Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pro Hege.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pro Hege.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

DERDE REEKS. (Vierde gedeelte).

Christus Koningscbap en de Maatschappij.

X.

Zie, Ik heb met name geroepen Bezileêl, den zoon van U'ri, den zoon van Hur, van den stam van Juda. Exod. 31 : 2.

De derde kracht, waardoor de Maatschappij haar gezag oefent, is het overwicht van ee» rijker begaafde Persoonlijkheid op zijne omgeving. De eerste kracht, waarop we wezen, bestond in Gebruik en Gewoonte, de tweede kracht zoekt de Maatschappij in het Vereenigingsleven, en bij deze twee voegt zich nu in de derde plaats de boven anderen uitstekende Persoonlijkheid. Slechts schijnbaar staat deze beteekenis van de Persoonlijkheid tegen het Vereenigingsleven over. Gemeenlijk toch is er altoos iemand, die tot de oprichting van zulk een vereenigitjg, bond of gilde den eersten stap deed, er de hand voor aan het werk sloeg, 'er anderen toe overhaalde, en die, toen de vereeniging tot stand kwam, er zijn stempel op afdrukte, haar zijn geest inboezemde, en haar zich bewegen liet in het door hem getrokken spoor. Het is zoo, er zijn ook allerlei vereenigingen, die werktuïgelijk in eikander zijn gezet, maar deze misten dan ook gemeenlijlc kracht. Die vereenigingen daarentegen, die krachtige propaganda hebben gedreven voor een bezielend denkbeeld, of in gewichtige belangen op afdoende wijze hebben ingegrepen, hadden meestal altoos een stichter van nsam, van wien de stoot die haar in het leven riep, uitging. Vereeniging en Persoonlijkheid staan dan ook niet tegenover eikander, maar vullen elkander aan. Een vereeniging behoeft een man, die haar leidt, en een krachtige persoonlijkheid heeft veelszins een bond of vereeniging van noode, voor zijn invloed op de maatschappij. In de Schepping zelve lag beide in. Er was de enkele mensch, en er was de saamvoeging van mensch en mensch. Adam de machtigere in zijn persoon, maar Eva hem noodig als hulpe. Ook nu nog vindt ge onder menschen tweeërlei groep. Aan den éenen kant de sterkeren die alles voor, en anderzijds de zwakkeren die alles tegen hebben. Staande voor dit feit, wil nu wie NietzsclQ naloopt, het zwakkere element door het sterkere laten verdringen, tot tenslotte alleen de sterkere persoonlijkheid overblijve. Een stelsel vlak tegen het Evangelie ingaande, dat, juist omgekeerd, den sterkere oproept om zich tot het zwakteere neder te buigen, of hij het opheüTeu mocht. Slechts zie men bij de prediking van dit Evangelie wel toe, dat men er niet van make, dat de zwakkeren over de ster-Iteren moeten heerschen. Dit leert het Evangelie allerminst. Het Evangelie handhaaft de in de Schepping zelve gestelde ordening, hierin bestaande, dat de persoonlijkheden ongelijk zijn, dat de talenten hoogst ongelijk zijn toebedeeld, dat hierdoor sterkeren naast zwakkeren komen te staan, en dat aisnu de sterkeren zullen voorgaan en leiden en het groote werk doen, maar dat dan ook de zwakkeren zich bij hen zullen aansluiten en hun tot hulpen zijn, teneinde wat men saam onderneemt, te doen gelukken. Zóó nu verstaan, bestaat er tusschen den invloed van het Vereenigingsleven en den invloed van de krachtiger Persoonlijkheden geen strijd, maar hooren ze bijeen, en zijn ze ais twee tandraderen, die in elkaar vatten. Zelfs kan men zeggen, dat heel het instistuut van Christus' Kerk op deze grondgedachte rust. Ook zij toch is een Vereeniging, die al haar kracht aan haar Hoofd ontleent, en omgekeerd is het door die Kerk, ais vereeniging, dat de invloed van het Evangelie in de wereld en op de wereld Werkt. Te veroordeelen zijn daarom èn de Vereenigingen die liefst op een grasveld gelijlcen, elk sprietje evenhoog, zonder dat Cr een enkele lelieknop mag uitsteken; maar ook te veroordeelen de sterkere Persoonlijkheid die zich op zichzelf stelt, en acht de 'lulp en medewerking van anderen te kunnen ontberen, of wilt ge, de In zijn trots zelfgenoegzame. De meeste ïs wie het beste '^•ent, en alleen uit dit dienen kan het recht tot beheersching van andere geesten opkomen.

