Oereenigingsleben.

EEN UITSTAPJE OP KERKELIJK TERREIN

II.

We willen thans het een en ander mededeelen van den arbeid der Gereformeerde Kerken in Noord-Brabant en Limburg. En dan beginnen we met eenige bijzonderheden over te nemen uit de officieel vastgestelde regelen, volgens welke de gemeenschappelijke evangelisatie-arbeid verricht wordt, opdat men er te meer van overtuigd worde, dat we hier te doen hebben met eene zaak der kerken, die, zooals in ons vorig artikel werd opgemerkt, alleen om praktische redenen in de rubriek vereenigingsleven wordt behandeld.

Het doel van den Evangelisatie-arbeid is drieërlei:

bevestigen, voornamelijk door herderlijke zorg aan de verstrooiden te wijden en beginselen van kerken te vergaderen;

vergaderen wat afgedwaald is en aan zijn belijdenis ontrouw werd;

winnen wat vreemd is en buiten onze belijdenis staat.

Bij den arbeid, in de laatste plaats genoemd, is het naaste doel, de Protestanten te winnen en eerst daarna de Roomschen, terwijl voorts alles, wat zal voorkomen, als voorwerp van bearbeiding geldt.

Einddoel is het institueeren van kerken.

Samenwerking der Gereformeerde kerken in de beide provinciën zelf vindt plaats, omdat en voor zoover de krachten der plaatselijke kerken te kort schieten.

Derhalve mag deze gemeenschappelijke arbeid alleen als hulp dienen, en moet zooveel mogelijk aan de plaatselijke kerken het werk der evangelisatie worden overgelaten. Ook maakt deze samenwerking den arbeid der classes op dit gebied niet overbodig.

Zoodra de institueenng eener kerk heeft plaats gehad, — 't welk niet geschiedt zonder advies van Deputaten aan de betrokken classis —, treedt de Evangelisatie-arbeid der gezamenlijke kerken zooveel medelijk terug.

Voor de regeling van den gemeenschappelijken arbeid benoemt de Particuliere Synode telken jare deputaten. Dezen brengen jaarlijks aan de Particuliere Synode verslag uit van den onder hunne leiding verrichten arbeid.

In elke classicale vergadering wordt o.a. een onderzoek ingesteld of ergens verstrooiden kunnen aangewezen worden of anderszins de aandacht van Deputaten op te bearbeiden personen moet worden gevestigd.

Indien noodig ol wenschelijk benoemt de classis zelve deputaten, speciaal belast met de bevordering van den gemeenschappelijken Evangelisatiearbeid der kerken.

De diensten, bij dezen arbeid te gebruiken, zijn dezelfde, welke de DordtscheKerkenordening in artikel II aanwijst.

Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van he ambt der Dienaren des Woords. Hunne beroeping geschiedt door een plaatselijke kerk, na overleg met Deputaten en met goedvinden der classis, en voorts met contractueel verband tusschen de beroepende kerk en de deputaten voor den Evan­ - gelisatie-arbeid.

De dienst der ouderlingen in dezen kan door de plaatselijke kerken in overleg met Deputaten geregeld worden.

Het diaconaat kan door samenwerkmg, welke Deputaten adviseerend regelen, in wezenverzorging, ziekenverpleging enz. zijn steun bieden,

Aan zwakke kerken, die nochtans voor den Evangelisatie-arbeid yan beteekenis kunnen zijn, mogen Deputaten geldelijken en zedelijken steun bieden.

Waar beginselen van kerken aanwezig zijn, t kan onder opzicht en in bijzijn van den kerkeraad der kerk, waaronder de leden behooren (of gedeputeerden daarvan), Doop en Avondmaal bediend worden, waartoe Deputaten zooveel w noodig en mogelijk hunne medewerking verleenen.

De hulpdiensten van Christelijk Onderwijs, Zondagsschool en dergelijke worden zooveel mogelijk en noodig door Deputaten ingesteld, gebruikt en bevorderd.

De Deputaten oefenen een nauwgezet toezicht over degenen, die in den Evangelisatie arbeid dienen.

Eventueele tuchtoefening over de arbeiders geschiedt door den kerkeraad, waaronder zij bebooren, met onmiddelijke kennisgeving aan en zooveel mogelijk advies van Deputaten.

Het bovenstaande hebben we zoo uitvoerig uit de officieele regelen geciteerd, opdat men zich een juist beeld kunne vormen van den Evangelisatie-arbeid, die in Brabant en Limburg verricht wordt.

Gelijk het de eer onzer Gereformeerde Kerken is, dat zij den arbeid der uitwendige zending teruggevoerd hebben in de kerkelijke banen, waarlangs de zendmg zich, zal het goed zijn, heeft te bewegen, zoo moet het haar ook eene eer zijn, de evangelisatie in eigen land eveneens in den kerkelijken weg te verrichten.

Dat de arbeid in Brabant en Limburg een zeer omvangrijke is en dat er nog veelarbeidsterrein braak ligt, onnoodig is het bijna, dit te zeggen, even onnoodig als het mag geacht worden, er op te wijzen, dat de kerken in de beide betrokken provinciën niet bij machte zijn, uit eigen middelen zooveel bijeen te brengen als voor den arbeid noodig is.

Van daar, dat de uiteenzetting namens Deputaten, waaraan in het vorig artikel een plaatsje werd ingeruimd, niet zonder meer bedoelt eene historische herinnering te geven, maar destrekking heeft, erop te wijzen, dat men in de overige provinciën van ons land meer heeft te doen dan met eenige belangstelling den arbeid in het Zuiden des lands te volgen, dat men namelijk ook zijn geldelijke ciïers ter beschikking van dezen arbeid heeft te stellen.

Laat de bede om steun van beneden den Moerdijk niet vergeefs tot de Kerken en .hare leden in het Noorden uitgaan!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen