Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een dogmatisch geschil?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een dogmatisch geschil?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXI.

Terwijl het woord Scheó! Oade Testament maar ééa keat, om de plaats aan te duiden, waar de afgestorvenen heengaan gebruikt het Nieuwe Testament daarvoor twee woorden: Hades en Gehenna. De strijd gaat over de vraag, wat deze beide woorden beteekenen en welk onderscheid tusschen beide bestaat. Is Hades het algemeenê doodenrijk, waar alle menschen na het sterven heengaan, en Gehenna de hel of heeft ook Hades in het Nieuwe Testament een slechte beteekenis en duidt het de strafplaats der goddeloozen aan?

Nu zijn beide woorden niet door de schrijvers van het Nieuwe Testament uitgedacht, maar aan het spraakgebruik der Joden ontleend. Eerst moet dus onderzocht welke beteekenis de Joden aan deze woorden hebben gehecht, om daarna ifategaan in welken zin ze in het Nieuwe Testament worden gebruikt. Natuurlijk moet daarbij wel in het oog worden gehouden, dat de Heere Jezus en de discipelen geen Grieksch maar Arameesch hebben gesproken, en het v/oord Hades, dat Grisksch is, door hen zeker niet gebruikt is; maar hierop komen we later terug.

Wat htt woord Gehenna betreft is dit onderzoek het gemakkelijkst, omdat hierover geen verschil van gevoelen bestaat, Gehenna is, geüjk we reeds vroeger opmerkten, afgeleid van een Hebreeuwsch woord, dat oorspronkelijk Gê hinnom luidde en niet anders zeggen wil dan dal van Hinnom. Hoe dit dal van Hinnom aan de beteekenis kwam van plaats der, pijniging, voor de goddeloozen bestemd, is niet moeilijk na te gaan. Dit zoogenaamde dal van Hinnom was een diep en nauw dal met steile rotsachtige wanden, hier en daar zelfs loodrecht, dat zich zuidoostelijk van Jeruzalem uitstrekte tusschen den berg Sion en den berg des boozen raads, om dan uit te monden in het dal Josaphat.

Het was in dit dal, dat de goddelooze koningen van Juda Achaz en Manasse den gruwelrjken Molochdienst hadden gepleegd; ze hadden er niet alleen een beeld van Moloch opgericht, maar ook Israels zonen en docbteren als offer voor Moloch met vuur verbrand. De plek, waar dit geschiedde, wordt sinds in de Schrift Tophet genoemd, wat letterlijk bsteekent uitspuwen, en dient om den afschuw uit te drukken, dien Israel van die plaats had. Het dal van Hinnom gold van dien tijd af als een vervloekt dal; de vrome koning Josia »verontreinigde" het en dit geschiedde, gelijk uit Jer. 31:40 schijnt te blijken, doordat dit dal bestemd werd om de asch van het altaar en de lijken van misdadigers neer te werpen. De aanblik van dit in de diepte liggende dal, waar het vuur brandde en uit de rottende lijken het gewormte uitkroop, moet wel een ontzaggelijken indruk op de bewoners van Jerusalem hebben gemaakt. Vandaar dat de profeten telkens op dat dal van Hinnom of Tophet heenwrjzen als de plaats, waar God gericht zal houden over Zijn vijanden. Zoo zegt Jesaja van Assur's kofiing: Want Tofeth is van gisteren bereid ja hij is ook vóór den koning bereid; Hij heeft hem diep en wijd gemaakt, het vuur en hout van zijn brandstapel is veel; de adem des Heeren zal hem aansteken als een zwavelstroom" (Jes. %0:30:33) ? , ? .). En dat oordeel Gods geldt niet alleen de vijanden van Israel, maar ook het afvallige Jsrael zelf: zij hebben gebouwd de hoogten van Tofeth, dat in het dal des zoons van Hinnom is, om hunne zonen en dochteren met vuur te verbranden; daarom zullen de dagen komen, spreekt de Hcere, dat het niet meer zal genaamd worden Tofeth noch dal des zoon van Hinnom, maar moorddal; en zij zullen ze in Tofeth begraven, omdat er geen plaats meer zijn zal; en de doode lichamen dezes volks zullen het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde tot spijze zijn en niemand zal ze afschrikken" (Jer. 7:31-33). En zonder eenigen twijfel zinspeelt de profeet Jesaja ook op dit dal en al de afgrijselijkheid, die daar aanschouwd werd, wanneer hij zegt: alle vleesch zal komen om te aanbidden voor mijn aangezicht, zegt de Heere, en zij ullen tevens uitgaan en zrj zullen de doode ichamen der lieden zien, die tegen Mij vertreden hebben; want hun worm zal iet sterven en hun vuur zal niet uitgeluscht worden en zij zullen allen vleesch en afgrijzen zijn." (Jes. 66:24).

Zoo zien we in de Oud-Testamentiscbe rofetie, hoe dit „dal van Hinnom" niet lleen een plaatse des gerichts wordt, waaf od de macht van Assur verbreekt en de nwoners van Jerusalem straft om hun onden, maar ten slotte in Jesaja 66 symool wordt van de plaats der eeuwige pijniing voor alle goddeloozen bereid. In Jesaja 6 is toch niet meer sprake van een tijdelijk ericht, maar van hetgeen geschieden zal n het laatst der dagen, als er, „een nieuwe emel en een nieuwe aarde voor Gods aanezicht staan zal" (vs. 22). En als de olkeren, die zalig worden, dan in het ieuwe Jerusalem zullen ingaan om te aanidden, dan zullen ze, — evenals de inwoners an het oude Jerusalem van den berg Sion het dal van Hinnom de doode lichamen er overtreders zagen, verteerd door de ormen en verbrand in het vuur, — aanchouwen de wrake Gods tegen al zijn ijanden, „want hun worm zal niet sterven n hun vuur zal niet uitgebluscht worden"; en beeld door Christus zelf overgenomen m daarmede in ontzettende realiteit de marten der eeuwig verdoemden in de diepte er hel te teekenen.

Het is daarom volkomen te begrijpen, at in verband met deze profetieën het (/«^ n Hinnom of de Gehenna de naam werd oor de plaats der eeuwige pijniging, de bel. et Oude Testament zelf gaf daar aanleiing toe. Was het dal van Hinnom in de ofetie nog een symbool, voor de Joden

in Christus' dagen werd het de eigennaam, waarmee de strafplaats der goddeloozen werd aangeduid. Vandaar dat we het woord Gehenna ook buiten het Oude Testament telkens tegenkomen. Christus en de Apostelen hebben dit woord dus uit de volkstaal overgenomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 februari 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Een dogmatisch geschil?

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 februari 1910

De Heraut | 4 Pagina's