Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een dogmatisch geschil?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een dogmatisch geschil?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXIV.

Ni de beteekenis van het woord Gehenna in het Nieuwe Testament te hebben vastgesteld, blijft ons thans nog over te onderzoeken, wat het woord Hades beteekent. Het Nieuwe Testament gebruikt beide wo: ; rden Hades en Gehenna naast elkaar; ook staat vast, dat beide met het leven na den dood in verband worden gebracht; en de vraag is, welk verschil er tusschen beide bestaat.

Hst woord Hades is, gelijk we reeds vroegeropmerkten, niet aan het Hebreeuwsch, maar aan het Grieksch ontleend en beteekent letterlijk het huls van Hades, den god der onderwereld. Vandaar kreeg het de beteekenis van het schimmenrijk, de plaats, waar de zielen der afgestorvenen heec gingen. En aangezien de Griek aan een zekere vergelding na dit leven geloofde, verbond zich daarmede de voorstelling, dat de Hades of het schimmenrijk was ingedeeld in drie deelen: de Elyzeesche velden of de gelukzalige eilanden, waar de rechtvaardigen een gelukkig leven hadden; de Tartarus, waar de goddeloozen gestraft orden, en de Asphodelosweide, waar degenen die noch rechtvaardig noch goddeloos eleefd hadden, in een tusschentoestand verkeerden. Deze voorstelling van den Hades, ie de Romeinen van de Grieken overnaen, was in Christus dagen overal verpreid, behoorde tot het algemeene volkseloof en is, zoo zegt men, met het woord ades ook door de Joden overgenomen. De uur des afscheidsels tusschen Israel en e volken was reeds lang verbroken; de oden in de Diaspora waren over heel het omeinsche keizerrijk verspreid ; de invloed er Grieksch-Romeinsche cultuur heeft ook p hunne denkwereld ingewerkt. Het bewijs aarvan vindt men in de apocriefe litterauur, want met name in het boek Henoch, at reeds vóór Christus' geboorte moet ntstaan zijn en waaraan Judas (vs. 14) ijn profetie van Henoch zou ontleend ebben, vindt men dezelfde voorstelling an den Hades als bij de Grieken ; de Hades evindt zich in het »verre Westen"; hij is ngedeeld in verschillende verblijfplaatsen an de rechtvaardigen en goddeloozen; en eze moeten daar voorloopig blijven, totdat et laatste oordeel komt. Eerst daarna aan de goddeloozen naar de Gehenna en e rechtvaardigen naar den hemel of hel aradijs, waar thans reeds Henoch en Elia ouden vertoeven. Zoo zou het Joodsche olksgeloof de Hades-voorstelling van de rieken verbonden hebben met de Gehenna er Rabbijnen. Het Nieuwe Testament zou ich daarbij aansluiten. Ook volgens Chrisus en de Apostelen zouden de zielen der fgestorvenen eerst naar den Hades gaan n pas na de opstanding de goddeloozen aar de Gehenna worden verwezen. De raag is dus, of er metterdaad twee afzondderlijke verblijfplaatsen zgn, de eene de Hades genaamd, waar de z'eleö ïan alle afgestorvenen heengaan, de andere de Gehenna of het onuitblusscheiijk vuur, waarheen na het jongste oordeel de goddeloozen zullen verbannen worden ?

Nu zij in de eerste plaats opgemerkt dat in het Nieuwe Testatnent alle nadere aanwijzing ontbreekt omtrent de plaats waar de Gehenna of de Hades zich bevindt. De Schrift teekent ons veel meer de ontzettende straf, die naar Gods rechtvaardig oordeel den goddeloozen na het sterven wacht, om voor dat einde ons te waarschuwen, dan dat ze om aan onze menschelijke nieuwsgierigheid te voldoen ons inlichtingen zou geven over de plaats waar die straf geleden wordt. Zelfs de namen Hades en Gehenna worden in het Nieuwe Testament betrekkelijk zelden gebruikt. Ze komen alleen voor in de Synoptische Evangeliën, de Handelingen der Apostelen en de Openbaring van Johannes, maar niet in het Evangelie van Johannes en de brieven der Apostelen. En zelfs in de Synoptische Evangeliën wordt nog meer gesproken van het onuitblusscheiijk vuur, ds worm die niet ophoudt met kssagen, de buitenste duisternis, v/aar weening en knersing der tanden is, dan dat de naam van Hades of Gehenna wordt genoemd. Een topographic van de hel, waarin de valsche Apocalyptiek van vroeger en iater tijd steeds behagen had, vindt ge ia de Heilige Schrift nergens. Zelfs de voorstelling dat de hemel boven ons en de hel bineden is, moet natuurlijk niet als plaatsbepaling worden opgevat, want de wenteling der aarde om haar as maakt dat „boveü" en „beneden" voor ons aardbewoners teikeiïs wisselt van plaats, maar dient veel meer om de heerlijkheid van den hemel en de donkerheid van de hel ons te teekenen. We zeggen dit natuurlijk niet om te ontkennen, dat de hel een bepaalde plaats is. De Schrift spreekt van de plaats der pijalging (Luc. 16 : 28), van den/c'^/des vuurs (Openb. 20 : 24) en zegt dat Judas Isca-' rioth ging naar zijne eigerse plaats (Hand. I : 25) De hel alleen als een toestand op te vatten, is dus onjuist; de hel is een bepaalde ruimte, maar waar die plaats is, teert de Schrift ons niet. Die soberheid der Schrift maant ook het Christelijk denken tot voorzichtigheid. We moeten niet wijzer willen zijn dan wat God in zijn Woord @ns heeft geopenbaard. We weten uit de Schrift, d^t er een plaats der pijniging is; maar waar die plaats is en of ze is ingedeeld in verschillende verblijfplaatsen, zooals de Roomsche Kerk leert, zegt de Schrift ons niet. Ook van een plaatselijk verschil tusschen Gehenna en den Hades woro^.t in de Heilige Schrift niet ééa woord gezegd. Al dergelijke voorstellingen van een „ingedeelde hel" zijn niet aan de Schrift, maar aan de heidensche mythologie ontleend.