Ook hier bederft de zonde. De zwakkere «w niet dulden, dat de sterkere boven hem uitsteekt, en telkens pogen vele zwakkeren saam dan den sterkere machteloos te maken. ^n omgekeerd mist de sterkere zoo dikwgls "' ware liefde voor de zwakkeren, en, zijn |°sp'ng niet verstaande, acht hij zichzelf K hoog om zich veel met hen in te laten, stoot ze eer af, en zetelt zelfgenoegzaam op den troon zijner eigen heerlijkheid. Doch al komt ook hier het bederf der zonde gedurig van beide zijden uit, de natuur der dingen wordt er niet door veranderd. Ook de menschenwereld blijft in haar saamstelling zooals God haar schiep. En waar nu die schepping de ongelijkheid der personen in kracht, talent en gaven instelde, kwam er steeds en overal een sterkere naast een zwakkere te staan, en moest dit keer op keer tot saamvoeging van den sterkere en den zwakkere leiden. Riep dit nu het Vereenigingsleven tot aanzijn, even noodzakelijk was, dat in die saamvoeging de sterkere zijn stempel min of meer afdrukte op den i zwakkere. Juist dit afdrukken nu van zijn stempel op zijn omgeving is het groote middel van God aan de persoonlijkheid gegeven, om duurzamen invloed op het leven e der Maatschappij uit te oefenen. Het Gebruik en de Gewoonte worden veelal onder zulk een invloed van een machtige persoon­ o lijkheid vastgezet, en een vereenigingsleven dat stand hield, dankte bijna altoos aan zulk een invloed zijn opkomen. En al komt de wereld met haar roepen van „Vrijheid, gelijkheid, broederschap", hier telkens tegen op, de door de Schrift als Gods ordinantie gepredikte ongelijkheid blijft toch onveranderlijk stand houden. In wat zoete droomen van gelijkheid de socialisten zich ook bedwelmen, toch stond onder hen Marx boven allen, is het zijn geest die hen drijft en bezielt, en zijn het alleen andere machtige geesten onder hen, die het door Marx op hen gedrukte stempel wijzigen kunnen.

De Prediker zegt: Eén man uit duizend heb ik gevonden, " hiermee uitsprekende, dat waar een duizendtal personen saamzijn, er allicht éen onder ben is, die een kop hoog boven de anderen uitsteekt, door zijn wijzer inzicht, zijn sterker wilskracht, zijn levendiger verbeelding, zijn meer leidend vermogen, zijn helderder blik op de toekomst, zijn hooger moed, zijn taaier volharding. Reeds in Genesis 6 wordt gesproken van de reuzen of geweldigen, die „mannen waren van naam", en die wel niet door edele eigenschappen, maar dan toch door hun lichaamskracht meer vermochten dan de anderen. En als Israel uit Egypte uittrekt, is er maar één Mozes onder hen, die deels door de aangeleerde wijsheid der Egyptenaren, deels door zijn persoonlijkheid, en sterker nog door zijn nauwen omgang met den God der Vaderen, aller leidsman wordt. Ja, als de Tabernakel moet worden opgericht, en alle koperen gereedschappen en sieraden voor dien Tabernakel en zijn dienst in gereedheid moeten gebracht worden, steken weer Aholiab en Bezaleël verre boven alle andere bouwmeesters en nij veren uit, en staat opgeteekend, dat de Geest ben voor dit werk bekwaamde, en wel bekwaamde op bijzondere wijze en in bijzondere mate. Dit laatste versta men niet verkeerd. Steeds leert de Schrift ons, dat het Scheppingswerk niet het werk van den Vader alleen is, maar van God Drieëem'g, van Vader, Zoon en Heiligen Geest, en dat alzoo de Heilige Geest niet eerst in het genadeleven aan de orde komt, maar ook in alle natuurlijk en menschelijk leven werkt. Als in Psalm 104:30 staat: Zendt Gij uw Geest uit, zoo worden ze geschapen en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks", dan wordt de inwerking van den Geest niet alleen op den mensch, maar zelfs op plant en dier erkend. Meest wordt in dien zin niet van den Heiligen Geest, maar enkel van den Geest gesproken, en de naam van Heiligen Geest meer opzettelijk gebezigd van de werkingen in het Koninkrijk der hemelen. Maar welke naam ook gebezigd wordt, bedoeld is altoos de derde Persoon in de Heilige Drieëenheid, die in al wat leeft of zich roert, met den Vader en den Zoon samenwerkt. Met name nu wordt hetgeen den persoon tot persoon maakt, en dus ook zijn gaven en talenten, als een werk van den Geest verheerlijkt. Alleen zoo is Mozes'bede (Num. 27 : 16) te verstaan : „Dat de Heere, de God der geesten van alle vleesch, een man stelle over deze vergadering." Hier toch gold het volstrekt niet alleen de keuze bij de aanstelling, maar veel meer nog het toebereiden van dien man met de gaven, die hij voor deze roeping van noode zou hebben. Het is, naar Zacharias' heerlijk getuigenis, de Heere die niet alleen den hemel uitbreidt en de aarde formeert, maar ook „den geest des menschen in zijn binnenste formeert", ja, gelijk het elders heet, „formeert hun aller hart". Als dan ook van Aholiab en Bezaled betuigd wordt, dat zij door den Geest voor hun werk bekwaamd werden, mag dit niet zoo verstaan, alsof het eigenlijk mannen zonder talent waren, die nu plotseling, op geheel wonderbare wijze, de kunst ontvingen, om dit alles to tand te brengen; maar moet het werk des Geestes ook in hen verstaan worden in amenwerking met bun schepping en evensloop.

