Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pro Kege

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pro Kege

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

En gij vaders, verwekt uwe kinderen niet tot toorn, maar voedt ze op in de leering en vermaning des Heeren. Efeze 6 : 4.

DERDE REEKS. (Vierde gedeelte).

Christus Koniogscbap en de Maatschappij.

XVIII.

DE CHRISTELIJKE SCHOOL.

En gij vaders, verwekt uwe kinderen niet tot toorn, maar voedt ze op in de leering en vermaning des Heeren. Efeze 6 : 4.

Het tweede middel dat strekken moet om Christus' KoningscLap in het midden der Maatschappij te vestigen en te handhaven, is de School. De opvoeding der kinderen wordt gedragen door drie factoren, ten eerste door huislijke opvoeding, ten tweede door kerkelijke leering en ten derde door maatschappelijke vorming. De eerste factor behoort tot het Gezinsleven, de tweede tot het domein der Kerk, en alleen de derde staat op het erf der Maatschappij. Uit dien hoofde komt alleen de derde hier ter sprake. Dat de school een verschijnsel in het leven der Maatschappij is, zag men eertijds veelal niet in. Deels maakte zich de Oirerheid van haar meester, deels ook de Kerk, en het zelfstandig karakter won de school wel reeds in vroeger eeuwen voor de Universiteit, en ten deele ook voor groote kostscholen, met name in Engeland, maar het besef dat ook de gewone volksschool op eigen wortel behoort te stoelen, alleen in vrijheid bloeien kan, en bovenal alleen als factor van het maatschappelijk leven kan uitgroeien tot wat ze zijn moet, is eerst in de vorige eeuw in breeder kring doorgedrongen. Nog lang niet overal wordt dit ingezien. In Frankrijk zoowel ais in Duitschland is de Volksschool nog schier geheel in handen van de Overheid of de Kerk, en zelfs tenonzent zijn er nog altoos niet weinigen, die liefst naar het oude standpunt teruglaveerden. AUeen aan het exceptioneele feit, dat hier te lande 50 jaren lang de schoolstrijd met zulk een scherpte gevoerd is, danken-we het helder inzicht, dat allengs in de schoolquaestie gewonnen werd. Hierbij echter zij aanstonds opgemerkt, dat de schoolstrijd tenonzent nooit zoo grooten omkeer in de bestaande orde van zaken zou hebben teweeg gebracht, indien de strijd uitsluitend om de vrije school ware gevoerd. Vrijheidszin in het afgetrokkene zou nooit bezield hebben tot het brengen van zóó groote cffirs als hier te brengen waren. Zonder vrees voor tegenspraak mag dan ook gezegd, dat het niet de vrije schooi was die dienst deed voor de propaganda van de Christelijke opvoeding, maar dat veeleer omgekeerd het de behoefte aan Christelijke opvoeding was, die de school tenonzent heeft vrijgemaakt. En op dit feit nu rust onze stelling, dat de school in het midden der Maatschappij een der machtigste factoren is, waardoor onze Koning 2ijn Koninklijke heerschappij in de Maatschappij vestigt en over de Maatschappij handhaaft; en zulks dan vooral, zoo de Kerk in plichtsbetrachting te kort schiet.

