Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. Elzinga, niet tevreden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. Elzinga, niet tevreden

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. Elzinga, niet tevreden met het antwoord, dat we hem gaven in zake de doodstraf, zond ons een nieuw schrijven, dat we ook ditmaal geen plaats willen weigeren, al wordt de discussie hierdoor wel ietwat te lang gerekt.

Mijnheer de Redacteur I

Indien het niet te onbescheiden is, zou ik nog gaarne een plaatsje voor 't onderstaande in uw blad verzoeken.

Vooraf merk ik op, dat ik niet alleen mijne, maar ook de beschouwing van meerdere collega's uit de classis Grootegast u mededeel.

Allereerst dan zeggen wij u beleefd dank, dat u op ons verzoek eene breedere verklaring hebt gegeven inzake de roeping der Kerk tegenover de Overheid in betrekking tot de wederinvoe ring van de doodstraf.

Toch meenden wij, dat in deze zaak het volle licht niet is ontstoken. Uw beweren is, dat de Kerk reeds aan haar roeping voldaan heeft, nu zij in hare belijdenisschriften den plicht van de overheid inzake da doodstraf heeft neergelegd.

Is dat waar, dan heeft de Kerk het gemakkelijk, 't Wil ons voorkomen, dat het wel wat lijdelijk is, te zeggen: 't staat in de confessie en nu moet de Overheid het zelf maar weten. Op die manier zou de activiteit van de Kerk naar buiten gedood worden. Ook zou dan wel gezwegen kunnen worden tegenover de gemeentelijke overheid, wat betreft 't bordeelwezen, vervroegde kroegsluiting, sabbath-heiliging, enz. Immers die overheid weet wel, welke de belijdenis en de leer onzer kerken is in deze zaken.

Duidelijk was ons uwe opmerking, dat de Overheid bij het handhaven van Gods ordinantiën rekening heeft te houden met de volks conscientie en ter wille daarvan concessies moei doen, zooals bij Israel ook al geschiedde. Maar moet daarom de Kerk zwijgen, om 't absolute recht Gods aan volk en overheden te prediken en levendig te houden? Onze Heere Jezus Christus is ons hierin voorgegaan, als Hij bijv. zegt: „Mozes heeft vanwege de hardigheid uwer harten u toegelaten uwe vrouwen te verlaten, maar van den beginne is het alzoo niet ge weest. Maar ik zeg u, dat zoo wie zijne vrouw verlaat anders dan om hoererij, en eene andere trouwt, die doet overspel, en die de verlatene trouwt, doet ook overspel." En waar Christus zoo voorgaat, zou dan de Kerk van Christus niet moeten volgen, om 't absolute recht Gods te prediken aan 't volk en ook aan de Over heid? Natuurlijk zal de Overheid zelf moeten oordeelen, in hoeverre nu reeds die eisch van Gods ordinautiën zal kunnen worden uitgevoerd.

In 't laatste stuk van uw antwoord in 't laat ste No. van de Heraut wordt er op gewezen, dat een verzoek onzer Kerken aan het Kabinet, dat op eene coalitie steunt van drie verschil lende partijen, geen vrucht zal afwerpen. Ook het Zeeuwsch Kerkblad, dat uw bezwaar niet deelt, is van oordeel, dat de tijd niet rijp is. om wederinvoering der doodstraf te vragen, en merkt op dat de antirevolutionaire pattij deze zaak niet op haar program van actie heeft ge plaa'st.

Maar, mijnheer de Redacteur, mag daarvoor de Kerk wijken? 't Gaat toch niet in de eerste plaats om succes. Ook meenen wij, dat de Kerken niet te veel hebben te letten op't geen de antirevoludonaire partij doet. De eer der Kerken eischt, dat ze in dezen hare zelfstandigheid bewaren. De Gereformeerde Kerken en de antirevolutionaire partij zijn twee. Ook behoort o. i. de opvatting van sommige Christelijk-Historischen en de Roomschen in dezen door onze Kerken niet te zwaar gerekend te worden

Wanneer de aandrang tot wederinvoering der doodstraf zou uitgaan van de antirevolutionaire partij, dan zou er veel meer gerekend moeten worden met de meening der twee partijen, waarmede men gecoaliseerd is; en wanneer deze twee er zich beslist tegenkanten, dan zou men van zulk een verzoek ter wille van de coalitie moeten afzien. De Kerk rekent echter niet met de politiek.

Ouze classis heeft met haar voorstel ook niet in de eerste plaats 't oog op 't Christelijk karakter van het zittend Kabinet, alsof dit nu verplicht was zoo spoedig mogelijk de doodstraf in te voeren, omdat het Christelijk is. Neen, mijnheer de redacteur, al was er op't oogenbUk een Regeering van links, dan nog zou er o. i., waar moord en doodslag aan de orde van den dag zijn, wel reden zijn, om een verzoek van de Kerken uit te laten gaan tot wederinvoering van de doodstraf, er ook op wijzende, dat daardoor de doodslag zoude afnemen.

Es dat het nu zou strijden met het karakter der kerken, wederinvoering der doodstraf te vragen, is ons nog niét duidelijk. Wel gelooven we, dat vroeger de Kerk in bepaalde gevallen op clementie zal aangedrongen hebben voor ter dood veroordeelden. Maar de toestand van toen en nu is verschillend. Toen was hier de doodstraf en we weten, dat de Overheid soms tamelijk wreed was in de uitvoering. De Kerk zal toen niet op afschaffing in 't algemeen hebben aangedrongen. Nu is de doodstraf afgeschaft, behoudens de uitzonderingen voor Indie en 't leger, 't Zou best kunnen gebeuren, dat de Kerk voor een bepaald geval wel weer op clementie zou kunnen aandringen, indien de doodstraf hier weder was ingevoerd.