Daarbij komt in de tweede plaats, dat met uitzondering van Lucas 16 nergens in het Nieuwe Testament gezegd wordt, dat de Hades de verblijfplaats is der afgestorvenen. En op deze eenige plaats waar de Hades ons als plaats wordt geteekend — de rijke man doet in den Hades zijn oogen open — wordt de Hades, gelijk we reeds zagen, in tegenstelling genomen van Abrahams schoot, waarin Lazarus is, wordt hij uitdrukkelijk gezegd door een „onoverkomelijke klove" van Abraham's schoot te zijn gescheiden en wordt hij als de verblijfplaats der goddeloozen voorgesteld. Dezelfde straffen, die elders aan de Gehenna worden toegekend, worden hier aan den Hades toegeschreveir. Ea nog sterker, de rijke man noemt den Hades uitdrukkelijk de plaats der pijniging (Luc. 16 : 28.) Ieder onbevooroordeeld uitlegger erkent dan ook, dat de Hades hier volkomen hetzelfde is als de Gehenna ea er tusschen beide geen onderscheid bestaat.

Toch is het daarom niet geoorloofd, gelijk onze Statenoverzetters hebben gedaan, het woord Hades overal door hel te vertalen. Gehenna beteekent altijd de hel en niet anders dan dat, maar het woord Hades kan op tal van plaatgea zoo niet vertaald worden, wil men den tekst geen geweld aandoen. Het woord Hades heeft een ruimere beteekenis dan Gehenna en wordt in verschillenden zin in het Nieuwe Testament gebruikt.

Om de beteekenis van dit woord wel te begrijpen, moet er op gelet worden, dat schier overal, waar het woord Hades gebruikt wordt, dit geschiedt in aanhalingen of beeldspraken uit het Oude Testament ontleend. In I Cor. 15 : 55, — de eenige plaats, waar het in de brieven der Apostelen voorkomt, ofschoon de lezing Hades ook hier niet eens vaststaat — is het een citaat uit Hosea 13 : 14, waarin het oorspronkelijke Scheól gebruikt wordt. Evenzoo is it het geval in Hand. 2 : 27 en 31, waar Petrus het woord van David uit Ps-i^ anhaalt en desgelijks in het oorspronkelijke cheól staat. Hetzelfde is-het geval in Matth, II : 23 en Luc. 10 : 15, waar hristus zegt, dat Kapernaum, dat tot den emel toe verhoogd is geworden, tot de» ades toe zal nedergestooten worden, want eze uitdrukking is blijkbaar ontleend aan esgja 14 : 22—15: hoe zijt gij uit den emel gevallen o morgenster, ja in ^^ cheól zult gq nedergestooten worden." Ook e uitdrukking: poorten van den Hades n Matth. 16 : 18 is wel aan Jes8Ja38: o ntleend, waar van de „poorten van ds cheól" gesproken wordt. Laat men de penbaring van Johannes dus rusten, daa Jgkt, dat op deze plaatsen in het Nieuwe estament, waar het woord Hades gebruikt ordt (met uitzondering van Luc. 16) dit eschiedt in uitdrukkingen of citaten aan et Oude Testament ontleend en het overal e vertaling is van het Hebreeuwsche Scheól. oudt men voorts in het oog, dat Christus elf natuurlijk geen Grieksch, maar Araeesch tot het volk heeft gesproken, dan ag men dus gerust aannemen, dat hq bij

al deze gelegenheden het woord Scheól gebruikt heeft en eerst later de Evaogelisten dit woord voor hun Grieksche lezers door Hades hebben weergegeven. De Hades is dus niets anders dan wat het Oude Testament de Scheól noemt. Ook de Grieksche overzetting van het Oude Testament door de LXX gemaakt, gaf het woord Scheói steeds door Hades weer en de Evangelisten hebben zich bij dit spraakgebruik eenvoudig aangesloten.