Hieruit verklaart het zich dan ook, dat de strijd tusschen den geest der wereld en den geest van onzen Koning allengs zoo meer geheel van het kerkelijk terrein naar het sociaal gebied is overgebracht. Op kerkelijk terrein staan de twee toongevende richtingen, op eigen wijs belichaamd, tegen elkander over. Laten we de Roomsche kerk en de kleine genootschappen er builen, dan vertegenwoordigt de Nederlandsch Hervormde Kerk nog altoos de richting die vroeger niet onduidelijk als die van het doorzieken werd aangediend, terwijl in de Gereformeerde kerken het beginsel zegevierde, dat elke kerk allereerst instrument van de Koninklijke heerschappij van den Christus behoort te zijn. Niet alsof er ook in de Nederlaadsch Hervormde kerk niet tal van trouwe getuigen der waarheid waren opgestaan, en alsof niet tal van gemeenten in beginsel op het herstel van Christus' Koningschap in zijn kerk aanstuurden, maar deze betere elementen konden nog niet doordringen tot hervorming van het kerkelijk leven in conformiteit aan Gods heilig Woord. Sinds 181513 het de gang van zaken in de Maatschappij, die den vorm van het kerkelijk leven hier beheerscht, inplaats datde Kerk van Christus schiftend op de Maatschappij kon terugwerken. Het is en blijft zooals het Synodaal bestuur dezer Kerk het in 1886 uitdukte: Wat gist in de Maatschappij, moet nagisten in de Kerk. Aldus is het valsche grondbeginsel dat in de bestuursvormen van deze Kerk zich belichaamd vindt, en eerst als dit valsche grondbeginsel met heldere bewustheid zal zijn prijsgegeven, zal ook zij •ïet echte, evangelische karakter van de Kerk van Christus herwinnen. Dit echte karakter der Kerk van Christus toch bestaat hierin, dat niet deKerk in het kielzog van de Maatschappij vaart, maar omgekeerd reagcerend met den Geest van Christus op den geest der Maatschappij inwerkt, daardoor schiftend optreedt, en al wat in leven en in sterven het eigendoni van dsn Christus geweest is of zijn wil, afzondert van wat in de Schrift als „de wereld" met een eigen stempel geteekend wordt. De gebrekkigheid van dezen toestand belet niet, dat de discipelen en discipelinnen van den Christus zich met ijver opmaken, om kennis van het Evangelie te verspreiden, philanthropisch den ellendigen te hulp te komen, en het verlorene te zoeken, maar dit alles geschiedt in hoofdzaak op de manier, waarop ook het Leger des Heils werkt, en de eigenlijke kerkelijfie factor blijft in gebreke zich eea eigen positie af te bakenen. Doch juist doordat deze beide richtingen zich thans in twee groepen van Kerken hebben voortgezet, hield de strijd tusschen deze beide richtingen op, of verloor althans zijn scherpte; en alleen de uitkomst zal kunnen toonen, hoever elk vaa deze beide richtingen het in het dienen van Christus' Koningschap brengt.

Juist dit echter bracht het gevolg met zich, dat de principieele strijd die op kerkelijk terrein niet verder kon, op schoolgebied werd doorgezet. Wat op kerkelijk terrein er toe leidde, om bij het grootste deel van ons volk den maatschappelijken en den kerkdijken stroom ineen te doen vloeien, noopte te meer op schoolgebied beide stroomen scherp af te bakenen, en uit elkander te houden. Feitelijk strekte dan ook onze ganscha schoolstrijd tot niet anders, dan om de principieele tegenstelling tusschen het Koninkrijk Gods en het maatschappelijk leven, dis in ds grootste onzer Kerken niet tot haar recht kon komen, op schoolgebied zóó te laten doorwerken, dat hier de scheiding en afzondering voldongen werd. De Schoolwet van 1857, gelijk ze tot op 1890 werd uitgevoerd, bedoelde feitelijk de maatschappelijke eenheid over de schifting, die het Evangelie beoogt, te doen zegevieren, terwijl omgekeerd ds School met den Bijbeler opgericht was, om te midden van het maatschappelijk leven zulk een opvoeding der jeugd, voorzooveel het Christelijk element betrof, te organiseeren, als aan den geest van het Evangelie de heerschappij over den geest der Maat schappij verzekerde. De Staatsschool neemt de Maatschappij als een osgedeeld geheel, vraagt welke geest den boventoon voeit, en stelt de heerschappij van dien geest der Maatschappij als wet en regel voor de geheele volksjeugd. Vandaar haar neutraal karakter. In dit neutraal karakter eerde men dan aanvankelijk nog zeker Christendom boven geloofsverdeeldheid, en drong men aan op aankweeking van Christelijke en Maatschappelijke deugden Niet lang echter, of de Humaniteitsidee verdrong zelfs dit schrale positief-Christelijk element, en ten slotte iveek zelfs de Humaniteitsidee terug voor puur Rationalisms en Socialisme. En dit nu kan nietanders, zoolang de Maatschappij, als geheel genomen, den toon moet aangeven. Dit toch is het eigenaardige van onzen toestand, dat zoo er moet worden saamgewerkt door burgers die veel, die weinig en die niets belijden, de regel a'toos moet worden ontleend aan hen, die van alle belijdenis afzagen. Christendom boven geloofsverdeeldheid of Humaniteit zonder meeningsverschil, komt altoos ten slotte neer op het tot regel stellen van het minimum van belijdenis of overtuiging.

