Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De heer J. F. van Beeck

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heer J. F. van Beeck

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 24 Maart 1910.

De heer J. F. van Beeck Calkoen verwierf Donderdag jl. den doctorstitel in de rechtswetenschap aan de Vrije Universiteit na verdediging van een proefschrift, dat tot titel draagt: Onderzoek aaar den rechtstoestand der geestelijke en kerkelijke goederen in Holland na de Reformatie.

Dit lijvig proefschrift, dat met de bijlagen ; ongeveer 300 bladzijden telt, sluit zich wat het doel en de methode betreft geheel aan bij de dissertaties van Jhr. Mr. D. P. Rengers Hora Siccama en Jhr. Mr. B. M. de Jonge van Eilemeet, die een gelijksoortig onderzoek instelden naar den rechtstoestand der geestelijke en kerkelijke goederen in Utrecht en Zeeland. Al heeft Mr. van Beeck Calkoen zijn onderzoek hoofdzakelijk gericht op Holland's Zuiderkwartier, toch biedt ook deze dissertatie een welkome bijdrage aan om tot beter inzicht te komen in het zoo netelige en moeilijke vraagstuk van de bona ecclesiastica; een vraagstuk dat niet alleen een historisch belang heeft, maar ook van gewicht is met het oog op de jurisprudentie van onzen tijd. Eerst wanneer het onderzoek over heel het land is afgeloopen — en we meenen, dat men onder leiding van Prof. Hora Siccama ook met de andere provinciën bezig is — zal een voldoend feitenmateriaal zijn bijeengebracht om daarop conclusies te bouwen.

De groote verdienste van deze methode, die ook door Mr. van Beeck Calkoen gevolgd wordt, is dat zij zich onthoudt van het vooropstellen van allerlei abstracte rechtstheorieën over de verhouding van Staat en Kerk, maar tracht door een veel omvattend, nauwkeurig onderzoek de feiten op te sporen en aldus te laten zien, hoe de Overheid ten opzichte dezer goederen den rechtstoestand geregeld heeft. Eerst daarna tracht ze het systeem, de juridische figuur te vinden, die in deze reeks van gebeurtenissen of handelingen der Overheid verborgen ligt. Het feitenmaterieal vormt zoo de basis voor de juridische constructie, die daardoor een steviger grondslag in de werkelijkheid krijgt. Met hoe groote bescheidenheid en voorzichtigheid de heer van Beeck Calkoen zijn conclusies ook neemt, toch toont het slot van zijn dissertatie, waar hij kort de resultaten van zijn onderzoek saamvat, van hoeveel belang zijn arbeid is geweest.

Aan een uitvoerige beoordeeling van dit juridisch proefschrift zullen wc ons niet wagen. Wanneer we bq uitzondering op dit proefschrift, dat èn de Vrge Universi­ teit èn den jongen doctor tot eer strekt, hier wijzen, dan is het om het hooge belang, dat dit onderwerp voor de geschiedenis en het recht der Gereformeerde Kerk heeft. Slechts een enkele opmerking zij ons geoorloofd. Wanneer Mr. van Beeck Calkoen zegt, dat „men bij een onderzoek naar het geldende recht over zeker tijdsverloop niets te maken heeft met de beschouwing van de toenmalige Overheid, aangaande dat recht" (p. 13) dan laat tot op zekere hoogte deze ietwat krasse uitspraak zich verdedigen, t in zooverre niet de rechtsbeschouwing der Overheid, maar haar rechtsbehandeling het geldende recht bepaalt. Zelfs moet worden toegestemd, dat bij deze handelingen de Overheidspersonen niet vrij waren, daar zij gebonden waren aan bestaande rechtsverhoudingen, eeuwenoude instituten, die zich niet revolutionair op zij lieten zetten. Maar al heeft ook dit onderzoek opnieuw getoond, hoe groot de macht van het objectieve rechtsinstituut was, toch neemt dit niet weg, dat bij een zoo ingrijpenden omkeer van zaken als de Reformatie op elk gebied teweegbracht, de Overheid regelend had op te treden en de vraag daarom zeker niet van belang ontbloot is, welke beschouwing de Overheid van het karakter der Reformatie zelve had. Immers daarvan hing ten principale af, hoe de Otrerheid beslissen zou over het gebruik der geestelijke en kerkelijke goederen. Mr. Van Beeck Calkoen heeft dit zelf ook wel gevoeld, en daarom aan het onderzoek der feiten laten vooraf gaan een onderzoek naar de beschouiving, die de Overheid van het rechtskarakter der Reformatie had. Immers de uitspraak van de Overheid, dat „de Gereformeerde godsdienst de Christelijke, gezuiverde religie" was, en dus „geeft nieuwe godsdienst, maar de oude, van onschriftuurlrjke bijraengselen en dwalingen ontdaan" (p. 227) grondt zich toch op de religieuse overtuiging van de Overheid dier dagen en is, gelijkMr, van Beeck Calkoen terecht aantoonde, voor de rechtshandeling der Oi/erheid beslissend geweest. Misschien was het daarom iets te kras uitgedrukt, als de schrijver zegt, dat „voor het juridisch onderzoek van geen of slechts zijdelingsch belang is, wat de Overheid heefc gedreven tot de genomen besluiten en handelingen", ia casu „of de Calvinisten veel of weinig invloed op den loop der zaken hebben uitgeoefend." De rechtsbeschouwing van de Overheid over het karakter der Reformatie, waardoor haar geheele behandeling beheerscht werd, hangt met den invloed van het Calvinisme wel zeer nauw saam.

Deze enkele opmerking doet echter niets te kort aan de waardeering van den arbeid aan dit proefschrift ten koste gelegd. Mr. van Beeck Calkoen heeft zich een lastig en tijdroovend onderzoek getroost om het feitenmateriaal te verzamelen; hij heeft met strikte onpartijdigheid die feiten meegedeeld en nergens zijn subjsctief gevoelen aan de historie willen opdringen. Daardoor heeft dit proefschrift blijvende waarde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1910

De Heraut | 4 Pagina's

De heer J. F. van Beeck

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1910

De Heraut | 4 Pagina's