Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pro Hege.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pro Hege.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

DERDE REEKS, (Vierde gedeelte).

Christus Koningschap en de Maatschappij.

XIII.

Doch waarbij zal ik dit geslacht vergelijken? Het is gelijk aan de kinderkens, die op de markten zitten, en hunnen gezellen toeroepen, En zeggen : Wij hebben u op de fluit gespeeld, en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen, en gij hebt niet geweend. Matth. II : i6 en 17.

Van lagere orde, maar niettemin eveneens van beteekenis voor de saambinding en ontplooiing van het Maatschappelgk leven, is het Spel. We nemen het spel hier in zijn meest uitgebreiden zin, zoodat er ook het bespelen van muziekinstrumenten en het zangspel onder valt. De kunst in hoogeren zin blijft er buiten; die komt later afzonderlijk ter sprake; maar inzooverre ook de toonkunst, reeds blijkens bet spraakgebruik, zich tot spel leent, en ons het spelen en bespelen geeft, moet ze hier onder het algemeen begrip van spel worden opgenomen.

Het spel nu is een ongedwongen uiting van onze menschelijke natuur, en op zich zelf ligt in het spel zoo weinig iets verkeerds, dat zelfs van de Eeuv/ige Wijsheid, die in den Tweeden Persoon der H. DrieëCKheid verpersoonlijkt is, in Spr. 8:30—31 gezegd wordt, dat hij „te allen tijd voor Gods aangezicht spelende was, en spelende in de wereld zijns aardrijks, zoodat zijn vermakingen waren met de menschenkinderen" De neiging tot het spel is alzoo niet iets, dat strijdt met ons geschapen zijn naar den Beelde Gods en naar Zijn gelijkenis, maar dat er veeleer uit voortvloeit. Bij het kind ziet ge die neiging om te spelen en dien trek naar het spel dan ook van zelf opkomen. Ge moogt aan het kinderspel leiding kunnen geven en het kunnen verrijken, maar te leeren behoeft ge het spelen aan het kind niet. Een frisch en gesond kind speelt van zelf, en een miserig en dreinerig kind, waarin geen natuurlijke trek werkt, leert ge 't spelen toch nooit. Ge kunt 't kind wel speelgoed geven, maar noodzakelijk is dit niet, en al te veelsoortig en te zeer afgewerkt speelgoed onderdrukt veeleer den lust in het spel bij het kind, dan dat het dien aanmoedigt. Met iets wat 't vanzelf bedacht, gevonden of gemaakt heeft, speelt het kind veel liever dan met uw prachtige speeldoozen. En ook dit ligt in den aard der zaak. Hst spel toch is in zijn wezen niet anders dan een bezig-zijn met het lichaam, of een bezig-zijn met den geest in volkomen onafhankelijkheid, geheel naar eigen iuval, aandrift of inspiratie. Achter ons gewone doen zit het heilig moeten, sterke drang en dwang van taak en roeping; het is alles plichtmatig, onvrij en noodzakelijk; hetzij dan dat die dwaag en noodzaak komt van anderen die ze ons opleggen, of wel dat de ernst van ons eigen bedoelen er ons zelf toe verplicht. Tegen dit ged wongene nu van het moeten staat het spel als vrije actie over. Wie moet, is bij dit moeten gebonden aan allerlei regelen, allerlei voorschriften, en allerlei hinderpalen staan hem in den weg. Als hij in heel iets anders lust zou hebben, moet hij dit hem lieve laten, en zich beijveren in wat hem niet aantrekt. Tusschen plicht en neiging gaapt gedurig een klove, die slechts hooger ernst overbrugt. Vandaar de prikkels, die gedurig werken moeten om iemand aan zijn plicht en taak te binden, en de straffe hand die soms moet aangelegd, om hem te houden bij wat hij liever glippen liet.

