Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Als een borduursel.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Als een borduursel.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn gebeente was voor U oiet verholen, als ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben, in de benedenste deelen der aarde. Psalm 139 : 15.

Elk kind des menschen is eea borduursel, p het stramien der natuur geborduurd door ijn God. Beeldspraak, maar dan tcch een eurig beeld, om u het wonderbare dat er a de ontvangenis en vorming van ieder menchelqk wezen schuilt, te doen best ffen. De rouw die borduurt, hanteert op 't stramien aald en draad, en met & vt instrumenten rukt ze in vorm en in tint uit esn beeld, f üguur, dat als model voor haar ligt of n haar verbeelding haar boeit. £n de unst is dan, om de duizend en nogmaals uizend steken zoo op het stramien aan te rengen, en zoo aan te trekken en te leggen, at tot het fijnste draadje kleurt en stemt n het geheel.

En zoo nu is het ook met de geboorte er menschenkinderen. Elk menscheiijk ezen is een afz!: )nderlijk kunststuk van ods hand. Natuurlijk is er onderscheid. venals in de bloemenwereld de veldbloem an lager soort is dan de lelie, zoo is ook et borduursel door God in den éenen mensch ewrocht, rijker van samenstel dan in den anderen. Een David en een Dcëg zijn niet in én adem te noemen. Dit kan verschillen aar den kant van 't hart, naar den kant an de wilskracht, naar den kant van 't ersenleven, en zooveel meer. Er zijn menchen die beneden het gewone staan; et ijn in zeer grooten getale gansch gewone enschen; en er zijn personen, in wie iets itkomt dat ge gemeenlijk niet aantreft. a, zelfs de indeeling der menschen in ds ie lassen is nog zeer grof, en wie nauwkeuriger e onderlinge verhoudingen in het leven fmeet, komt meteenindeeling bij het dozijn og niet uit.

Maar hoe sterk fprekend die vele verchillen ook zijn mogen, toch neemt dit niet eg, dat zelfs een kind des menschen dat auwelijks het gewone haalt, en op de eegschaal gewogen, zeer laag daalt, toch ok op zijn manier een „borduursel" van ijn God is, dat alle menschelijke kunst te oven gaat. En ook voor dien laagst beeelde gaat het door, dat geen haar van ijn hoofd kan gekrenkt worden zonder en wil van zijn Vader, die in de hemelen is.

Wat David ons daarvan voorzingt, spreekt ons nu daarom zóo bezield toe, omdat David een afgetrokken stelsel opzet, maar van zichzelf spreekt, in zijn eigen leven teruggaat, het alles op zijn eigen persoon toepast, en zich ndenkt in de oogenblikken toen zijn God nog pas bezig was, om hem als nog ongeboren wicht in zijn moeder te formeeren. Ea dit doen Gods in zijn eigen schepping is hem zoo aanbiddelijk, dat hij't uitroept: „Ik loof U, omdat ik op een heel vreeseijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben en gewrocht ben als een borduursel".

Het is die persoonlijke toepassing van Gods doen op 't eigen leven, ja op 't ontstaan van 't eigen lever, die zoo schoon ook in Psalm 22 uitkomt. Ook hier geen theorie over 't kind, maar een persoonlijk terugleven van den zanger in zijn eigen kindzijn: „Gij zijt 't immers dis mij uit den buik hebt uitgetogen; die mij hebt doen vertrouwen aan mijner moeders borsten. Op U ben ik gewor pen van de baarmoeder af. Van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God."

En zoo moet het, want zoo alleen komt er leven in 't geloof. Gods doen vol majesteit moet niet alleen in uw verder le»? en, maar allereerst in de wording van uw eigen leven spreken. Gij moet 't in uw eigen persoon gewaarworden, dat God er was, toen gij nog worden moest, en dat heel uw eigen ontvangenis, wording en geboorte Gods wonderbaar werk was: S'j? » Goddelijk borduren, en gij het borduursel, dat hieruit geworden is.

