Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een zeer ernstig

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een zeer ernstig

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 30 September 1910.

Een zeer ernstig verschgnsel, waarop de aandacht onzer Kerken wel eens gevestigd mag worden, is het feit, dat het aantal studenten in de Theologie allengs slinkt.

Wel heeft de Vrije Universiteit dit jaar niet te klagen, want het getal der nieuw ingeschreven studenten in de Theologie, dat een vorig jaar plotseling tot 4 daalde, klom thans tot 11, waarmede het gewone peil weder werd bereikt. Maar %\ blijkt hieruit, dat de achteruitgang van het vorig jaar slechts tijdel^k was, toch mag men niet uit het oog verliezen, dat deze vermindering niet zuivere winst is voor onze Kerken. Onder dit 11 tal bevinden zich toch drie buitenlandsche studenten, die na afloop hunner studie zich weer naar het vaderland terug begeven en i student uit Kampen, die slechts tijdelijk hospiteert. Voor den dienst in onze Kerken blijft dus een getal van slechts 7 studenten over. Dit getal nu is ongetwgfeld met het oog op het toenemend aantal vacatures in onze Kerken te gering, vooral wanneer men daarbij in het oog houdt, dat ook aan de Theologische School onzer Kerken de toestand niet veel beter is. Bedroeg het aantal studenten er enkele jaren geleden nog bij de honderd, thans slonk dit getal tot 31, gelijk Dr. Honig bij de opening der lessen meedeelde; wat over een studie van 4 jaar verdeeld, gemiddeld y studenten per jaar geeft. Zelfs werden voor den nieuwen cursus, gelijk de pers berichtte, slechts 2 studenten ingeschreven. Achteruitgang in het getal der theologische studenten is er dus stellig en het feit, dat deze achteruitgang èn te Amsterstam èn te Kampen wordt geconstateerd, toont dat de oorzaak niet ligt in een dezer beide inrichtingen, — dan zou de stroom van studenten zich alleen verplaatst hebben, — maar daarin dat de begeerte om predikant te worden, is afgenomen.

Dit verschijnsel nu staat niet op zichzelf. Uit Amerika, Engeland en Duitschland komen dezelfde klachten. De School te Princeton, die een tiental jaren geleden nog 300 studenten telde, zag dit cijfer dalen tot bijna de heift. Ook de Roomsche Kerk in Frankrijk klaagt bitter over achteruitgang in het getal harer seminaristen. Terwijl overal de bevolking zich uitbreidt, de taak der Kerk omvangrijker wordt en ze meer dienaren noodig heeft dan vroeger, zijn er steeds minder jongelieden, die zich voor het predikambt aanbieden of aan den dienst der Kerk zich willen wijden.