Maar daaruit volgt dan ook, dat de bepaling van wat het Nieuwe Testament onder Hades verstaat, niet aan de Grieksche mythologie, maar aan het Oude Testament ontleend moet worden. Wat we daarmee bedoelen is dit. Toen de LXX het Oude Testament in 't Grieksch wilden vertalen, moesten ze ook het woord Scheól in het Grieksch overzetten.Gemakkeltjk was dit niet, want een woord, dat in het Grieksch volkomen hetzelfde uitdrukte, bestond er niet. Ze namen daarom het woord Hades, dat nog het dichtst er bij kwam. Maar al is er zekere overeenkomst in beteekenis van beide woorden, het verschil tusschen beide is niet minder groot. Immers de voorstelling, die een Griek zich vandenHadesof het Schim-, menrijk vormde, was een andere dan Gods kind onder Israel van de Scheól had. De beteekenis van diepte, afgrond, die het woord Scheól heeft, heeft het Grieksche woord Hades niet. Waar de Scheól voorts in het Oude Testament het rijk des doods aanduidt, waar de mensch naar lichaam en zie! heengaat en dus het graf insluit en vaak met het graf vereenzelvigd wordt, is de Hades alleen de verblijfplaats der schimmen. En waar de Scheól verdiept wordt tot den eeuwigen dood, waarheen alleen de goddelooze gaat en waarvan God zïjn kind bevrijdt om het „op te nemen in heerlijkheid", daar is de Hades de verblijfplaats van rechtvaardigen en goddeloozen en omvat niet alleen den Tartarus of plaats der pijniging, maar ook de Elyzeesche velden. De vertaling van Scheól door Hades geeft dus volstrekt niet den rijken en veelomvatteuden zin van het Hebreeuivsche woord weer, maar de LXX hadden geen ander woord. Ze stonden voor dezelfde moeilijkheid als ook wij staan, wanneer we den Bijbel willen overzetten in de taal van een volk, dat geen eigen woorden heeft voor de begrippen van schuld, zonde, verzoening, Middelaar, Kerk, Heiligen Geest, geloof enz. Men moet zich dan v/el behelpen door uit de volkstaal woorden te nemen, die zoo dicht mogelijk bij deze brjbelsche begrippen komen. Maar natuurlijk verliezen deze woorden in de Bijbelvertaling dan hun gewone beteekenis en moeien ze nu verstaan worden in den zin, dien de Heilige Schrift aan het oorspronkelijke woord hecht. Er heeft dan een overgang van beteekenis plaats. Zoo is, otn een bekend voorbeeld te nemen, het woord rechtvaardigmaking, dat oorspronkelijk beteekent: maken, dat iemand rechtvaardig is, thans overgegaan in de beteekenis van rechtvaardig verklaring, de rechterlijke daad Gods, waardoor Hij iemand de schuld vergeeft, en heeft het met het oorspronkelijke begrip niets meer te maken.

Zoo nu staat het ook met het woord Hades. Waar het in het Nieuwe Testament gebruikt wordt, heeft het niet meer de gewone Grieksche beteekenis van schimmenrijk, maar heeft het dezelfde beteekenis als het woord Scheól, waarvan het de vertaling is. Laat men het woqrd Hades maar door Schimmenrijk vertalen in het Nieuwe Testament, en mea zal zien tot wat dwaasheden dit leidt. Wat zou het beteekenen, als Christus zegt, dat Kapernaum, na tot den hemel verhoogd te zijn, tot het schimmenrijk zal nedergestooten worden of dat de poorten van het schimmenrijk zijne gemeente niet zullen overweldigen ? Wat dat de dood en het schimmenrijk op paarden rijden ? Hoe kaa men zelfs in Luc. i6 Hades door schimmenrijk vertalen, waar de rijke man zelf het de plaats der pijniging noemt? Houdt men aan de Grieksche voorstelling van den Hades vast, en dat is de fout der meeste nieuwere uitleggers, dan moet men wel tot allerlei exegetisch geknutsel de toevlucht nemen, om deze teksten te verklaren. Ziet men daarentegen in, dat het woord Hades hier niets anders is dan de vertaling van het Hebreen wsche Scheól, dan vervalt deze moeilijkheid van zelf. Hst woord Scheól toch heeft die diepere beteekenis, waardoor eik dezer plaatsen uit het Nieuwe Testament tot haar recht kan komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 maart 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Een dogmatisch geschil?

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 maart 1910

De Heraut | 4 Pagina's