Nu ontleedt de anatoom het menscheiijk Hchaam, rafelt zenuwen, aderen en spieren uiteen, deelt uw bloed in roode en witte korrelkens, maakt cel van cel los, orgaan van orgaan, vaste van losse bcstanddeelen, en weet ten slotte heel het innerlijk samenstel van uw lichaam zóó in beeld te brengen, "at ge zelf u verbaast over het wonderbare, waardoor uit al deze nietige deelkens het geheel van uw lichaam gebouwd is. Juist zooals David er op wijst, dat zrjn gebeente oiet voor zijn God verborgen was, en dat Gods oog zijn nog ongevormden klomp heeft aangezien.

Maar David voegt er nog iets anders bij, wat hier hoofdzaak is. Er kwam een borduursel tot stand in uw wording en geboorte, maar het patroon voor dit borduursel was in God zelf. En dit niet alleen in den algemeenen zin, dat elk menschenkind naar het beeld en de gelijkenis zijns Gods is geschapen, maar veel meer nog in dien engeren en meer bepaalden zin, dat het patroon voor elk menschenkind afzonderlijk in de gedachte Gods aanwezig was.

Let er maar op. Eerst spreekt hij van den ongevormden klomp en het gebeente dat in dien klompzich vastzette, en onmiddellgk daarop laat hij volgen: „Al deze dingen (niet van zijn levensloop, maar van het ontstaan van zijn leven) waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die (van die lichaamsdeelen) gereed was".

En dit nu is het borduren. Steek voor, g steek na, het patroon op het stramien overbrengen. Dit nu is ook bij u persoonlijk geschied. Uw lichaam, gelijk l gij uw lichaam ontvingt, is ja organisch opgekomen, maar in dit organisch worden, stuksken voor stuksken, en deelken voor deelken zoo door uw God tot aan ? ijn geroepen, als 't van eeuwigheid af in Zijn gedachte was, dat ge worden moest. En zóó heeft uw God u naar het lichaam doen worden. Vandaar dat elk mensch wel een menscheiijk lichaam heeft, maar dat 't lichaam van eiken afzonderlijken mensch zV^f «^««j heeft. Da kleinste, schgnbaar nietigste verschillen tusschen lichaam en lichaam waren verordend, gelijk, ze ook bij u geworden zijn, om juist u een lichaam voor uw persoon te doen ontvangen. E.* zijn niet maar, als gold het een fabriek, duizenden en duizenden menschelijke lichamen besteld en naar ésn vast model afgeleverd, maar elk mensch, elk lichaam op zichzelf is een eigen kunstwerk, een eigen borduursel, zooals God dit voor dieh persoon gewild heeft.

Ditzelfde nu wat geldt voor het lichaam, geldt natuurlijk in nog verhevener zin voor het leven onzer ziel, voor onzen geest, voor ons persoonlijk ik. Hier kan geen anatoom indringen om 't te ontleden. De zielkundige neemt de verschijnselen van 't zielsleven, zoo gosd hij kan, in rapport met het lichaam waar: hij poogt eenige regels te stellen, en het afwijken van ^\t regels onder vasten vorm te brengen; maar het eigen leven der ziel blijft ook voor den kuadigstea psychiater een ondoorgrondelijk geheim. Waar de talenten schuilen, waar het genie vonkt, waar de wil aanzet, hij weet het niet.