De Nederlandsche Herv. Kerk staat niet daarom zoo zwak, omdat ze geen uitnemende predikers, geen ijverige tolken der waarheid, geen offervaardige leden en geen bezielde getuigen van het Evangelie bezit, maar omdat ze tot onder hare predikers loochenaars van 's Heeren Godheid, bestrijders van de Verzoening door het bloed des Kruises, rationalisten, materialisten en socialisten telt. Ze is gebonden, ze kan zich niet vrijmaken, ze kan het Evangelie niet ais regel handhaven, en niet zij stelt der Maatschappij, maar het geheele complex van de Maatschappij stelt haar de wet. Juist ditzelfde nu bedoelt ook de Staatsschool met haar ongerechtig monopolie. Da eenheid ging voor haar boven alles, en deze eenheid, die ze boven alles poogde te handhaven, was niet de eenheid onder het merk van het Evangelie, maar de eenheid gelijk de Maatschappij die in gedurig wisselenden vorm te aanschouwen gaf. Het was en bleef het opdringen van de eenheid der Maatschappij, eerst aan de Kerk, toen aan de Schoolden daar nu het Evangelie, krachtens zijn aard en oorsprong, niet de eenheid gelijk die in de wereld bestaat, maar de eenheid in den Heere Jezus Christus bedoelt, kan het niet anders, of de minnaars van het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus, die zijn Koningsschap niet alleen in de Eerk maar ook in de School achtten te moeten eischen, en handhaven, konden niet volstaan met het doorzetten van den kerke^ljken strijd, maar moesten uit beginsel ook op schoolgebied voor de scheiding tusschen het Christelijk en het niet Christelijk element opkomen. Gelukkig gevolg waarvan was, dat de belijders van den H^ere Jezus Christus, die op kerkelijk gebied van elkaar afraakten, op schoolgebied elkaar terugvonden, om met vereende kracht voor het goed recht der Christelijke School op te komen. Dat zich hier en daar op schoolgebied nog de nawerking van den vroegeren kerkdijken strijd dost gevoelen, kan niet genoeg betreurd worden; maar over het algemeen mogen we er ons toch ia verblijden, dat de samenwerking op schoolgebied nog steeds stand hield, eadat wie ook hier splitsing beoogt, de conscientie der goedgezinden tegen zich heeft. De tegenstelling tusschen de onzijdige Openbare School en de vrije Christelijke School is daardoor zoo in het oog springend geworden, dat niet ten onrechte nog onlangs van de Ministerstafel de profetie werd uitgesproken, dat de Vrije School de toekomst had, en de Openbare School ten slotte slechts een aanvullend karakter zou dragen.