Doch nu komt het spel, om 't kind, om den raensch uit die onvrije in een vrije wereld over plaatsen. Als de taak af is, kan men tweeërlei doen, óf genot zoeken in het niets doen, óf zich vermaken in het anders doen. Het eerste kweekt den luiaard, het tweede het frissche karakter. En dat anders doen IS nu vanzelf spelen, waarin 't spel dan ook besta. Men heeft dan een behoefte, om als de taak af is, toch bezig te zijn, maar wil nu bezig zijn op eigen manier; niet "let een bepaald doel; aan niets en niemand gebonden; geheel den teugel vierend aanzijn ^in en lust; niet aan de koude werkelijkheid, maar aan de rijke verbeelding zich aansluitend; en in die wereld der verbeelding naar hartelust te werk gaande. In het ^el maakt men van alles wat men wil. ™sn geeft onder kinderen elkaar andere namen. De een is papa, de tweede mama, °« derde is tante, de vierde is de bode, °6 hond is de wolf, en zoo kr^'gt alles, •«ensch, dier of ding, een naam of betee­ kenis uit de pure fantasie. Men speelt dat men in den Haag is, terwijl men zeer goed weet dat men op Urk zit. Een moet zich ziek houden, die zeer goed weet, dat hij perfect gezond is. Al dat spelen van kinderen onder elkander is pure verzinning, waarmee men speelt en toovert gelijk men goed vindt; maar bijna altijd spelen de kinderen dat ze groote menschen zijn, en plaatsen zich op die manier in een eigen, verzonnen leven. Een ander maal zal dat spel zich niet op de fantasie richten, maar op betoon van kracht, wie het hardst loopen, wie het hoogst springen, wie 't langst hinken kan. Weer een andermaal zal men excercitie van vindingrijkheid en geheugen en nadenken houden, door raadsels op te geven. Dan weer zal 't een spel op goed geluk zijn, als men met den blinddoek voor oogesi de personen zoeken moet. Kortom, op allerlei manier zoekt 't kind voor hand, hoofd of hart een bezig zijn in volle vrijheid, vrij vooral van plicht en taak.

Nu doet zich reeds bij het spelen van onze kinderen het verschijnsel voor, dat ze medespelers buitenshuis zoeken. Ook de kinderen van eenzelfde gezin spelen wel met elkander, vooral in de prilste jeugd, maar ais de kinderen even opgroeien, geeft toch het & aamgaan met andere kinderen aan hun spel eerst de ware fleur. Er worden kinderen van buitenaf gevraagd om met hen te spelen, of ze worden zelve gevraagd om bij anderea te komen spelen; of ook ze gaan met andere kinderen de straat op of de wei in. Dit ligt nu ten deele zeker daaraan, dat een kind uiet dan hoogst zeldzaam een kind, dat even oud is, 'm eigen gezin vindt; dat meifjes eerst meisjes, en jongens aanvankelijk jongens zoeken, en dat dit in eigen gezin niet altijd lukt. Later slaat dit weer om en doet zich het omgekeerde bezwaar thuis voor. Ook komt het voor dat een kind wel buitenaf, maar niet in eigen huis, een kind van zijn soort, neiging, aard en inborst vindt. Reeds op zichzelf trekt ook de variatie aan. Een kind van de buren brengt leven, een ander element in den kricg. Maar hoofdoorzaak van. deze neiging om 't vreemde kind te zoeken, is e», blijft toch de ssamhoorlghcid van measch en mensch, ea aller inzijn in het organisme der ééne menschlseid. Het is de gemeenschapstrek die in onze kinderen vooral bij het spel uitkomt; en reeds hieraan ziet men, hoe ook het spel behooït onder die verreikende factoren van ons menscheiijk leven, die ons het gezin uit en ia de maatschappij brengen. Spel vereenigt. Alleen gaat 't spelen niet. En het brengt op voet van gemakkelijker omgang saam ea bijeen, wat anders stijf langs elkaar heen keft. Vandaar dat het spel welterdege mee rekent ais maatschappelijk saambindersde en maatschappelijk mensch aan mensch snoerende kracht.

