Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een dogmatisch geschil?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een dogmatisch geschil?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

Bleek zoo, dat het beroep op I Petrus 4 : 6 onjuist is, veel meer moeilijkheid biedt daarentegen hetgeen de Apostel in het derde hoofdstuk zegt: Want Christus heeft ook eens voor de zonden geleden, hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat hij ons tot God zoude brengen; die wel gedood is in het vleesch, maar levend gemaakt in den Geest, ia den welken hij ook, heengegaan zijnde, den geesten, die in de gevargenis zijn, gepredikt heeft, die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte in de dagen van Noach, als de arke toebereid werd, waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water, waarvan het tegenbeeld de doop ons nu ook behoud? ." (I Petrus 3 : 18—21).

Nu behoort hetgeen de Apostel hier zegt, onget.vijfeld tot de „dingen, die zwaar zijn om te verstaan", en wanneer men ziet, hoevele pogingen beproefd zijn door oudere en nituwere uitleggers, om tot de rechte beteckenis dezer woorden door te dringen, zonder dat het nog gelukt is een verklaring te vinden, die allen bevredigt, dan blijkt tevens wel, hoe gevaarlijk het is, op een zoo duistere plaats, waarvan de beteekenis zoo weinig vaststaat, een dogma op te bouwen, dat nergens elders in de Schrift ons gïleerd wordt. Vaste regel is toch, dat men voor een geloofswaarheid zich beroepen moet op die teksten der Schrift, die klaar en duidelijk deze waarheid uitspreken, en niet op dezulke, waarvan de] beteekenis zelfs onder de uitleggers twijfelachtig is. Nu zou het reeds onbegrijpelijk wezen, dat een zoo hoogst belangrijk feit als deze prediking van Christus aan de dooden door alle andere Apostelen met stilzwijgen zou zijn voorbijgegaan. Noch Paulus, noch Johannes, noch Jacobus maken er melding van, in de Evangeliën wordt er met geen woord op gezinspeeld; en ook de Handelingen der Apostelen zwijgen er over. Alleen Petrus zou het feit ons medegedeeld hebben. Maar waar blijft dan de eenheid de Apostolische prediking, waarop de Schrift telkens nadruk legt?

Gesteld echter, dat aan Petrus en niet aan de andere Apostelen door een Goddelijke openbaring dit feit bekend ware gemaakt en hij deze verborgenheid nu aan zijn lezers wilde meedeelen, dan mocht toch verwacht worden, dat de Apostel hierop bijzonder den nadruk had laten vallen; gezegd had, .hoe en waar hij die openbaring ontvangen had; en op het gewicht dezer openbaring de 'aandacht had gevestigd. Zoo doet de Apostel Paulus telkens in zijn brieven, wanneer hij over zulke verborgenheden spreekt; in Rom. 11, 25: broeders, ik wil niet, dat deze verborgenheid u onbekend zij; in I Cor. 15, 51 : ziet, ik zeg u eene verborgenheid; in Ef. S, 33: deze verborgenheid is groot; in I Cor. 11, 23: want ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb. Maar hiervan is bij den Apostel Petrus geen sprake. Even, terloops, in een bijzin, zinspeelt de Apostel op dit feit, om terstond daarna weer tot een ander onderwerp over te gaan. Hij doet het in zoo raadselachtige woorden, dat deze tekst voor alle uitleggers een kruis is. En het doel van den Apostel is volstrekt niet, gelijk ieder toestemt, om een openbaring te geven of een nieuwe geloofswaarheid te verkondigen, maar paraenetisch-practisch, om de lezers van den brief tot geduld en lijdzaamheid te vermanen.

