Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT KWssAAD TOT GOED,

I,

OP REIS,

't Was zomer van het jaar 1782, Op de wijde wateren van den Atlantischen Oceaan, niet ver van de Spaansche kust, dotberde een Nederlandsch koopvaardijschip, een flinke driemaster. Het vaartuig was zwaar geladen met allerlei vaa het vele, dat onze Oost oplevert: koffie^ suiker, tabak, specerijen, metaal enz, eaz. Dit al was bestemd voor Amsterdam, van «vaar het zija weg wel zou vinden, en waar de rijke kooplieden woonden, die denOosticjevaarder hadden uitgezonden.

De lange reis, die destijds om de Kaap de Goede Hoop liep en maanden duurde — stoomschepen waren daarbij destijds nog onbekend — was voorspoedig geweest, maar toch zorgelijk. Ons vaderland was namelijk destijds in oorlog en wel met Engeland, een oorlog die ons veel kosten zou.

Een half jaar geleden hadden onze vloot oader Zoutmaa en de Eagelsche onder Parker elkander slag geleverd nabij Doggersbank in de Noordzee, De strijd, die roemvol voor ons eindigde, had echter geen eind gemaakt aan den oorlog die onze handel en koopvaardijvaart oatzettead deed lijden, We verloren bijv, in één maand zestig baudelsschepen, een waarde van 15 millioen gulden!

Men was dan ook op het Hollandsche schip alles behalve gerust, want de Engelschen hadden welgewapeade schepea ia zee, die er op loerden om rijkgeladen koopvaarders te nemen en op te brengen. Daartoe werden niet alleen oorlogsschepen gebruikt maar ook gewone vaartuigen, die dan echter voorzien werden van het noodige eschut en de vereischte welgewapeade manschappen.

Tot de bemanning van het Hollandsche schip behoorde ook een jong varensgezel die Jan elders heette. Hij was een wees, al sinds zijn vierde jaar. In het groote Diaconie weeshuis in e Zwanenburgerstraat te Amsterdam had hij zijn opvoeding gekregen en was op zijn vijfiende jaar gaan varen. Als lichtmatroos maakte hij nu de reis mee.

Jan Velders was eea vlugge, handige jongen, Den eersten harden tijd van het scheepsleven was hij spoedig te boven en had zich al heel wat vrienden gemaakt. Dat hij een wees was wekte zelfs bij sommigen onder het anders juist niet teerhartige scheepsvolk zeker medelijden en goedwilligheid jegens hem. En Jan die nu niet bijzonder weekhartig in het weeshuis was groot gebracht, was voor een goed en vriendelijk woord of daad al heel dankbaar en beloonde die door dienst te bewijzen waar hij maar kon. Was alzoo Jan Velders een rappe maat en aller vriend, 'i was te betrenten, dat onder die vele vrienden de Bjste werd gemist ea eveneeas dat Jan daar niet aaa dacht, of zoo hij dat al deed, er zich weinig om bekommerde. Hij was ia het Gereformeerde weeshuis christelijk grootgebracht en er behoorlijk onderwezen ooU in de leer en de vermaning des Heeren, Nooit echter had hij naar de vermaning veel geluisterd, maar gelijk zijn meeste makkers, die niet beter of slechter waren dan hij, zich veel meer bekommerd om gansch aadere diagen. Hij hoorde wel des Heeren Woord, maar het had geen vat op hem, noch ia de kerk noch in het weeshuis. Overigens heette hij een oppassende jongen. Toen hij, veerden jaar oud, vroeg om op zee te gaan, was dat wel uit lust in het varen, maar ook wijl het leven in het huis hem niet vrij genoeg en te vroom was. Nu, aan boord ging het lang niet altijd vroom toe. Wel werd er ook geregeld gcbedea ea door dan kapitein kerk gehouden, maar het volk was daar veelal tamelijk afkeetig van en hoorde veel liever het teeken geven voor 't ontvangen van den oorlam of borrel, dan voor den kerkdienst. Onder die zoo dedeii had Jan zijn beste kameraads.