Maar natuurlijk is dit borduursel van uw geestelijke existentie nog veel wonderbaarder dan het borduursel van uw lichaam. Nog meer dan in zijn lichaam, is elk mensch in zijn geestelijk bestaan een eigen wezen, van alle andere onderscheiden. Zoo min twee bladeren aan een boom volkomen gelgk zijn, evenmin zijn er twee geheel gelijke geesten. De majesteit Gods schittert juist in de oneindige verscheidenheid, waarin Hij zrjn menschenkinderen schept. Elke ziel apart. Eike ziel anders. Elke ziel iets wat een andere ziel niet is. En ook hier zijn deelen, en onderdeden, zoo treffend schoon met de steken van het borduursel vergeleken. Zoo als ge worden zoudt, heeft uw God u ook geestelijk gedacht, eer ge ontvangen werdt. Alle begin van u zelf is niet uit ii, noch uit uw ouders, maar uit uw God.

Het is naar lichaam èn geest, dat ge een. wonder product zijt van Gods alvermogend scheppen. Zoo als ge naar lichaam èn ziel in elkaar zit, zóó heeft uw God u in eikaar gezet. Zonde moge dit maaksel Gods ontredderd hebben, maar naar uw grondvorm bestaat ge lichamelijk en geestelijk nog altoos, zooals uw God u naar het patroon dat Hij in zijn raad Zich voor U had voorgebeeld, borduurde.

En zie nu, hoe Godvergeten onnadenkend meer dan één met dit geborduurde kunststuk van zijn God omgaat; en hoe vaak dit kunstig geborduurd lichaam door hem die 't ontving, verwaarloosd, misbruikt en geschonden wordt. Ook voor uw lichaam zult ge eerbied hebben, omdat 't Gods borduursel is. De zorge voor het lichaam is geen zelf zucht, maar een eerbiediging van het werk Gods, dat ge in uw lichaam met u omdraagt. Dit lichaam juist te voeden, te drenken, te reinigen, te kleeden, beweging en rust te gunnen, en voor verderfelijke invloeden te vrijwaren, is een plicht, die ge èn aan uzelf èn aan uw God verschuldigd zijt. En daarom, wie zijn lichaam schendt, misbruikt of verwaarloost, mist den waarachtigen eerbied voor zijn Maker.

Doch geldt dit alzoo van uw lichaam, het geldt veelmeer en in veel hooger zin nog van uw ziel, van uw geest, of wilt ge, van de talenten die uw God u in uw geestelijk bestaan geschonken heeft, en van de geestelijke figuur die uw GwJ in uw ziel borduurde. Al wat ge in uw hart, in uw ver' stand, in uw gevoel met u omdraagt, is Gods eigendom, zijn kunstwerk, zijn wonderbaar - maaksel, u toevertrouwd, opdat uw God er in zou verheerlijkt worden. Misbruikt ge nu dit rijke hart, verwaarloost ge uw denkvermogen, uw verbeelding, uw talenten uw gaven, zoodat ze èf niet ontwikkeld worden, óf in dienst van zonde, ongeloof en eigen zelfverheerlijking komen te staan, zoo misbruikt ge wat God in u geformeerd heeft, en zal hard de verantwoording zijn, die ge eens voor dit misbruiken van uw gaven en talenten zult hebben af te leggen.

Wie zoo speelt met zijn lichaam of met zijn iel, is als wie een keurig-fij a borduursel ing misbruiken als inktlap. Hij gaat tegen zijn God, tegen diens kunstwerk, tegen zijn heilige bedoeling in. Er ontbreekt in zijn even alle diepere ernst.

En die ernst nu vat dan eerst post in w zelfbesef, zoo ge doet wat David deed, n in uw eigen leven teruggaat op uw eerste ntvangenisenuw formeering, en dan doorgaat m, achter die ontvangenis en wording, Hem e zoeken, die 't alles in u wrocht en boruurde, ja, om het patroon van uw persoon, egluren dat in Gods raad gereed lag eer e worden zoudt. Dan toch eerst vindt ge w God in uw eigen levensbestaan en onttaan, en voelt ge, dat ge, als zelf een undig borduursel van uw God, dit kunsterk van uw God niet moogt schenden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juli 1910

De Heraut | 4 Pagina's

„Als een borduursel.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juli 1910

De Heraut | 4 Pagina's