Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Heden met Mij in het Paradns.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Heden met Mij in het Paradns.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus zeide tot hem: oorwaar zeg ik u, heden zult gij met mij in het paradijs zijn. Luc. 23 : 43.

Jezus' tweede Ktuiswoord was zijn betuiging aan den éénen van zijn medekruiselingen: „Voorwaar zeg ik u, heden zult gij met mij in het Paradijs zijn."

We weten niets van dien overgelukkige, die, nog eer hij stierf, _ van Jezus' eigen lippen de verzekering van zijn eigen zaligheid ontving. Een „kwaaddoener" noemt Lukas hem, en zelf bekent bijzin zijn kruisiging straf te ontvangen waardig hetgeen bij gedaan had. Vermoedelijk had hij een moord op zijn geweten, of zoo al geen moord, dan toch een doodslag. Dit hoefde geen doodslag uit lagen hartstocht of uit roofj zucht te zijn geweest. Er kan bier of daar een

kleine muiterij tegen het Romeinsch gezag hebben plaats gegrepen, waaraan hij deelnam, zoodat hij in het gevecht dat hieruit voortvloeide, iemand doodstak. Maar, wat ook, bij erkende zich zelf schuldig en nam zijn doodstraf als loon naar werken aao. Jezus was hem blijkbaar niet vreemd. Hij beleed Jezus' heilige onschuld. Hij geloofde in Jezus als Koning van het Godsrijk. Hij zag in, dat het met Jezus op Golgotha niet uit was. Na Golgotha, zoo beleed hij, kwam Jezus' Koninkrijk, en naar dat Koninkrijk ging de begeerte zijner ziel uit. Niet onwaarschijnlijk had hij meer dan eens Jezus' prediking aangehoord, 7-ijn wonderen bijgewoond, en een diepen indruk van Jezus'persoon en verschijning ontvangen. Het grieft, het snijdt hem door de ziel, zooals die priesters en soldaten Jezus beschimpen, en als zijn medekruiseling de boosaardigheid zoover drijft, om, onderwijl hij zelf wegkrimpt van de pijnen, aan dien hoon mee te gaan doen, kan hij niet meer zwijgen, maar bestraft hem. Onder allen die daar bij het Kruis van Jezus zijn, is hij 't alleen die voor Jezus opkomt. Niet Jezus' discipelen riepen op Golgotha voor Jezus. Geen stem gaat er uit de schare voor den Man van Smaiie op, en die medekruiseling is de eenige van wien aan Jems een uiting van deernis toekomt. Hij onder allen was 't eenig kind des menschen, de eenige zondaar, die 't voor Jezus d^nam, die, onderwijl Jezus hing te sterven een geloofsuiting aan Jezus laat hooren, als hij roept: „Gedenk mijner in uw Koninkrijk 1", maar die dan ook de gelukzaligheid geniet van nog op zijn kruis, eer hij stierf, door Jezus zelf te worden zalig gesproken.

Ja, hem overkomt meerdere genade. Jezus betuigt hem niet alleen, dat hij zijner gedenken zou, maar ontsluit hem onder de angsten des doods het vergezicht in het Paradijs. Jezus betuigt hem met een: „Voorwaar zeg ik u", dat bij nog dezen eigen dag, eer de zon onderging, in du Paradijs zou ingaan. En als om zijn toezegging in haar heerlijkheid te voleinden, zegt Jezus hem aan, dat hij binnen ettelijke uren niet sUeen in het Paradijs, maar in bet Paradijs met Jezus zijn zou.

Rijker, heerlijker en zaliger kon hem niet worden beloofd in zijn sterven. Het was voor die vrouwen en die discipelen die aan den voet van het Kruis stonden, om dien medekruiseling zijn heerlijk voorrecht te benijden. Zijn sterven aan het krui^ moet haast geensteryen meer voor hem geweest zijn. En toen de soldaten tenslotte toetraden om hem de beenen te breken en alzoo zijn dood te verhaasten, moet, wat anders wreed zou geweest zijn, voor hem de ure der verlossing zij a geworden.

Denk u op uw eigen sterfbed, wegkwijnend onder een düodelijke benauwdheid, en als Jezus aan u in dit stervensuur verscheen en u toeriep: „Heden nog zult ge met Mij in het Paradijs zijn", zou 't niet al den angst uwer ziel inden volzaligsten jubel omzetten?

Toch mag die overgelukkige, zaliggesproken man niet te sterk onze aandacht tot zich trekken; op Golgotha blijft Jezus zelf altoos de hoofd-, persoon, tot wien we in stil geloof opzien. En dan merkt ga aan dat heerlijk woord tot dien medekruiselirg, dat voor Jezus'zelf de eigenlijke doodstrijd rog niet begonnen was. Het gevoel daarvan uit zich eerst ia het Mij dorst, dat daarna kwam. In dit „Heden met mij in het Paradijs" sprak nog, evenals in het „Vader, vergeef het hun", Jezus' zorg voor anderen. Jezus stieif als mensch, en voor zijn menschelijk gevoel moet de krachtige geloofsuiting van dezen raedekruiseling een zoete vertroosting zijn geweest. Eén kind des menschen dan toch die op Golgotha voor hem pleiten dorst en de schimptaal vaa dien anderen kruiseling dorst bestraffen. Te midden van dat bange tooneel en den bitteren haat, die hem tegengrijnsde, een druppel van liefde in de wonde van zijn hart. Maar niet alleen die geloovige kruiseling is met Jezus begaan, ook Jezus is begaan met hem, en in de zaligsprtkicg van dien stervenden zondaar, ziet Jezus hsel het doel van zijn sterven, heel de beteekecis van dat bittere Golgotha als in een levend bseld voor zich.