Zoo ernstig is dit bezwaar dan ook, dat egenen, die toch aan zulk een prediking an de dooden wilden vasthouden, wel hun oevlucht moeten nemen tot de ondersteling, gelijk dit o. a. geschiedt in Meyer's Komentar Xlle afd. 5 Aufl. 1887 p. 210, at al wat de Apostel hier zegt, reeds al­ gemeen bekend en aangenomen was, D^t dogma vormde dan een deel van de mondelinge predikirg van al de Apostelen, werd reeds In heel de Christelijke Kerk geloofd en daarom kon de Apostel Petrus voislaan met als een bekend feit daarop te zlnspelen. Alleen toeval zou het dan wezen, dat dit stuk der Apostolische prediking In'geen der brieven of Evangeliën OBS was opgeteekend. Nu kan deze uitvlucht op Roomsch standpunt zeker begrijpelijk worden geacht want Rome leert juist, dat latig niet alles' wat de Apostelen gepredikt hebben, in de Schrift ons bewaard is en we daaicmnaast de Schrift de mondelinge traditie noodig hebben, maar bij een protestant.sche uitlegging klinkt deze uitvlucht toch. al zeer zonderling. Geeft men toch op dit ééne punt toe, dat de prediking dtr Apo.stelen meer bevat heeft dan in cc Schrift ons opgeteekend werd, dan is de Schrift ook niet mter de éé«ige kenbron der waaEheid en krijgt Rome met haar beroep op de traditie volkomen gelijk.

Ook al laat men deze bezwaren echter rusten, dan blijkt toch, zoodra men de woorden van den Apostel nauwkeuriger beziet en ze neemt in het verband, waarin ze voorkomen, dat de coorstelh'ng van Rome en de nieuwere uitleggers, alsof Christus na iijn stci ven met zijn ziel naar de onderwereld zou zijn gegaan om den afgestorvenen te prediken metterdaad den tekst geweld aandoet. Er' staat toch, dat Christus eer^t is gestorven in het vleesch, daarna is levend gemaakt in of door den Geest, terwijl vervolgens wordt medegedeeld, dat Hij in dezen Geest gepredikt heeft aan degenen, die in de gevangenis zijn. Wil men aan de letterlijke beteekenis der woorden vasthouden, dan moet deze prediking dus geschied zijn na de levendmaking, d. w. z. de opstanding van Christus. Het is dan de levend gemaakte Christus, die in den Geest is heengegaan om den geesten in de gevangenis te prediken, maar niet de ziel van den gestorven Christus, die in het doodenrijk of de hel vertoefde.

Nog duidelijker wordt de onhoudbaarheid dezer exegese echter, wanneer men let op het verband, waarin deze woorden voorkomen. De prediking van Christus is geschied, zegt de Apostel, tot degenen, die eertijds ongehoorzaam waren en v/el tot de menschen, die vóór den zondvloed leefden. Juist van deze menschen nu verklaart de Apostel, dat de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte, d. w. z. met geduld hen droeg, of ze tot bekeering zou Jen komen. Gods oordeel Is niet terstond over hen gekomen; een tijd van uitstel is hua geschonken: eenmaal was God lankmoedig en wel In de dagen van Noach. 1) Maar toen die lankmoedigheid Gods veracht werd, kwam het oordeel, de wateren van den zondvloed hebben dat goddelooze menschen geslacht verdelgd en ^t^aXsweinige (d. i. acht) zielen werden behouden in de arke Noachs,

Door dat oordeel, zegt de Apostel in II Petrus 3:6, is de wereld, die toen was, met het water van den zondvloed bedekt zijnde, vergaan. En de Apostel ziet daarin, gelijk uit het volgende vers blijkt, een voorafbeelding, hoe de wereld nog eens, maar dan door vuur, zal vergaan in den dag des oordeels, die een dag „van verderving der goddelooze menschen" wezen zal. Zoi-als voor heel de Schrift, zoo is dus ook voor den Apostel Petrus de toestand vóór den zondvloed een der ergste en schrikkelijkste openbaringen van de goddeloosheid der menschen, die alleen geëvenaard zal worden door wat in de laatste dagen te wachten staat; en in beide gevallen komt het oordeel Gods, toen met water, dan met vuur, om die goddelooze menschen aan het verderf over te geven.

Reeds hieruit nu blijkt, hoe onmogelijk het is, dat de Apostel In ditzelfde verband verklaren zou: en toch is Christus na zijn dood naar deze menschen uit Noach's dagen afgedaald, om hun de mogelijkheid van bekeering te prediken. Het in de dagen van Noach verwachtte de lankmoedigheid Gods, zou dan een leugen wezen, want na die dagen zou een tweede mogelijkheid van genade hier geboden zijn; ja die lankmoedigheid Gods zou nog altoos voortduren tot den jongsten dag. Het weinigen zijn behouden geworden, zou dan een onwaarheid wezen, want Christus' komst zou voor w/s« hunner toch een middel van behoudenis zijn geworden. En de parallel, dien de Apostel trekt tusschen den zondvloed en het laatste ordeel, zou dan onhoudbaar worden, want an een overgeven der goddelooze menschen an het verderf zou dan bij den zondvloed uist geen sprake zijn geweest.