Met het oog hierop vooral is het van zoo overwegend belang, dat \LtXMaatschappelijk karakter van de school helder worde ingezien. Gelijk op allerlei wqs is aangetoond, ontstaat de Maatschappij daardoor, dat de leden van een gezin, die met leden van een ander gezin gemeenschappelijke belangen hebben, zich, bulten het gezinsleven, ter bevordering van dit gemeenschappelijk doel vereenigen, zich met elkaar in aanraking stellen, en samen maatregelen beramen, om wat hen samen aaBgsat, ia liet levea te roepen. Welnu, juist uit deze behoefte is het dat de School geboren wordt, Een Koning zendt zijn prinsen niet naar de school, maar voedt ze zelf in zijn paleis op, en dit kan de Koning doen, omdat hem alle middelen ten dienste staan, die in zfja eigen paleis, in dk opzicht, aan de eischen der opvoeding kunnen voldoen. Enkele zeer rijke ouders doen dit evenzoo. Maar dit zijn en blijven uitzonderingen, en het overgroote deel der ouders zijn zoo in eigen intellectueele ontwikkeling als in geldelijke middelen veel te veel beperkt, dan dat ze ia staat en bij machte zjuden sqn, cm thuis hun kinderen de opvoeding te doen geven die ze behoeven. Hieruit nu werd met nood zakelijkheid de behoefte geboren, dat meerdere ouders zich vereeaigden, om alsjiu samen te doen, wat elk voor zich niet doen kon, en hierdoor ontstond de School. Dienvolgens is de School een zuiver maatschappelijke schepping. Honderd ouders, die samen aan een driehonderd hinderen een goede opvoeding moeten geven, huren saam of bouwen saam een schooliokaal, en stellen saam onderwijzers aan. Zoo komt uit het gezinsleven de School op, omdat het ge? ; insleven zelf niet volstaat voor het doel, en het is de samenvoeging en samenwerking van de ouders uil dis vele gezinnen, die nu nog op maatschappelijk terrein de Vrije School deed geboren worden. Waren nu alle ouders genoeg bemiddeld, om in de kosten van zulk een school te voorzien, had de O/erheid er buiten kunnen zoo blijven. Dit echter was niet het geval. Veeleer waren verreweg de meesten hiervoor te onbemiddeld. Vandaar, dat de Overheid hier te hulp moest komen, om wat te kort schoot aan te vullen, en dit te meer, daar de Overheid er belang bq heeft, dat het onderwijs onder het volk op het peil van het buitenland blijve, en alzoo hoogere eischen moet stellen, dan de respectieve ouders, die willen saamwerken, zelve stellen zouden. Deze helpende bemoeiing der Overheid mag intusschen het primordiaal recht van vader en moeder op hun kinderen niet teniet doen. Kinderen zijn levende have. De opvoeding dier kinderen mag niet alleen met het oog op hun optreden in de Maatschappij, noch ook als waren ze enkel alleen „kinderen des volks" beschouwd worden. De kinderen van Christenouders althans zijn ook gedoopt, bij dien Doop is eea belofte voor hen gedaan, en die Doop met de bij dien Doop gedane belofte, spreekt uit, dat die kinderen ook eea eeuwige bestemming hebben, en dus ook met het oog op die eeuwige bestemming, vorming en opvoeding moeten ontvangen. Zelve zijn die kinderen ia de schooljaren nog te jong, om hiervoor eigener beweging op te komen. Vandaar dat ze geestelijk aan hun ouders gebonden en verbonden zijn, en dat op die ouders de verantwoordelijkheid rust, om zorg te dragen, dat vooral in de kinderjaren, waarin het kind voor indrukken zoo ontvankelijk is, die indrukken zóó zijn, dat ze aan de hoogere roepingen bestemming van het kind kunnen beantwoorden. Geeft nu, gelijk oudtijds, en gdqk nog in sommige andere landen, de Overheid een school, die naar de overtuiging der ouders, aan hun kinderen, wat dit alles betreft, geeft wat ze behoeven, dan kan de Overheid als zaakwaarneemster de school voor het yoSk inrichten, en kunnen de ouders erin berusten, dat de Overheid hun taak overneemt. Zoodra dit echter blijkt niet, of niet langer, het geval te zijn, en in de conscientie der ouders de overtuiging post vat, dat de school, door de Overheid geopend, niet geeft wat hun kinderen om Gods wil, en volgens de Doopsbelofte, van noode hebben, dan leeft op hetzelfde oogenblik de plicht der ouders op, om in de gebleken leemte zelven te voorzien. Daartoe zullen ze dan van 2elf saamwerking zoeken niet met alle ouders, maar uitsluitend met zoodanige ouders, die, uit gelijke Christelijke overtuiging, dezelfde bahoefte aan Christelijk onderwijs gevoelen als zij. Ze hebben dan te schiften en te kiezen. Af te wijzen elke saamwerking met hen die de Doopsbelofte niet aflegden of niet achten, en daarentegen naar samenwerking te streven met zoodanige ouders, die zich op gelijke wijze als zij door de Doopsbelofte gebonden weten. Ze blijven daarmee geheel op maatschappelijk terrein, maar ze houden rekening met de gedeeldheid die in de Maatschappij op het gebied van de geestelijke overtuigingen bestaat. Niet zij verdeden de natie, niet zij scheuren de Maatschappij, maar ze vinden de natie gedeeld, ze vinden in de Maatschappij overtuiging tegen overtuiging overstaan. Met dit bestaande feit, dat niemand ontkennen kan, rekenen ze. Ze handelen dienovereenkomstig. En zoo komt het onontwijkbare feit tot stand, dat allerlei soort scholen naast elkander komen te staan, en dat onder deze scholen de Christelijke school een eigen plaats innaemt.