De zielsworsteling van Jezus' eigen hart kwam eerst tot uiting in het: „Mijn God, waarom hebt gij mij verlaten", maar al de uren dat Jezus aan het kruis hing, is die strijd in zijn binnenste doorstreden. Eerezijds door den bitteren dood en het dragen van onze zonde en dus ook van den toorn Gods die tegen die zonde inging, maai ook anderzijds het overstelpend besef van de zaligheid die hij door zijn sterven aan al Gods uitverkorenen aanbracht. Het was dit zalige besef, dat hem den last onzer zonde dragen deed. Het hoog-heiiig doel van zijn sterven temperde de doodelijke smart. Hij stierf niet om niet. De prijs van zijn sterven zou zoo God verheerlijkend zijn.

Hij stierf niet voor zijnlandof voor zijn volk, maar de prijs van zijn dood zou de redding van den mensch als mensch zijn, en straks zou, duizenden van jaren achtereen, de dank voor de vrucht van zijn lijden en sterven uit tienduizenden harten voor zijn Vader opgaan.

En dit nu is voor Jezus onder zijn lijden en sterven in dien medekruiseling verzinbeeld. In dien man die naast Jezus sterf t, is heel Christus' Kerk als vertegenwoordigd. In hem spreekt Jezus alle eeuwen door zijn gekenden zalig. Het blijft üiet bij een gedachte die Jezus gefolterd brein doortrekt. Het blijft niet bij een klank of een woord. In dien kruiseling ziet Jezus heel da zondige, nu tot bekeering gekomen menschheid Toor zich. En het begenadigen van dien éene was voor Jezus de in levend beeld voor hem tredende begenadiging van al zijn verlosten.

Jezus had daartoe evenzoo een zaligspreking tot Maria of Johannes kunntin doen uitgaan, maar dit had veel minder sterk gesproken. Wie onzer toch had zich met Marik of met Johannes durven vergelijken?

Doch nu is het heel anders. Jezus kiest niet éen der innigst aan hem verkleefden voor de zaligspreking uit, maar een zeer diep gevallen zondaar. Een man die een doodslag op zijn geweten had. En die zelf erkent, dat zijn doodstraf ten volle verdiend is. Een zondaar onder de zondaren. Eïn die zich aan het heiligst recht van 't leven vergrepen had. Een zóó diep gevallene, dat Gods kinderen, in het gemeen genomen, hun God danken kunnen, dat Zijn genade hen voor zóo diepen val behoed had.

Juist daardoor is die zaligspreking van dien diep schuldige de roepstem van Jezus geworden, waarmee hij zelfs den diepst gevallen zondaar ten leven oproept, o, Ze zijn zoo velen geweest, die, al dorstten ze naar de zaligheid, ter oorzake van hun diepe schuld nauwelijks naar Golgotha durfden opzien. „Voor u die zaligheid, maar voor mij niet. Ik zonk te diep in mijn zonden weg."

En nu is dit juist de innig ontfermende be-j teekenis van dit tweede Kruiswoord, dat Jezus zelfs aan den diepst gevallen zondaar toeroept, om niet te vertsagen, om zich niet aan de wanhoop der vertwijfeling over te geven, maar het te verstaan en het diep in het hart op te nemen, dat zelfs de diepst gezonkene bij hem verlossing en genade kan vinden, want dat zelfs die moordenaar aan het Kruis door Jezus dien eigen dag nog geroepen werd naar het Paradijs.

De ervaring heeft hierop dan ook het zegel gedrukt. De ergste onder de zondaren zijn in den loop der eeuwen tot Jezus gekomen. Wie het schrikkelijkst overtreden had, heeft zich toch de zaligheid in de verzoening door zijn bloed durven toeeigenen. Nog boozer zondaren dan die moordenaar zijn uit den dood in het leven overgegaan. En wat onder den ontzettenden strijd om tot het geloof te komen, die diepst gevallenen bemoedigd heeft, het was juist dat woord van Jezus tot dien medekruiseling. Hem was genade bewezen! Dus kon er ook genade voor hen zijn. En zoo is het door dat tweede kruiswoord, dat voor zoovelen, die anders den moed om te gelooven zouden gemist hebben, het licht der hope is opgegaan.

In het Paradijs staat die kwaaddoener, gelijk Lukas hen noemt, die met Jems stierf, niet alleen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 februari 1910

De Heraut | 4 Pagina's

„Heden met Mij in het Paradns.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 februari 1910

De Heraut | 4 Pagina's