Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschiand. De Opperkerkeraad der Pruissische landskerk en de Gemeinschaften.

De Opperkerkeraad der Pruissische landskerk heeft zich in een schrijven aan de Algemeene Synode uitgesproken over de „Gemeinschaften, " dat zijn vereenigingen van belijders van den Christus, tot opbouwicg in het geloof. Dit college schreef aldus: „Daar het Protestantisme naar zijn aard de vrije beweging van de Christenen niet in den weg staat, zoo is het te begrijpen, dat er voor de vorming van „Gemeinschaften" plaats is in de kerk, zonder dat deze zich tegen de kerk behoeven te richten. Daarbij komt de overweging, dat de openbare Godsdienst niet meer als vroeger zulk een voorname plaats in het volksleven inneemt. In de groote steden treedt bij op den achtergrond, en niet alleen daar, m£ar overal waar een meer levendige beweging bij de bevolking plaats heef.'.

Dit hangt te samen met de tegenwoordig bestaande toestacden, die niemand in zijn hand heeft.

Het tegenwicht hiervoor kan alleen daarin gevonden worden, dat de vroomheid alsinwen dig persoonlijk leven zich des te krachtiger openbaart. Maar dit leidt als vanzelf tot vorming van „Gemeinschaften", zoodat zonder directe actie der kerk kleinere kringen binnen de landskerk zich verecnigen tot het aankweeken van vroomheid. Dat dit overal onder ons geschiedt, wordt ook uit dien hoofde begrijpelijk."

„Aan de andere zijde mogen predikanten en gemeenten geen zuur geücht zetten, wanneer kleinere kringen onderling stichtelijke samenkomsten houden, die niet voor allen tocganke'ijk zijn. Doch dit is niet altijd gemakkelijk, althans niet voor predikanten, wanneer deze vergaderingen zich aan hunne leiding en opzicht ont trekken. Want als men hier niet menschelijke zwakheid en dwaling in aanmerking neemt, is het een waarheid, dat hoe ijveriger een predikant is, boe meer hij zich verantwoordelijk gevoelt voor de stichting der geheele gemeente, zoodat hij dan ook onwillekeurig overal begeert leiding te geven, waar hij zich verantwoordelijk gevoelt. Maar men kan toch in de Evangelische Kerk niet den eisch stellen, dat alle stichting en opbouwing van het geestelijk leven door middel van kerkelijke organen moet plaats hebben. Wanneer het daarbij maar ordelijk toegaat en beproefde Christenen de leiding hebben! Wij moeten ons tegenwoordig in de Kerk daaraan gewennen, de pinnen der tent wat verder te steken. De veranderde tijd laat ons geen keus, wij moeten meer beslist dan vroeger, toen ieder zich aan de Kerk hield, daarop bedacht zijn, dat deze vrije beweging der gemeenteleden niet in tegenspraak komt met de grondstellingen onzer Kerk."

Wij zien in deze woorden van den Opperkerkeraad de belijdenis, dat hij zich niet in staat acht, de landskerk zoo te leiden, dat het vormen van „Gemeinschaften" daardoor overbodig wordt. Het is toch niet te ontkennen, dat de genoemde gezelschappen zich gevormd hebben, omdat de belijders des Heeren in de landskerk niet vonden, wat zij tot opbouwing in het geloof noodig hadden. In plaats van er nu op aan te dringen dat de Algemeene Synode met den Opperkerkeraad samenwerke om hierin verandering te brengen, en het Christenvolk door een degelijke innige bediening van het woord tot zich te trekken, wordt aanbevolen zooveel mogelijk te zorgen, dat alles in de gezelschappen ordelijk toegaat en dat beproefde Christenen de leiding hebben. Maar hoe zullen de predikanten daarvoor kunnen zorgen, wanneer de Gemeinschaften van hunne leiding niets willen weten ?

N.-Amerika. P e a r y en de Eskimo's,

Peary, de ontdekker van de Noordpool, schreef een artikel in Hampton's Magazine, waarin hij betoogt dat de Eskimo's, die hij op zijn ontdekkingsreizen leerde kennen, niet tot bescha ving moeten gebracht worden. Hij beweert dat de Eskimo's geen Godsdienst hebben, maar gelooven in booze geesten, die zij trachten te verzoenen; het „hiernamaals" stellen zij zich geheel zinnelijk voor. Peary is van oordeel, dat wanneer de Eskimo's tot beschaving werden gebracht, zij hun eenvoudig communisme, dat noodzakelijk is voor hun voortbestaan, zouden Verliezen. „Als eenmaal het idee van persoon lijk eigendomsrecht op huizen en voedsel bij hen levendig gemaakt is, dan zouden zij zoo zelfzuchtig worden als beschaafde wezens, terwijl nu alle wild grooter dan een zeehond het gemeenschappelijk eigendom is van den stam; niemand bij hen sterft van honger, terwijl zijn naaste zich verzadigt. Heeft een man een dub bel stel jachtgereedschappen, zoo geeft hij er een aan den man die er geen heeft. Het gemeenschapsgevoel houdt dit volk in stand. Ik heb hun wat onderricht gege/en in de eerste beginselen van de gezondheidsleer en van geneeskundige behandeling bij krankheden, verwondingen enz., maar hiermede moet, dunkt mij, hunne beschaving ophouden. Mijne gedachte steunt niet op een theorie of op vooroordeel, maar op een achttienjarige studie en ervaring. De Schepper heeft deze gelukkige menschen geplaatst in hun eigen bijzondere omgeving, en de overtuiging drong zich aan mij op, dat Hij wijzer is dan de zendelingen."