Dat dit pogen leiden kan tot het optreden van meer dan ésn soort Christelijke school, spreekt van zelf Protestanten en Roomsch-Katholieken staan ten deze niet op hetzelfde tandpunt. Zelfs volgt uit het dusver bepleite beginsel, dat naast de Christelijke school, n Pfotestantsche en Roomsche school esplitst, ook andere vrije scholen kunnen ptreden. Scholen voor Joodsche kinderen, cholen voor moderne kinderen, en zelfs cholen voor kinderen van geheel ongeoovige ouders. Wat men voor zich zelf begeert, moet men ook aan anderen gunnen, n zal eens de Vrije school triomfeeren over heel de linie, dan spreekt het vanzelf, at ze in veelvormige gestalte zal verijzen. Maar steeds zullen onder alle deze soorten van vrije scholen de Christelijke cholen een eigen standpunt innemen. Zij zullen een practisch antwoord geven op de oepstem van den Christus: Laat de kinerkens tot mij komen, want hunner .is het oninkrijk der hemelen. De band reeds in eboorte en doop tusschen het kind en oniog Jezus gelegd, en waaraan in de uislijke opvoeding wordt voortgeweven, zal an in de Christelijke school nader bevestigd orden. Hst kind op de Christelijke school eert zich beschouwen en gevoelen als een onerdaan van Koning Jezus. Eerbied voor het oord en het bevel van Koning Jezus wordt et kind ingeprent. Het leert in Christus ijn hoogsten wetgever eerbiedigen. Het weet at aan dezen zijn Koning gegeven is alle acht in hemel en op aarde. En het weet ok, dat deze zijn Koning eens zqn Rechter al zijn, en dat het alleen door zgn genade ens in de eeuwige heerlijkheid zal iugaan. et zal niet methodistisch alleen een Heiland n Redder in Jezus begroeten, maar ook verstaan, dat Jezus zijn Koning is die hem egeert, over hem heerscht, zijn lot in zijn hand heeft, en voor alle dingen gehoorzaamheid van hem eischt. Daarom zal 't niet alleen in de waarheid van het Evangelie worden opgevoed, maar tevens zijn opvoeding en opleiding ontvangen voor het burgerlijk en maatschappelijk leven, en dit niet in dien zin en geest, alsof deze opvoeding voor het burgerlijken maatschappelijk leven naast zijn geestdijke opleiding kwam te. staan, maar zóó, dat ook die maatschappelijke opleiding geheel van den geest van Christus doordrongen is. Zijn school zal niet zijn een gewone burgerlijke school met als surplus zeker godsdienstonderwijs, maar beide de geestelijke en de burgerlijke opvoeding zullen één geheel vormen, ea ook in het maatschappelijke zal, wie er werd opgeleid, zich aan den geest en aan het woord van het Evangelie gebonden weten. Aan onzen Koning is gegeven alle macht, niet alleen in den hemel, maar ook op aarde, en ook de Maatschappij moet voor wat de'belijdenis van Koning Jezus aangaat, een Christelijke Maatschappij zijn. Het Koningschap van Jezus gaat over de zielen, maar ook over de aardsche Maatschappij.

Juist daardoor nu is de Christelijke school thans, naast de Kerk, het tweede groote orgaan waarvan onze Koning zich bedient, om zijn koninklijke heerschappij ook in het midden van de Maatschappij te vestigen. De onjuiste en oppervlakkige opvatting, alsof Christus alleen onze Heiland en Redder, en niet tevens onze Koning en Rechter ware, wordt juist door de Christelijke school geheel teruggedrongen, ea de ware opvatting van het onderdaaoschap van Christus komt hiervoor in de plaats. Met name dank zij de goede vruchten van de Christelijke school stelt reeds thans niet meer de geest der Maatschappij aan die Maatschappij de wet, maar vertoont zich op elk gebied van het maatschappelijk leven het onderscheid en de tegenstelling tusschen de onderdanen van Christus ea hen die volharden hij bun driest geroep: Wij willen niet dat deze Koning over ons zij. De geest van Christus en da geest der wereld komen ook op maatschappelijk gebied steeds meer tegenover elkander te staan. Twee stroomingen ook in het maatschappelijk leven teekenen zich steeds duidelijker af, iets waarin voor de Maatschappij zelve geen geringe winste ligt. Hoe meer toch het Koningschap van Christus ook in de Maatschappij tot zijn recht komt, hoe hooger dit maatschappelijk leven zich verheft. Richtingen en overtuigingen, die vaak onbewust het maatschappelijk leven ondermijnden en ten gronde brachten, vinden nu tegenstand en verzet, en balsem wordt aan de wonden van dit leven toegediend. Niet v/ij zijn het dan ook, die de Christelijke school in het leven riepen, niet aan ons komt daarvan de eere toe. Veeleer is het onze Koning die zelf den gang van het leven ook in oas land aldus bestuurd en geleid heeft, dat hij zelf zich de Christelijke school tot orgaan voor zqn koninklijke heerschappij schiep.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 januari 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Pro Kege

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 januari 1910

De Heraut | 4 Pagina's