De oorzaken van dit verschijnsel, dat zich overal gevoelen doet, moeten dan ook niet in toevallige omstandigheden gezocht worden, die alleen in onze Kerken zouden gevonden worden, maar liggen dieper. Zoo is de lage bezoldiging, die onze Dienaren des Woords ontvangen, zeker een voorname factor, die velen van de theologische studie terughoudt. Waar een onderwijzer tegenwoordig vaak nog meer verdient dan een predikant, is het te begrijpen, dat menigeen opziet tegen een lange en kostbare studie, waarop een kommerlij k bestaan volgen moet, wanneer men althans niet over eigen middelen beschikt. Maar toch kan dit niet de eenige oorzaak zijn, want een tiental jaren geleden waren de tractementen niet hooger, eer lager, en toch was de toevloed van theologische studenten toen dubbel zoo groot als nu. Niet minder dan de üaantieele quaestie speelt ook de geestelijke hier een voorname rol. Om voor het predikambt zich voor te bereiden, moet er, gelijk onze vaderen het uitdrukten, ook een inwendige roeping zijn. Nu kan die inwendige roeping zeker in sommige gevallen zeer plotseling en afgezien van alle andere invloeden tot het hart komen, maar de gewone regel is dit toch niet. God de Heere werkt ook hier meestal middellijk, door den invloed derl opvoeding in het ouderlijk huis. Het is' daarom zoo terecht, dat onze vaderen er op aandrongen, dat de ouders hun kinderen zouden w^zen op de voortreüTelijkheid van het predikambt en hen zouden opwekken, om zich aan den dienst des Heeren te geven. Het voorbeeld van Hanna, die haar afgebeden kind Samuel reeds van zijn vroegste A jeugd aan den dienst des Heeren wijdde, j werd hun voor oogen gesteld. Zeker vereischt deze dienst veel zelfopoffering en toewijding, vooral in onze dagen. De aureool, waarmee vroeger het predikambt omgeven was, verdween en maakte eer in de kringen der wereld voor bespotting plaats. Ook ontbreekt wel vaak bij de gemeente niet alleen de rechte offervaardigheid, om den Dienaar des Woords behoorlijk te onderhouden, maar ook de waardeering voor diens arbeid en de liefde voor diens persoon, die de beste vergoeding zijn voor zijn ambtelijk werk. Maar deze bezwaren waren niet minder sterk in de dagen der eerste Christelijke Kerk, zooals uit het voorbeeld van den Apostel Paulus genoegzaam blijkt, en toch ontbrak het toen niet aan jonge mannen, die trots alles aan den Dienst der Kerk zich gaven, omdat een hooger geestelgk belang hen drong. En hierin nu schuilt ongetwijfeld een der diepere oorzaken van het gebrek aan studenten, dat deze heiliger aandrift ontbreekt. De ouders zoeken .in de eerste plaats naar een gemakkelijke en goed bezoldigde positie voor hunne kinderen, en leeren hen daarom reeds vroeg alleen op hun materieele belangen bedacht te zijn. En het gevolg daarvan is, dat ook bij onze jonge mannen het feu sacré ontbreekt, om zich aan een minder goed bezoldigde maar geestelijk veel hooger staande betrekking te geven. Bij de keuze van een toekomstig levensberoep geeft niet het geestelijk belang van ons volk, maar hun eigen belang den doorslag. Vandaar dat de meesten in den handel gaan, aan den landbouw zich wijden, een Staatsbetrekking zoeken of aan de nijverheid een positie vragen. En voorzoover men nog studeert, wendt men zich dan bij voorkeur tot de medicijnen, omdat men als docter het meest kan verdienen. Niet alleen de Theologie lijdt hieronder schade, maar even goed de Letteren. Het aantal onzer Chrfstelijke gymnasia vermeerdert; er is dringend behoefte aan doctoren in de letteren om in gebrek aan leeraren te voorzien. En voor de Letteren werd dit jaar niet één student aan de Vrije Universiteit ingeschreven.

Zijn hiermede de oorzaken aangegeven, ^ dan volgt hieruit ook de weg, die tot verbetering leiden moet.

Zeer zeker heeft de Kerk van Christus in de eerste plaats de hand in eigen boezem te steken en elk beletsel uit den weg te ruimen, dat den weg tot het predikambt belemmeren zou. Indien de Kerk haar dienaren gebrek laat lijden, is ze zelf oorzaak, dat er straks gebrek aan predikanten ontstaat. Reeds nu zal dit geval zich spoedig in onze Kerken voordoen. Rekent men toch dat, nog afgezien van de vele bestaande vacaturen, gemiddeld elk jaar door emeritaat, door sterfgevallen, door zending naar de Oost een twintigtal plaatsen leeg komen, dan is de aanvoer van theologische candidaten die jaarlijks een tiental bedraagt, niet voldoende om dit tekort te dekken. Binnen niet te langen tijd zal, gaat het aldus door, het getal vacante Kerken beduidend stijgen, en het gevolg daarvan zal wezen, dat de Eerk beroofd zal worden van wat voor haar broodnoodig is: een goede en geregelde bediening des Woords. Het geldt hier dus wel degelijk een levensbelang der Kerk. Want een Kerk zonder bediening des Woords verkwijnt en mist haar geestelijke groeikracht.