Op een helderen Aptilmorgen werd Jan, die nog vast sliep, in zijn rust gestoord door haastige voetstappen op een trap boven hem. Hij luisterde een oogenblik en meende duidelijk te hoorea roepen: „Schip vooruit!" waarop eea oogenblik later een andere stem antwoordde: „Ik zal dadelijk waarschiiwen".

Onze vriead sliep spoedig weêc ia, doch het duurde niet lang of hij werd gewekt en moest aan zijn gewonen arbeid. Er heerschte blijkbaar onder het volk meer drukte dan gewoonlijk, zoodat Jan nieuwsgierig werd, 't Ontbrak echter aan tijd om te vragen, en zoo nam dan onze matroos de eerste gelegenheid weer om op het dek te komen waar hij al licht meer wijsheid zou opdoen.

Dat bleek ook zoo te zijc. Hij vond er den kapitein in druk gesprek met den eersten stuurman. Al kon hij niet hooren wal zij zeiden, hun ernstige gezichten bewezen genoeg zaam dat er iets bijïonders moest zijn. Dat bleek ook daatuit, dat èn de kapitein èa de stuurman herhaaldelijk door hun verrekijkers naar het zuid-westea tuurden alhoewel er geen wolkjs aan de lucht was en het schip vóór den wind ging. Ook Jan keek onwillekeurig dezelfde lichting uit, zonder echter iets anders dan lucht en water te zien, tot de stuutmsn met een barsch: „maak voort jongen!" hem van het dek verdreef.

Niet veel wijzer ging hij naar beneden. Een half uur liter echter bemerkte hij aan het toenemend loopen en pralen om hem heeu, dat er toch wel degelijk iets gaande was. Van een gunstig oogenblik maakte hij gebruik om aan den bootsmm met wien hij goed bevriend was, nader inlichting te vragen. Deze nu antwoordde kortaf en wat gejaagd: „'t Is kwaad spel, jongen, er is een Engelschman in zicht".

Nu was Jin Velders door de lange uit-en t'huisreis en het vele opontüoud in Oosi-Iüdië al meer dan een jiar buiten het vaderland ge weest. Hij kon dus kwalijk weten hoe het nauwkeurig stond met de zaken in de Nsderlanden. Nieuwsbladen waren er nog weioig en werden door den minderen man in het geheel niet gelezen. Ojfc ontving hij als wees al leer weinig brieven, die trouwens veibaïend lang werk hadden om uit Nederland Oost lodsë te bereiken. Tech had hij genoeg gehoord en opge markt om te weien dat er oorlog was ui'gebroken tusschen de R? publiek der Vereecigde Nederlanden en het Koninkrijk van Groot Bi-ittaijj? . Hij had bespeurd, hoe er allerlei voorzorgen genomen waren en hoe er veel scherper wacht werd gehouden dan anders op een kcopva^diJEChip hst geval was. Ook had hij seiitn, toen het schip voor anker lag aan de Kasp de Goede Hoop, die toen nog een HoUacdiche bezitting was, dat er kruit eo kogels werden ingeladen, die zeker niet behoorden tot den voonaad, welken een handelsvaartuig gewooniijk meebrengt. Bovendien-wist hij uit de gesprekken met het scheepsvolk, dat er voortduiend van de Engelschen gevaar dreigde, en meer dan eens had hij in de laatste dagen dezen i n genen hooren zeggen: „Gelukkig, al zoo vet 1'

Toen ome scheepsmaat ona tien uur in den morgen weer even gelegenheid vond om op het dek te komen en onwillekeuiig zijn blik naar het Zuidwesten nchtte, behoefde hij xiiet langer te vragen wat kapitein en stuurman EOO diuk had beiig gehouden. Ook zonder kijker kon bij, nog heei in de verte maar toch vnj duidelijk, een grcot vaartuig onderscheiden, dat blijkbaar rechtsttetks en mede voor den wind op het Nederlacdsche schip afkwam,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 februari 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 februari 1910

De Heraut | 4 Pagina's