Onze conclusie is dan, dat de Kerken o. i. wel aan de Overheid kunnen en mogen verzoeken de doodstraf weder in te voeren.

En nu is 't waar, dat spotbladen onze Kerken om deze zaak bespotten, maar wij weten ook, dat er mannen van links zijn en ook wel mannen van het intellect, die de noodzakelijkheid van de wederinvoering der doodstraf gaan inzien.

En of 't spotten van sommige bladen de vraag ons moet voorleggen, of 't niet fijoer gevoeld ware geweest, wanneer onze Kerken deze zaak niet ter hand namen, bewijfelen we zeer.

Toen in 1903 onze hooggeachte Leider, als minister-premier, de „misdadige woehng" zoo krachtig fnuikte, werd bij in een spotblad voorgesteld als een wreede beul, die den arbeiders den voet op den nek zette. Zou iemand onzer hierdoor ooit gedacht hebben aan een minder fijn gevoel bij onzen geëetden leider, dien we nog altijd danken voor zijne beslistheid in de dagen der staking?

En dan meenden we ook, dat alle gevoel gesubordineerd moest blijven aan Gods wet. Zoo bij\. de kunst, ook een zaak van smaak, van gevoel, aan de zedewet.

Welnu! moet dan ook 't gevoel van mede.' lijden niet ondergeschikt blijven aan 't heilig recht des Heeren?

Met dank voor de opname, verblijf ik hoogachtend,

Uw Dw. Dr. M. ELZINGA, Geref. Fred.

Grootegast, 19 April 1910.

Nogmaals op de quaestie zelf in te gaan, zou weinig nut hebben. Bovendien is het onzen geachten broeder minder te doen om vragen beantwoord te krijgen, dan wel om het eenmaal ingenomen standpunt te handhaven. En dan wordt de discussie „een gebed-zonder-einde-steeg", zooals wij Amsterdammers het noemen.

Mogen we daarom dit debat thans sluiten. Ons doel is bereikt, want van nieuwe „moties" hoort men niet meer en de pers voorzoover ze zich uitliet, raadde een! parig het aannemen dezer moties af. Er i" dan ook wel geen twijfel over, of de Generale Synode, te Zwolle te houden, zal deze moties wel rustig ter zijde leggen.

En voorts laat een quaestie, die zoozeer van gevoelsappreciatie afhangt, zich ook niet met louter verstandsargumenten beredeneeren. Indien Ds. Elzinga niet voelt dat deze moties met het karakter der kerk weinig in overeenstemming zijn, dan zal geen redeneering hem daarvan overtuigen.

Liever resumeeren we aan heleinde kort ons standpunt. Gaarne geven we toe, dat de Kerk geroepen is het recht der Overheid, om met het zwaard te straffen, op grond van Gods Woord te handhaven tegenover ieder, die dit recht betwist op humanitaire gronden. Onze Kerk doet dit publiek in haar Confessie, en doet dit ook in de openlijke Bediening des Woords en op hare catechisatiën. In zooverre zijn we het met onzen inzender eens.

Maar we achten, dat het niet op den weg der Kerk ligt om bij de Overheid door officieel verzoekschrift te gaan aandringen op wederinvoering der doodstraf omdat zulk een verzoek vooreerst weinig effect zou sorteeren, de vraag, wanneer en hoe die wederinvoering der doodstraf geschieden moet, een practische quaestie is die aan de conscientie en prudentie onzer Overheid moet worden overgelaten, en vooral omdat zulk een aandrang op de Overheid weinig in overeenstemming is met het karakter der Kerk.

Het laatste argument is voor ons hoofdzaak.

De Kerk mag tegenover Anabaptisme en Tolstoïanisme het goed recht van den oorlog verdedigen als middel van zelfververweer tegenover wie onze nationale zelfstandigheid belaagt. Maar al zal de Kerk ia tijden van oorlogsgevaar eiken burger aansporen zijn plicht te doen, toch heeft men wel terecht gevoeld, dat de dienaren der Burk van den krijgsdienst persoonlijk behoorenf vrijgesteld te worden, niet omdat de krijgsdienst ongeoorloofd is, maar omdat die dienst niet in overeenstemming is met het karakter van het kerkelijk ambt. Onze O verheid stelt daarom de a. s. dienaren des Woords van den krijgsdienst vtij en heeft zelfs bepaald, dat in tijden van oorlog de kerkgebouwen eerst in de laatste plaats voor inkwartiering van troepen mogen gebruikt worden. In dienzelfden zin nu kan da Kerk wel het recht der Overheid verdedigen om het zwaard ook tegenover den misdadiger te voeren, maar behoort ze niet met de uitvoering van de doodstraf zich in te laten.

En wat tenslotte de opmerking van Ds. Elzinga aangaat, dat spot onzer vijanden toch nooit ons beletten mag onzen plicht te doen, zoo geven we hem dit grif toe, mits hierbij wel het onderscheid in het oog worde gehouden tusschen wat onze vaderen noemden gegeven en genomen ergernis. Aan de genomen ergernis kan de Kerk nooit ontkomen, maar wel heeft ze zich te wachten, dat ze zelf geen aanleiding tot ergernis geeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Ds. Elzinga, niet tevreden

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's