En indien er nog eenige twijfel mocht overblgven, dan wordt deze geheel weggenomen door hetgeen er in vs. 21 op volgt. Het water van den zondvloed, dat de eerste wereld deed vergaan, was tegelijk, zegt de Apostel, het middel der behoudenis voor Noach en de zijnen, want het droeg de arke en deed haar veilig landen op het gebergte van Ararat. Daarom is dat water het tegenbeeld van den Doop; ook dat water van den doop maakt toch scheiding tusschen de wereld, die in het booze ligt, en degenen, die in Christus gelooven. Daardoor is het voor ons een middel der behoudenis, d.w.z. niet het uitwendig waterbad, dat alleen een aflegging is van de vuiligheid desllchaaffls, maar zulk een doop, die de vraag is van een goed geweten tot God om de vergiffenis der zonde in het bloed van Jezus Christus. Daarin nu ligt voor de geloovigen. aan wie de Apostel schrijft, de troost. Ook hun overkwam hetzelfde lijden als Noach, den prediker der gerechtigheid; zij worden gelasterd, ze moeten lijden, de wereld

i) Het woord eenmaal, dat in onzen Bijbel voorkomt, komt in geen der handschriften van he' N. Testament voor; voor den zin maakt dit echter geen verschil, want de lankmoedigheid Gods wordt uitdrukkelijk beperkt tot de dagen van Noach.

verdrukt hen (vs. i6, 17). Maarzebehoevea daarom niet te vertsagen, Christus heeft ook eens voor de zonden geleden, hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat hij ons tot God zoude brengen; en al is hij gedood naar het vleesch, hij is ievend gemaakt door den Geest (vs. 18). En dan vyrjst de Apostel hen ten slotte op hetgeen met Noach en de zijnen is geschied; Noach, die, gelijk de Apostel in den brief aan de Hebreen schrijft (Hebf. 11:7) door het geloof de arke heeft toebereid tot behoiidenis van zijn huisgezin, door welke arke hij de wereld veroordeeld heeft en is geworden een erfgenaam der rechtvaardigheid. Zoo zal het ook nu zijn. Wie door heê geloof in de Arke Gods, d. i. zijn Kerk, ingaat, sal behouden worden door het water des deops. Daarop valt alle nadruk. „Waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt." De Apostel zegt dit om hen te troosten. Al komt het oordeel Gods, al za de v/ereld vergaan, voor de geloovigen is er geen angst of vreese, want ze zijn door den doop van de wereld afgescheiden, en zuilen daarom door den doop behouden worden. Ze behooren tot Noach's hufsge zin, ze zijn in de Arke Gods, ze zullen .gered worden. Maar hij zegt dit toch ook om hen te vermanen. Want het gevaar be.stond, dat sommigen uit vrees voor de vervolging zouden weigeren rekenschap af te leggen van de hope, die in hen was (vs. 15). Ze zouden Christus niet durven belijden, den doop niet durven ontvangen, niet tot de Kerk durven toetreden. Daarom wijst de Apostel er op, dat aan den doop hun be houdenis hangt; dat wie buiten de Arke blijft, verloren moet gaan. En hoe zou diezelfde Apostel in het vlak daaraan voorafgaande vers dan kunnen verklaren : Christus is nedergedaald naar de onderwereld, om aan de afgestorvenen uit Noach's dagen, die de lankmoedigheid Gods veracht hebben, den prediker der gerechtigheid hebben verworpen, geweigerd hebben inde arke in te gaan, toch het Evangelie te verkondigen! Zou de Apostel dan niet in lijnrechte tegenspraak met zich zelf zijn gekomen en heel de kracht van zijn aangrgpend woord hebben te niet gedaan.' Want wat deed het er dan toe, of men zijn geloof in dit leven beleed, of men den doop ontving, of men in de A'ke Gods inging, —de poort der genade bleef na bet sterven toch openstaan. Het woord des Apostels: aarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt, zou dan een leugen zijn, want de doop wordt alleen Sn dir leven bediend en een doop van dedooden is er niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 december 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Een dogmatisch geschil?

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 december 1909

De Heraut | 4 Pagina's