Die beteekenis zou het spel natuurlijk niet bezitten, indien het tot onze kinderwereld beperkt bleef, maar juist dit is niet het geval, en moet het niet zijn. Als de ouderdom en de grijsheid daar is, en stramheid der spieren de vrije beweging bemoei-Igkt, moge voor vele spelen de lust er uitgaan, toch stelt zelfs de oude van dagen zich dan schadeloos op ander gebied, door schaakspel, toonkunstspel, het zien naar spelen van voorstellingen en dies meer. Doch de oude dag nu daargelaten, verzelt het spel ons menscheiijk leven in al zijn stadiën, ook al neemt het gedurig een ander karakter aan. Juist om de strakke inspanning, waarin men zijn dagtaak volbrengt, heeft men behoefte aan ontspanning en uitspanning, twee beeldspreukig gekozen woorden, maar die de zaak toch niet onjuist uitdrukken. Zoolang het paard den wagen trekt, is het in het lemoen of aan den dissel boom vast, zit bekneld in het tuig, draagt in den bek de stang, loopt het aan den teugel en hoort 't de zweep achter zich. Dat is ingespannen zijn. Maar mag het naarde wei, dan vallen al die banden, dan gaat het uit zijn beklemming, draaft huppelend het land in of rolt zich in het malsche gras spelend om. En dat is het ontspannen of uitgespannen zijn. En zoo nu heeft ook de mensch gedurig ontspanning noodig, ontspanning voor den geest, ontspanning voor het lichaam. Blijft die uit, dan lijdt de stemming. Het eentonige van het alledaagsche leven stemt somber, dooft den moed, wekt verveling. De vele verdrietelijkheden en moeilijkheden van het leven maken onze gal te zeer werkzaam. Vooral personen van melancholieken aanleg kunnen op die manier geheel in hypochondrie vervallen. En juist de ontspanning die het spel geeft, is het natuurlijke en vanzelf geboden middel, om deze wolk der somberheden te doen afdrijven. Maar ook omgekeerd, als hooge vreugde het hart vervult, en de feeststemming zich van ons meester maakt, sprak altoos de behoefte, om deze vreugde ook in het spel te uiten, tot zelfs in het heilige toe. Mirjam met haar maagden speelden, zongen e? , dansten toen Israël de Roode Zee achter zich had, en David speelde en danste voor de Ark uit, toen deze naar Sinaï's heuvelvlak werd opgevoerd. Volksfeesten zijn dan ook ondenkbaar zonder dat er zich 't spelen op allerlei muziekinstrument en het zich vermeien ia allerlei volksspelen meê verbindt. Zeker, ook feestdagen worden misbruikt ea loopen soms uit op uitgieting van brooddronkenheid, maar op zichzelf is het houden van feestdagen onmisbaar voor het volkshumcur, en in het blijgeestig houden van dit volkshumeur ligt metterdaad volkskracht. Ten strijde trekt een leger moediger en bezielder op, zoo de muziek indringend en ernstig spelend vooropgaat. Men weet wat wonderen de jonge tamboers van Napoleon uitrichtten. Er moet nu en dan breking in het leven komen, ons instinctieve leven moet af en toe ons denkend en plichtsleven op zij zetten, men moet zich eens kunnen geven zooals men is, men meet dit niet in de eenzaamheid, maar met anderen saam kunnen doen. En bg al deze ontspanning, op wat voet ook ingericht, komt altoos het spel weer opduiken. Bij een bruiloft zelfs van lieden op reeds gevorderden leeftijd, wil men muziek, wil men voorstellingen geven, wil men allerlei gezelschapsspelen meespelen. Men heeft dan behoefte uit zijn stijven Hollandschen plooi te komen, en spieren, zenuwen, hersenen te ontspannen, en aan de gal hare heerschappij over ons gemoedsleven te betwisten.

