Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een dogmatisch geschil?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een dogmatisch geschil?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

xxvIII.

Nog meer moeilijkheid levert de laatste plaats, waar het woord Hades voorkomt nl. Matth. 16:18, waar Christus, na dé geloofsbelijdenis van Petrus beluisterd te hebben, tot dezen zegt: En ik zeg u dat gij zijt Petrus en op deze petra zal ik mijne gemeente bouwen en de poorten van den Hades zullen haar niet overweldigen".

Ook hier spreekt Christus in beeldspraak! En het „bouwen der gemeente op de petra of rotssteen" en de belofte, dat de „poorten van den Hades" haar niet „overweldigen" zullen, of gelijk men ook vertalen kan haar in krachten niet overtreiïen zullen, is niet letterlijk maar beeldspreukig te verstaan. Zulke beelden nu was Christus altoos ge. woon aan het werkelijk leven, liefst zelfs aan hetgeen in zijn onmiddellijke nabijheid gezien werd, te ontleenen. Volkomen terecht heeft men daarom ook in dit beeld een toespeling vermoed op hetgeen Christus en de discipelen op dat oogenblik als voor oogen zagen, en het beeld, dat Christus hier gebruikt, ontvangt daardoor zeker een eigenaardig licht. Toen Christus deze belijdenis van Petrus uitlokte, bevond hij zich, zooals in vs. 13 gemeld wordt, in dedeelen van Caesarea Philippi, het tegenwoordige Banias, aan den voet van Hermons gebergte gelegen. Steil rijst daar in het dal een rots op, duizend voet hoog, die van boven gekroond werd door de machtigste en sterkste vesting van heel Palestina, een vesting die schier oninneembaar was voor den vijand en heel den omtrek beheerschte. Nog getuigen de ontzaglijke bouwvallen, hce sterk deze vesting eenmaal was, en in Christus' dagen moest ze wel een even diepen indruk hebben gemaakt op ieder, die haar zag, als thans de rotsvesting Ehrenbreitstein tegenover Cobleatz gelegen. Maar niet minder dan dat sterke kasteel boven op die rots, werd de aandacht getrokken door de donkere spelonk, aan den voet van dien rotswand in de diepte gelegen, de zoogenaamde Pangrot, waaruit met wild gedruisch de wateren van de Jordaan uitbreken naar buiten. Ook deze geheimzinnige grot behoorde tot de beroemdheden van Caesarea Philippi. Wie er thans nog de afbeeldingen van ziet, wordt getroffen door het woeste, het „unheimische" dat deze spelonk aankleeft. Reeds vroeg had men deze grot in verband gebracht met den dienst der afgoden; er was een tempel gebouwd voor Pan en boven de grot was een afgodsbeeld in een nis uitgehouwen. Zoo had deze grot voor den Jood in Christus' dagen, die den diepsten af keer van alle afgoderij had, iets duivelsch, iets demonisch gekregen. En die sterke vesting daarboven op den rotswand en die donkere spelonk aan den voet van die rots vormden wel een aangrijpende tegenstelling.

Nu kan er kwalijk twijfel over bestaan, of het woord van Christus: gij zijt Petrus en op deze petra of rots zal ik mijn gemeente bouwen, zinspeelde op deze rotsvestitig te Caesarea Philippi. De Apostelen zagen voor oogen, hoe sterk, hoe ongenaakbaar, hoe veilig voor eiken vijandelijken aanval zulk een burcht was op een rots gebouwd. Christus vergelijkt hier dus zijn Kerk, zijn gemeente, bij zulk kasteel, op den top van zulk een rots gebouwd en daarom oninneembaar voor den vijand. En om dit laatste nog sterker uit te drukken, voegt Christus er aan toe, dat zelfs de poorten van den Hades haar niet overweldigen zouden. Of Christus nu met dit laatste beeld zinspeelt op die donkere spelonk aan den voet van de rots gelegen en die als 't ware een „poort naar de onderwereld" vormde, valt wel niet met zekerheid uit te maken, maar heeft toch zekere waarschijnlijkheid voor zich, Daardooi-zou ook de moeilijkheid worden opgelost, die schier alle uitleggers drukt, waarom Christus hier niet van den Hades zelf, maar bepaald van de poort van den Hades spreekt. Want zoo krijgt het beeld een treffende realiteit. Op de petra, den rotssteen van Petrus' belijdenis, rijst daar hoog in de lucht, in devol'e klaarheid van 't zonnelicht des hemels, ais eea „stad op een berg", de burcht van Christus' Kerk. Maar in de diepte, aan den voet van die rots, opent zich de poort van den Hades, de donkere diepte, waar de eeuwige nacht heerscht. Uit die poort stroomen de heirscharen van de macht der duisternis, die vijandig tegen Christus' Kerk zich keeren, haar trachten te overweldigen, te vernietigen, te verdoen van de aarde. Met opzet spreekt Christus daarom niet van een vijandelijke burcht of vesting, die tegenover zijn Kerk staat opgericht, maar alleen vari de poorten van den Hades. De Hades zelf toch is in de donkerheid verborgen, is onzichtbaar voor ons menschelijk oog, schiiilt nog in 't diepe der aarde; wat alleen gezien wordt zijn de poorten van den Hades, die zich openen om doorgang te verkenen aan de vijandelijke machten, die uit dit onzichtbaar Hadesrijk opdoemen en geweld aandoen aan Christus' gemeente.

