huize van dan leeraar was al even vriendelijk als vroeger bij den doctor. Trouwens Karel was ook iemand, met wien het aangenaam was om te gaan, en die hoogen prijs stelde op alle goed dat hem gedaan werd. En zoo zijn lang niet alle jonge menschen, om 't even of zij stadeeren of wat anders doen.

Zoo had dan de Heere God alles weer ten beste geleid, en voor den vriend dien Karel moest missen een nieuwen geschonken, die de ledige plaats kon vervullen. Thans kon de jonkman naar hartelust studeeren, was hulp daarbij steeds bij de hand en behoefde hij zich niet te kwel len met de vraag: wat zal ik eten en wat zal ik drinken ? Wel zullen zijn middelen niet ruim zijn geweest, doch hij kon althans zonder zor gen arbeiden.

Op zekeren dag was de jonge Linnaeus naar zijn gewoonte het veld ingegaan om planten op te zamelen. Stobaeus was bij hem.

Eensklaps hoorde de laatste een pijnlijkeu kreet. Hij liep op Karel toe, en zag dat deze zich de hand wreef en een vervaard gezicht zette. De hoogleeraar vroeg wat er gebeurd was.

„Een insect heeft mij gebeten", was 't antwoord, „dat gebeurt me wel meer, maar nooit deed het zoo'n pijn als nu".

„Weet ge welk beest het was", vroeg Stobaeus.

„Daar ligt het nog", sprak Karel, op een half vertrapt insect wijzend.

De hoogleeraar schrikte, 't Insect, hem wel bekend, was de zoogenaamde „helsche furie" een gevaarlijk en vergiftig dier.

„Ga dadelijk mee", sprak de geneesheer, „de hand begint al te zwellen".

Met haast liepen de twee huiswaarts; al begreep Karel niet waarvoor dit noodig was. Stobaeus des te beter. Zoodra zij thuis waren verbond hij de wonde aan de hand die nu dik was en een roode plek toonde, en deed verder alles om het vergif van de beet tegen te gaan. Karel kreeg koorts en moest te bed. Zijn vriendelijke verzorger deed wat hij kon, en gelukkig na een paar dagen kwam er beterschap en begon de kleine, maar zeer gevaarlijke wonde te genezen. Eerst later werd Karel duidelijk, in wat gevaar hij had verkeerd. Had de hoogleeraar hem niet zoo dadelijk geholpen en zoo trouw voor hem gezorgd, dan zou, naar den msnsch gesproken, de jonkman de beet duur betaald hebben. Zoo kon dan ook later getuigd worden, dat Stobaeus hem het leven had gered.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 oktober 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 oktober 1909

De Heraut | 4 Pagina's