Er was voor het groote werk, dat deze s beide mannen ondernemen zouden, een aan­ b eg, een kunstzin, een kunsttalent van w oode, dat in niemand voorkomt, tenzij het s van zijn geboorte af in hem zij ingescha­ h en. Kennis kan men aanleeren, kunstenaar h bij de gratie Gods wordt men door enkel k anleeren nooit. Daartoe is een gesteldheid m van den geest, een inborst, een gave, een i zin van noode, die in de ontvangenis en m geboorte reeds in den persoon moet zijn m ngeschapen. Zulk een talent kan onderdrukt worden en schuil blijven, zoo het geen voedsel ontvangt en zich hierdoor niet ontwikkelen kan. Maar nooit kan er zulk en talent in iemand opbloeien, tenzij het van meetaf in hem gelegd zij. Hij moet het in zijn persoon bezitten van zijn eerste ntstaan af. Later kan het nooit meer worden aangebracht. Brj Aholiab en Bezaleël hebben we alzoo te denken aan twee mannen met kunstzin hoog begaafd, maar er door God voor bestemd om straks het groote werk, dat hun zou worden toevertrouwd, te voleinden. Zelfs mag en moet worden aangenomen, dat God hen in Egypte, waar het kunstleven hoog ontwikkeld was, zoo heeft geleid, dat die ingeschapen kunstzin bij hun opgroeien niet was blijven schuilen, maar tot ontwikkeling was gekomen. Ze stonden alzoo, toen ze aan hun taak toekwamen, als we zoo zeggen mogen, gereed om er de hand aan te slaan. En het eenige wat bij de actie de Geest in hen werkte, was dat de Geest hen bezielde voor het heerlijk werk, hun verbeelding en kunstzin daardoor op het hoogst spande, en hun ze o de heilige kunstinspiratie schonk, die hsn ^n dit grootsche werk zichzelf deed overtreffen.