Is het beeld zelf zoo duidelijk geworden, dan zal het ook gemakkelijker zijn |^ verstaan, wat hier met den Hades bedoeld wordt. Hades en de Kerk staan hier tegenover elkander als de twee groote vijandelijke machten, die elkaar bekampen, wier worsteling heel de historie beheerscht, aan wier overwinning het lot der wereld hangt. us& vijandige macht nu, die Christus' Kerk belaagt, het toelegt op haar verderf, hajr uitroeien wil van de aarde, is naar de

constante voorstelling der Schrift, de Vorst der duisternis, Satan. Hij is de vijand van Christus' Kerk, die omgaat als een brieschende leeuw, zoekende wien hij verslinden mag. Als de leden van Christus' Kerk worden opgeroepen om te waken en te strijden, dan geldt die vermaning altoos tegen de aanvallen van den Booze. £n het wereldhistorische woord, waardoor Christus het fundament aanwijst, waarop zijn Kerk gebouwd zal worden, en haar blijvend bestand waarborgt tegen eiken aanval van den vijand, kan daarom niet anders zien dan op den aanval van Satan.

Zoo is het dan ook door de Kerk aller eeuwen — en dit getuigenis der Kerk mag zeker niet licht worden geacht — verstaan. Alle Kerkvaders, alle leeraren en doctoren der Middeleeuwen, alle roomsche en protestantsche exegeten uit den tijd der Reformatie hebben het zoo verstaan. En het machtige geloofslied van Luther: Een vaste burcht is onze God, laat dan de hel vrij woeden, geeft uiting aan de heerlijke geloofszekerheid, die de Kerk van Christus aan deze belofte ontleende.

De nieuwere uitleggers daarentegen verwerpen deze uitlegging schier eenparig en nemen op het voetspoor van Hugo de Groot, die het eerst deze uitlegging verdedigde, aan, dat het woord Hades hier niet door hel, maar door dood moet vertaald worden. De gronden, die Hugo de Groot hiervoor aanvoerde, zijn echter uiterst zwak. Hij wijst er vooreerst op, dat het woord Hades altijd beteekent dood of staat des doods en nooit de hel. En ten tweede, dat de uitdrukking: oorten van den Hades, blijkbaar ontleend is aan Jesaja 38 : 10, waar Hiskia zegt, dat hij in zijn doodelijke krankheid tot aan de poorten van de Scheól gekomen was; waar de Scheól zonder eenigen twijfel den dood aanduidt. Toch zijn deze gronden weinig steekhoudend. Dat het vtooïd Hades wel degelijk in den zin van hel gebruikt wordt, moeten de nieuwere uitleggers zelf toestemmen en kan ook niet worden betwijfeld. En wat hetberoepop Jesajj 35 : 10 aangaat, zoo is het zeker waar, dat de „poort van de Scheól" daar op het graf ziet, maar hieruit volgt nog niet, dat Christus hier het beeld in denzelfden zin gebruikt. In Jesaja 38 wordt, gelijk ook wel elders in het Oude Testament, de Scheól voorgesteld als een gevangenis, die met poorten en grendelen gesloten is, om aan te duiden, dat de mensch, die door den dood in de Scheól ingaat, daaruit niet weder komen kan. Maar hier is blijkbaar niet het beeld gebruikt van een gevangenis die haar poort sluit om de gevangenen te bewaren, maar juist omgekeerd van een vesting, die hare poorten opent om de vijandelijke legerscharen uit te laten. Het beeld draagt dus een ander karakter. Maar ook afgezien daarvan is er geen enkele reden, waarom Christus zulk een beeld niet in gewijzigden zin zou kunnen gebruikt hebben.