Ons volk komt daarbij, vergeleken bij andere volken, stellig ashteraan. Onze aard is niet los, maar eer stijf, en als we uit die stijfheid uitkomen, en los worden, slaat het karakter van ons volk licht in rmvheid ea ongebondenheid over. Onze volkszang is niet ontwikkeld, goed zingen kan een groep uit ons volk maar zeldeo, de volksdans is hier niet inheemsch, onze volksfantasie is sober aangelegd, we hebben voor de ontspannsngsuren geen hoogen aanleg. De grcHS aan het oosten over, hoort ge ïn Duitschland daarentegen veel schooner zang, veel rijker toonkunstspel, en beweegt zich alles ia beleren sier. En komt ge in Italië of Spanje, of ook maar in ï^rankrijk, dan ziet ge terstond, dat de aanleg voor een goed volksfeest in het zuiden en westen veel geschikter is dan bij ons. Zelfs in België valt dit reeds op te merken. Toch is daarom het spel van allerlei aard ook bij ons steeds vrij sterk ontwikkeld geweest. Het kolven, het kegelen, het schieten naar de gaai, het ringsteken en ringrijden was hier van oudsher inheemsch. Het schaatsenrijden was steeds een echt HoUaadsch vermaak, Als het ijs zich even vlijde, vlamden in Friesland de oogen van joeg en oud reeds op. Zelfs kan men zeggen, dat ee? met name in Engeland de lichaamsspelen zich zoo krachtig ontwikkelden, deze soort spelen In ons land, in onzen bloeitijd, terdege hebben gebloeid. Nu verval hun deel is, nu bootsten we de Erjgelsche spelen na. Of dit voor onzen volksaard winst of verlies beteekent, zij nu daargelaten. We wijzen er slechts op, dat het volksspel ook hier te lande in onze Calvinistische bloeiperiode een zeer hooge beteekenis heeft gehad, en dat alleen het pseudo-Calviuisme aan alle spelen zijn haat zwoer. Wat hiertoe aanleiding gaf, komt zoostraks ter sprake, thans zij er slechts op gewezen, dat de drang naar spel en ontspanning ook hier wel waarlijk gevoeld is, en zich op allerlei doeltreffende wrjze heeft geuit. Men zocht het spel voor vrije lichaamsbeweging, men zocht het spel voor vrije geestesoefening, men zocht het spel ter bevrediging van zijn fantasie. Zelfs zoo ontvankelijk was ons volk voor poëzie, dat Cats als dichter een plaats in ons volksleven wist te veroveren, zooals dit aan bijna niet één dichter, bij wat volk ook, gelukt is. De vatbaarheid voor poëtisch genot, zij 't ook op lage schaal, zat er bij ons volk nog in. Schommel en wip, stuiverlje verwisselen en hardloopen, biljartspel enz. sterken de lichaamsbewegingen. Raadsels raden, dammen, schaken en wat niet al oefenen de geestelijke faculteiten. Zelfs speelde men in het klein komedie om de fantasie te bevredigen. Op alle terrein zocht en vond men ontspanningmet vrijeinspanninggepaard. Dat hield ons lichaam toen blijmoedig, onzen geest frisch, en het zijn niet de slechtste dagen uit ons nationale leven geweest, toen dit breken van den ernst van het leven door het spel, wel te verstaan door een onschuldig spelen, nog vaderlandsche gewoonte was.