Maar al greep bij deze beide mannen een d bijzondere kunst-inspiratie plaats, 1 och geldt in beginsel wat in hen te roemen is, van alle rijkerbegaafden op elk terrein des levens, tot zelfs in het kleinste en schijnbaar nietigste. In Lamech's geslacht school blijkbaar hooge begaafdheid, en drie van zijn zonen brachten metterdaad een verandering van beteekenis in het menschelijk leven tot stand. In het landleven moet natuurlijk het maatschappelijk leven begonnen zijn. Was er nu iemand, die door scherpen blik en vindingrijkheid er iets op vond, om een paard beter aan zijn wil te onderwerpen, en was hij hierin allen de baas, doordien hij 't eerst een gebit aanlegde of een spoor uitvond, dan kon het niet anders of anderen zagen dit eerst verwonderd aan, maar maakten zich even spoedig op, om het van hem af te zien en het hem na te doen. Was er iemand die door nadenken een middel vond, om het ongedierte ofhet onkruid beter van zijn akker af te houden, dan heerschte alspoedig zijn geest op alle land van rondsom, doordien men er achter zocht te komen, hoe hg dit deed, en het straks deed als hij. Jacob was Laban te slim af in de productie van gespikkeld vee, dat hooger prijs bedong. Zoo begon ook in de veeteelt vooruitgang te komen, maar altoos door den een of anderen meer begaafden landman, die er iets op vond of verzon, wat aan den ander ontgaan was. En zooals 't op 't gebied van den landbouw en de veeteelt was, zoo ook was het op technisch gebied. Het spinnen van wol en vlas, en het weven uit het spinsel van kleed en tapijt, nam gaandeweg in vlugheid, degelijkheid en sierlijkheid toe; maar alleen daardoor dat een hooger begaafde er iets op vond, om 't anders en beter te doen dan men het dusver deed. Niet anders was het met het gereedmaken van gereedschappen en vooral met het bewerken van metalen, en in verband daarmede met het smeden, en het vegen van zwaarden, en het maken van boog en pijl. Altoos was er een man van meer vindingrijkheid, van lïjner doorzicht, van meer kunstzin, die het gebruik verder bracht, en steeds deden anderen na wat hij gevonden had, en breidde hierdoor vanzelf zijn invloed zich uit op heelde maatschappelijke omgeving, te midden waarvan hij optrad. Was er een die met grooter talent zich een huis bouwde en inrichtte, dan werd welhaast zijn wijze van bouwen regel voor al zijn dorpsgenooten. Iets wat zoo sterk doorgaat, dat in heel het Berner Oberland, op onze Veluwe en elders, de huizen nog allen eenzelfde grondtype vertoonen; iets wat uiteraard van één man herkomstig moet zijn. Geheel hetzelfde geldt voor de bereiding van spijzen en dranken Van een eenvoudige pollenta, waar de rond reizende Italiaan op teert, tot een disch naar de regelen der Fransche kookkunst toebe reid, ligt een nauw na te rekenen afstand, maar ook dit danken de fijnproevers aan en man of vrouw, die met taient voor it werk begaafd, telkens en telkens juister en aard van het voedsel wist te begluren, en et in overeenstemming bracht met 's menchen smaak of verteringsorganen. Een schijnare kleinigheid en toch geen kleinigheid, ant als God ons alle gaven voor onze voeding chenkt, is het zijn gave niet eeren, zoowe et de moeite niet waard achten, er uit te alen wat er in zit, en er de voedende racht door onze zorgeloosheid van verinderen. Ook de keuken staat, welbezien, n den dienst van God, om wat Hij geeft et alle zorg in het beste voedsel voor den ensch om te zetten.

Van winkelstand en handel geldt geheel etzelfde. Ook dit alles is op zeer lagen, leinen voet begonnen, en gedurig is de ard er van uitgebreid en verbeterd. En ok dit kwam niet anders tot stand, dan oordat God mannen en vrouwen begaafde et hooger talent en rijker gaven om de elegenheid van 't werk helderder in te zien, n er gedurig die veranderingen in aan te rengen, waardoor het tot hooger standpunt erd opgevoerd. Met het verkeer en de daaroor noodige middelen stond het evenzoo, en iet anders met de scheepvaart. Altoos as het God de Heere, die op al deze terreien van het leven personen verwekte van elderder inzicht, meer practischen zin, krachiger wil en hooger ondernemingsmoed, en ie hierdoor hun volk, als we het zoo noemen ogen, weer een stap vooruit hielpen. Altoos e sterkeren die voorgingen, en de minder egaafden die volgden, en lang na den ood van deze rijkerbegaafden leefde wat ij verzonnen en uitgedacht hadden, nog in de maatschappij, te midden waarin ze eens leefen, voort. De kleeding verschilt onder lle volken van oudsher, en ook in die leeding is een opklimmen van minder tot beter, door gemakkelijker dracht, beter uitwerking op de gezondheid, duurzamer tof, goedkooper bereiding en meerdere ierlijkheid, en ook deze vooruitgang is e vrucht van wat mannen en vrouwen, met zin hiervoor begaafd, eens uitvonden. Vooral in Azië vindt men nu nog kleederdrachten, die een getrouwe nabootsing zijn van wat zulk een begaafd persoon eens uitdacht en zelf aantrok.