Maar al zijn deze gronden niet afdoende om de oude uitlegging der Kerk omver te werpen, toch moet toegestemd worden, dat de keuze van het woord Hades in plaats van Gehenna hier niet zonder opzet is geschied. Er ligt tot op zekere hoogte een waarheid in, dat de Hades altoos met den dood in verband staat. De oplossing ligt dan ook hierin, dat Satan een „ménschenmoorder is van den beginne", dat hij het „geweld des doods" heeft, dat hij dus als Koning heerscht in het Hadesrijk. Hades is daarom hier meer dan de tijdelijke dood, dan de macht der vergankelijkheid, die al het levende vernielt. O.k dit ligt er wel in opgesloten, zooals het woord van den Apostel toont, die de gemeente toeroept, dat de dood verslonden is tot overwinning en haar den juichtoon op de lippen legt: Dood, waar is uw prikkel. Hades, waar is uw overwinning! mits maar niet vergeten wordt, wat de Apostel er op volgen laat: de prikkel des doods is de zonde, Zooals Satan een menschenmoorder van den beginne is, niet omdat hij physiek den mensch doodt, maar omdat hij den mensch tot zonde verleidt en daarom aan het oordeel des doods onderwerpt, zoo doet hij ook nu tegenover de gemeente. De poortea van den Hades ziet dus wel degelijk op de macht der verleiding tot zonde en afval, die van Satan uitgaat.

Zoo opgevat kan eerst duidelijk worden, waarom Christus terstond er op volgen laat: „en Ik zal u geven de sleutelen van het koninkrijk der hemelen; en zoo wat gij binden zult op de aarde, zal in den hemel gebonden zijn en zoo wat gg ontbinden zult op de aarde, zal in den hemel ontbonden zijn". Waar er hier sprake is van de sleutelen van het hemelrijk, wijzen deze sleutelen op een andere poort, die beurtelings gesloten en ontsloten wordt. Deze poort staat hier lijnrecht tegenover de poort van den Hades, en in die sleutelmacht, aan de Apostelen geschonken, ligt de opdracht om de aanvallen uit de poort van den Hades af te weren. Zooals de commandant van een vesting, wetende dat een vijandelijke aanval op de poort zal geschieden, een wachtpost bij die poort uitzet en de sleutelen aan trouwe dienaren toevertrouwt, om toe te zien, dat de poort alleen geopend wordt voor de vrienden en gesloten wordt voor de vijanden — zoo doet Christus hier ook met de poort van het koninkrijk der hemelen, waarvan hij de sleutelen aan zijn Apostelen schenkt. Maar dan blijkt ook uit den aard dezer sleutelmacht, tegen welke vgandelijke macht de poort moet bewaard worden. Het is "iet de macht van ziekte, dood en graf, want dan zou er sprake wezen van de genezing der kranken en wederopwekking der dooden, maar de macht der verleiding tot zonde en ongeloof, want de sleutelmacht hier bedoeld, is de macht om de zonde te "efgeven of te houden. De poort moet ontsloten voor den berouwhebbenden zondaar, die aan den machtigen greep van Satan m H i u g l d o z b h B a o n G o „ t z e d z c „ a z a d e h d n d ontkomen, een veilige schuilplaats zoekt in de gemeente van Christus; maar omgekeerd moet ze gesloten voor den hardnekkigen zondaar, die daarmede aan het oordeel van Satan en in zijn macht wordt overgeleverd. Zoo komt ook dit woord van Christus eerst dan tot zijn recht, als men den Hades hier niet van het doodenrijk verstaat, maar van de satanische macht, die Christus' Kerk wil verderven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Een dogmatisch geschil?

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1910

De Heraut | 4 Pagina's