Peaty zou goed gedaan hebben, wanneer hij in de eerste plaats onderzocht had wat de Zending, onder de Eskimo's tot stand gebracht heeft. Voordat de Zending onder hen arbeidde zagen zij er niets in om, als hun voorraad van mondbehoeften uitgeput was, vrouw en kinderen op te eten. Hoewel niet zoo woest als andere wilde volken, was hun ieder gevoel van liefde en medelijden vreemd. Wanneer een schip door storm op hunne ku-ten geworpen was, zagen zij er geen bezwaar in, de schipbreukelingen om te brengen en hunne kleederen buit te maken. Een schrijver in Les Missions évangelique. au XlXiime siicle zeide van de Eskimo's: „niet zelden ziet men een man zijn stervende vrouw verlaten om aan zijn werk te gaan, zonder dat hij er het minst ter wereld van sdiijnt te gevoelen, of ook grijsaards, weezen en weduwen van honger en koude omkomen voor de oogen der buren, daar niemand van dezen er aan denkt, hen bij te staan. De eenige dienst, welken men hun somtijds bewijst, is, dat men hen doodslaat, om hun lijden te verkorten.

Wat Peary beweert omtrent de religie dei Eskimo's is ten deele waar. Zij gelooven aan een goeden en aan een kwaden geest. O-ji den goeden bekommeren zij zich zeer weinig, omdat zij niets van hem te vreezen hebben; om den kwaden veel, omdat zij bang voor hem zijn. In ieder dorp is een toovenaar, Angekok ge naamd, wiens bedrijf bestaat in het afwenden van den toorn van den boozen geest, door het prevelen van gebeden en het cfferen van honden.

Vroeger werden de zeelieden die op de kusten van Labrador of Groenland schipbreuk leden, meedoogenloos vermoord. En thans? „In 1847 werd een Engelsch schip, de Graham, ver uit zijn koers gedreven en door den storm naar Labrador gejaagd. De bemanning had aan alles behoefte, voedsel, brandstof, kleeding. Het schip had masten en zeilen verloren. Van boord af kon men met een verrekijker woningen op de kust onderscheiden, maar men durfde geen kanonschot lossen; men wilde zich liever aan alles blootstellen, dan aan het gevaar in de handen der roofgierige en wreede Eskimo's te vallen. Maar wie schetst de verwondering van den kapitein en de bemanning, toen zij verscheidene sloepen van wal zagen steken, bemand met inboorlingen, die naar het schip roeiden en vredeteekenen gaven. Deze barbaren brachten de Graham in een veilige ankerplaats en bewezen aan de manschappen de haitelijkste Christelijke gastvrijheid. Ieder kan raden, dat dit schip het geluk had te stranden tegenover een Zendingspost.

In 1859 leed een ander vaartuig de „Kitty" schipbreuk in volle zee. Het scheepsvolk ging in twee sloepen, waarvan de eene, na zestig dagen op den Oceaan gezworven te hebben, dicht bij den zendingspost Ohak landde. De vijf matrozen, die in deze sloep waren, bevonden zich in den treurigsten toestand; hunne voeten waren bevroren, hunne lichamen tot geraamten uitgeteerd. Zij waren zoo zwak, dat men hen naar het huis der zendelingen dragen moest. Daar deze schipbreukelingen eerst eenig wantrouwen toonden, bedienden de Eskimo's zich van een aandoenlijk middel om hen gerust te stellen. Zij hieven een hunner liederen aan. De zeelieden verstonden de woorden niet, maar zij hoorden er de melodie in, welke zij vroeger dikwijls in Engeland gehooid hadden. Dit maakte op hen zulk een indruk, dat zij, niettegenstaande hunne/uitputting, neerknielden om God voor zijn goedertierenheid te danken. De Eskimo's gaven hun het beste voedsel dat te vinden was, en langzamerhand kregen zij hunne krachten terug.

De meeste zorg baarde hunne bevroren handen en voeten. Door trouwe verpleging slaagde men er in, die te genezen, behalve bij één, wiens teenen moesten afgezet wórden, omdat het koud vuur ze dreigde aan te tasten. Een vrouw van de Eskimo's verrichtte deze operatie met veel handigheid. Den geheelen winter brachten de vijf schipbreukelingen te Ohak door, men kon niet naar Engeland terug; gedurende al die maanden werd men niet moede hen wel te doen; telkens brachten de Eskimo's hun een deel van de opbrengst hunner jacht, en op het Kerstfeest vonden onze matrozen, toen zij uit de kerk kwamen, hunne kamer geïllumineerd en verscheidene geschenken op tafel gelegd. Zoo las men in „Les Missions Evangéliques" (Neuchitel) 1862, p. 328.

Wij vermoeden dat Peary aan den arbeid der Zending heeft te danken, dat hij door Eskimo's op zijn ontdekkingstocht zoo goed werd gediend, al waren dit geen tot het Chiistendom bekeerde lieden. Het is niet te ontkennen, dat de Hernhutters op Groenland een heerlijk werk deden, dat zeker ten goede gekomen is aan den geheelen daar wonenden stam,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 april 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 april 1910

De Heraut | 4 Pagina's