Juist op deze eenvoudige, gewone behoeften van het leven moet hier nadruk gelegd, om wel te doen inzien, hoe onmetelijk ver de invloed reikt die van één hoogerbegaafd persoon op de Maatschappg kan uitgaan. Gemeenlijk denkt men bij hooger begaafde personen alleen aan machtige vorsten, groote denkers, zegevierende veldheeren en kunstenaars van den eersten rang; maar zoo verklaart men de Maatschappg niet. De Maatschappij bestaat voor negen tiende deelen van haar leven juist uit het gewone, en alledaagsche, en daarom moet wel in de eerste plaats gelet op die personen, die door hooger zin en begaafdheid, op de inriching van een huis, op de bereiding van kleederen, en ook wel op landbouw, nijverheid en handel het stempel van hun wijze van doen hebben afgedrukt. De Maatschappij zou niet zijn vooruitgekomen, zoo God in het gewone leven niet deze mannen en vrouwen van hooger begaafdheid! gegeven had. Derzulken invloed was onweerstaanbaar, zonder dat ze dit opzettelijk beoogden. En zoo'n man of zoo'n vrouw hielp dan alle verdere geslachten in het leven der Maatschappij vooruit, zonder dat mën ooit weer op zijn schreden terugkwam. Maar natuurlijk geldt hetzelfde in nog veel hooger mate van die hoogbegaafde personen, die op hooger terrein den toon aangaven en wier arm verder reikte dan die hunner voorgangers. Machtige zangers hebben heel een volk bezield en tot groote daden in staat gesteld. Scherpziende veldheeren hebben den toestand van heel een volk omgezet en van onbeduidendheid tot de plaatse der eere verheven. Denkers, die voor duizenden en nogmaals duizenden dachten, hebben heel hetbewustzpn van hun volk vaak in andere paden geleid. Opvoeders van den eersten rang hebben niet zelden in de opvoeding der jeugd een zoo machtige omkeering tot stand gebracht, dat geheel het volksleven allengs een anderen plooi aannam. Prdikers van hooge zeden hebben meer dan eens het volk uit de laagheid van het zedelooze tot een leven in deugd en gerechtigheid weten op te heffen. Diep-religieuse naturen zijn er keer op keer in geslaagd, om het inzicht in den hemel weer voor hun volk te ontsluiten en echte vroomheid voor den vormendienst in de plaats te stellen. Het zijn altoos en op elk gebied de krachtige persoonlijkheden, van wie de stoot uitgaat. Dat leeren u de Richters en de Profeten in Israel, de Oranjes en de Marnixen in onze eigen historie, de Apostelen en Kerkvaders op kerkelijk terrein, en zoo ook een Augustinus, een Luther n een Calvijn in het werk der genade. Het is niet waar, dat de mensch zelf het even der Maatschappij beheerscht. Dan och zou er van een Koningschap van hristus in de Maatschappij nimmer sprake unnen zijn. God regeert in het Gezin, in en Staat, maar ook in de Maatschappij. lke kracht die in de Maatschappij werkt, s uit zijn Schepping, en Hij is het die, oor ons mannen en vrouwen met rijker aven en hooger talenten te schenken, oortdurend op de ontwikkeling van het aatschappelijk leven invloed oefent en dit even beheerscht. Wat gaven iemand bezit, angt niet van hem-zeif noch van zijn uders af, maar alleen van God die hem chiep, en die gaven komen niet tot het ragen van vrucht, zoo God hem niet op ulk een plaats doet geboren worden, en lzóo zijn leven leidt, dat die gaven rijpen n vrucht dragen kunnen. Het is zoo, we taan hier voor het mysterie, waarom het nzen God zoo vaak behaagt, deze rijker gaen en hooger talenten in personen te leggen, ie Hem niet vreezen en wier invioed eswege zoo vaak verderfelijk is. Dithan^t r aan, of zij aangegrepen worden door ijn Geest, dan wel door den demonischen eest, die in de wereld rondwaart. Het Rijk er genade en het Rijk der wereld loopen iet één pad, maar volgen elk hun eigen eg en geraken juist daardoor in botsing. ennelijk nu is het hierbij Gods bedoeling, at de ontwikkeling der Maatschappij, ook uiten het Rijk der genade, op eigen anier de schatten aan het licht brenge, ie Hij in zijn Schepping voor die Maatchappij verordend had. Dat leven der aatschappij gaat aldoor zijn eigen gang, oodat wel ook zijn Christenvolk hiervan et profijt trekt, en zelfs zijn Kerk er de rucht van geniet, maar dan toch altoos oo, dat deze ontwikkeling haar eigen spoor volgt. Lamech was een geweldenaar, die God noch mensch vreesde, maar wat hij uitvond hield stand, en op het orgel zingen wij nog deps almen welke David tokkelde op de harp, die een vinding was van Lamech's gezin. Doch al blijft hier voor ons een mysterie, — geen mysterie, maar klaar inzicht is het dat ons tot de erkenning brengt, hoe het God is, die door het verwekken van hooger begaafde personen het leven der Maatschappij tot zijn tegenwoordige hoogte heeft opgevoerd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 november 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Pro Hege.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 november 1909

De Heraut | 4 Pagina's