Maar natuurlijk, ook hier kwam de zonde zich in mengen, en bedierf het spel almeer op elk terrein. Drieërlei werkte hiertoe mede: het geld, onzedelijk bedoelen, en de zucht om van de Fortuin instee vatï God Almachtig zijn heil te verwachten. Het om geld spelen drong bij alles in. Bij het biljartspel, bij het kaatsspel, bij het damspel, soms zelfs bij het anders zoo edele schaakspel. Als er geen geld als inzet was, deed men zijn best niet. Ook vroeger had men dat wel gevoeld, maar loofde toen prijzen uit, iets wat altoos veel nobeler karakter toont dan het spelen om baar geld. Vooral bij het mastklimmen droegen die prijzen in alle steden een eigenaardig karakter. De prijzen kingen dan omhoog, en men moest tegen de gezeepte mast op, om er die prijzen af te halen. Maar die idee van een prijs ging almeer teloor, en geld werd hoofdzaak. Vooral het kaartspel heeft er dat om geld spelen ingebracht. Alleen het dominospel wist er zich nog lang aan te onttrekken, tot ook dit ten slotte voor de verleiding bezweek. Vooral hieruit verklaart zich de tegenzin, dien het kaartspelen in onze kringen almeer begon in te boezemen, zoodat men zeer wel zeggen kan, dat het kaartspel bij ons thans contrabande is geworden. Het geld had ook dit, dat het 't valsche spelen bevorderde, en mee hierdoor het kaartspel gelukkig in miscrediet bracht. Op zichzelf is het kaartspel natuurlijk even onschuldig als andere spelen, deels op vernuftige vinding, deels op goed geluk drijvend, maar het misbruik bracht het onder ons, en terecht, in onbruik. Gelijke uitwerking had de zonde, zij 't ook op andere manier, door het zich mengen van het onzedelijke in het spel. Iets wat zich met name voordeed bij den dans en bij de komedie. Beide zijn in hun aard onschuldig, en zoolang ze bij onze kinderen in dien staat van onschuld blijven, wekken ze niemands tegenzin. Men ziet het graag dat kinderen huppelen, springen en dansen, en mïn vindt het aardig ais ze op hun wijze komedietje spelen. Maar op later leeftijd mengen de passies zich hierin, en hierdoor ging maar al te spoedig het onschuldig karakter teloor. Bij den dans behoeft dit geen nadere aanwijzing, en ook ons tooneel zonk er geheel onder weg. Volksvertooaingen liet zelfs Calvijn te Geneve op de openbare markt spelen. Wat kwaads zou er ook in steken, om een historisch drama of een zedespel door levende personen te doen vertoonen. Maar allengs werd de komedie een tooneel van beroepsartiesten, en toen hier ook de vrouw zich in mengde op een wijze, die alle schaamte ten leste terzijde wierp, en schier aan elke vrouw het deugdzaam blijven onmogelijk maakte, ontaardde het tooneel zelf al spoedig in een vertooning van schaamteloo: : e onzedelijkheid en zonde, zoodat het niet anders dan slechten invloed van zich kon doen uitgaan. Een deugdzaam spel trok niet. Een vuil stuk bracht geld bij hoopen op. En zoo is allengs heel ons tooneel ontaard.

Maar toch, het diepst greep de zonde in het spel in, toen schier uitsluitend het hopen op kans ea op goed^geluk het spel ging beheerschen. Hoe minder de geest zich bij het spel had in te spannen, hoe meer men er op uit was, om in 't spel de Fortuin te aanbidden, en bij de Fortuin eigen fortuin te zoeken. Dit voedde de verborgen gedachte, dat er nog wel een andere macht dan God is, bij wie men zijn geluk kon beproeven, en zoo kwam voor het geldzuchtig hart de Fortuin op de plaats te staan, die alleen aan God toekomt. Vergeten werd, dat wel het lot in den schoot wordt geworpen, maar dat het beleid daarvan bij den Heere is. Maar neen, het beleid van het geldspel zou nimmer bij God, maar eeniglijk bij de Fortuin zijn, en de gunst van die Fortuin zou men zich pogen te verwerven. Dit doodde alle religie, werd afgoderij in schaamteloozen vorm, en zoo is toen het lotspel, de speelbank en de weddenschap bij wedstrijden opgekomen, die maar al te vaak in volkomen finantieële schipbreuk en zelfmoord geëindigd zijn. Later is dit roekelooze spel op de beurs overgebracht, en vond in de speculatie op de beurs haar voleinding. Het gevaar dat hierin school, is volstrekt niet terstond ingezien. Soms zelfs zijn oudtijds kerken uit lotspel gebouwd, zijn er weldadigheidsloterijen door - vrome Christenen ingevoerd, en meer dan één belijdend Christen, die gruwde van het kaartspel en de speelbank uit de hoogte veroordeelde, zag er toch niets geen kwaad in, om aan de speculatie op de beurs mede te doen. Zoo weet de zonde het geestesoog te verblinden. Het zoeken van de beslissing door het lot kan geoorloofd en zelfs geboden zijn, zoo men den Heere zijn God daarmee om de beslissing kan vragen. Maar alle lotspel, dat niet in afhankelijkheid van God gespeeld wordt, dat alleen aast op de gunst van de Fortuin, is reeds daarom geoordeeld. Bij het spel, dat naar zijn oorspronkelijke be­ doeling ontspannen en den geest ver frisschen moet, wordt de speler door alle lotspel veeleer in duizend angsten gekneld. Het benauwt in stee dat het ontspannen zou. Het zoekt Mammon in plaats van den Heere, en hoe meer het gelukt om het lotspel tegen te gaan, hoe meer gevaren van het volksleven zullen worden afgewend. Vooral de Overheid moet ophouden, dit lotspelen in geld door haar eigen Staatsloterij aan te moedigen. Het heet dan wel dat ze dit doet, om aan verkeerde loterijen den pas af te snijden. Maar zonde wordt nooit door zonde gekeerd. En hoe onschuldig ook het kienen om enkele centen moge schijnen, toch voedt en kweekt het den trek bij het kind, om door het lot geld machtig te worden, en werkt daardoor altoos verkeerd.

Ontegenzeggelijk heeft dit alzijdig insluipen van de zonde in het spel, voor wie vroom leven wil, het terrein van het spel zeer beperkt, ook daardoor, dat het spel op maatschappelijk gebied ons en onze kinderen zoo vaak in aanraking brengt met personen uit kringen, waar een geheel andere levensopvatting heerscht, iets wat zoo licht verleidend kan werken. Men voelt gedurig, dat men zijn kinderen niet met alle andere kinderen kan laten omgaan, en zelf voelen we, hoe de omgang met lieden van geheel anderen zin altoos slechts in zeer beperkte mate mogelijk is. De toestand is nu eenmaal zóó, dat wie van Christelijken huize is zonder onderscheid alle spelen te mijden heeft, waarbij het geld inzet, de zedelijke standaard gezonken, en de Fortuin de beheerscheresse is geworden. En ten andereu dat wij voor óns en onze kinderen deze spelen goeddeels op eigen terrein hebben te zoeken, waarbij vooral de oprichting van Christelijke zang-en muziekgezelschappen, van Christelijke jongelingen-en meisjesvereenigingen en zooveel meer hu'pe kan bieden. Alleen hiervoor wachte men zich, dat men om het misbruik het gebruik van het spel niet in den ban doe. Lichaamsspelen zijn voor ons noodig, om het lichaam gezond en op kracht te houden; .«pelen van geestelijken aanleg zooals domino-, dam-en schaakspel zijn voor ons onmisbaar; gemengde spelen die deels het lichaam oefenen en deels den geest scherpen, zooals het biljart, de kolfbaan enz., mogen niet uit ons leven geweerd worden. Alle creatuur speelt. De dieren spelen en Gods engelen spelen voor zijn heiligen troon. Het spel staat nu eenmaal tegen het sloven en slaven over. Het brengt een ontspanning, waaraan ook onze menschelijke natuur een ingeschapen behoefte heeft. Het is een der vele factoren, die het maatschappelijk leven saambinden, instandhouden en veraangenamen. En de kunst is maar, en zal 'm toenemende mate worden, om voor ons en onze kinderen ook op het spel zulk een eigen stempel te drukken, dat het insluipen der zonde zooveel doenlijk gekeerd worde, en het spel gericht, en eeniglijk gericht, worde op het doel, waartoe God het spel ook aan den mensch, en in den mensch den zin en den lust voor het spel, gegeven heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 december 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Pro Hege.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 december 1909

De Heraut | 4 Pagina's