De Kerken mogen daarom wel toezien, dat ze bijtijds maatregelen nemen om de grief, die steeds luider zich hooren laat in onze predikantenwereld, dat ze van hun tractement nauwelijks leven kunnen, uit pen weg te ruimen. Er zijn tal van Kerken, die zonder eenig werkelijk bezwaar, het tractement behoorlijk op peil kunnen brengen. En de zwakkere Kerken, die dit uit eigen middelen niet kunnen doen, moeten door de rijkere Kerken krachtig worden geholpen. Men zegge niet, dat dit niet kan. Voor onze Zending hebben de Kerken een warm hart en ze brengen jaarlijks meer dan een ton gouds bijeen. Dit is uitnemend en strekt onze Kerken tot eere. Maar indien er voor de Zending een ton kan gecollecteerd worden, waarom zou ditzelfde dan niet kuiuen geschieden voor de hulpbehoevende Kerken in ons eigen vaderland.' Stel dat er 200 kerken zijn, die bepaald hulp noodig hebben, dan zou dit voor elk harer reeds een bedrag opleveren van f 500. En zou daarmede niet reeds menige bittere nood kunnen gelenigd worden.'

In de tweede plaats zul'en de Kerken beteren steun hebben te bieden voor de opleiding tot den Dienst des Woords. In den regel komen de studenten voor de Theologie niet uit gefortuneerde gezinnen, en menig jong man, die gaarne voor predikant zou studeeren, moet dit nalaten, omdat de middelen hem ontbreken. Onze vaderen hebben er daarom sterk op aangedrongen, dat er studenten in de Theologie onderhouden zouden worden, zoodat althans de studiekosten geen beletsel behoefden te wezen. Voor de theologische studenten werden bij de Universiteiten Hospitiums of gelijk men het eertijds noemde Collegiums opgericht, waar ze kosteloos werden gehuisvest. Bij de Vrije Universiteit bestaat een Hospitium, maar het is van Directeuren, die toch reeds voor zoovele uitgaven te zorgen hebben, niet te vergen, dat ze hier gratis huisvesting verleenen. Regel is daarom, dat de kostende prijs moet betaald worden. Niet de Universiteit, maar de Kerken hebben hier te zorgen, dat er voor jonge mannen van goeden aanleg gelegenheid bestaat om óf te Amsterdam óf te Kampen te studeeren, Ku bestaan er d d g m d g z m d o t t m v m v m z o zeer zeker bij verschillende Synodes pro­ c vinciale kassen tot ondersteuning van hulp­ v behoevende studenten, maar genoegzaame i hulps bieden ze niet. Een, hoogstens twee h studenten worden uit deze beurzen geholpen. angezien zulk een student minstens vijf aar aan de Hoogeschool te studeeren heeft, geeft dit, wanneer men het getal dezer beurzen op twintig stelt, voor elk jaar 4 studenten. Dit aantal nu is veel te gering met het oog op de bestaande behoefte en zal minstens moeten worden verdubbeld. Onze Catechismus wijst bij de uitlegging van het 4s gebod de Kerken hierop als een roeping van Gods wege, want wanneer uit dit gebod wordt afgeleid, dat de kerkendienst en de scholen moeten onderhouden worden, dan ziet dit laatste zeer bepaaldelijk op de opleiding tot den Dienst des Woords. Gelijk Ursinus zelf het verklaarde, worden hier naast de Kerken ook de scholen genoemd, „nademaal zonder de geleerdheid en de wetenschap der talen en kunsten de menschen niet bekwaam worden om te onderwijzen noch de reinigheid der leer kan onderhouden of tegen de ketters verdedigd kan worden".

El eindelijk zal ook een krachtige opwekking tot de ouders moeten gericht worden, opdat zij de keuze hunner kinderen naar dit ambt richten. Al mag hier nooit door de ouders dwang worden uitgeoefend, omdat voor het predikambt in de eerste plaats een overgave van het hart noodig is, toch zal het zeker geen gering verschil uitmaken, of de ouders het woord van den Apostel aan hunne kinderen voorhouden: zoo iemand tot een opzienersambt lust heeft, die begeert een treffelijk werk, dan wel of zij om allerlei materieele en andere bezwaren juist de keuze van dit ambt ontraden. Christus heeft gezegd: „de velden zijn wit om te oogsten, bidt dan den Heer des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijnen oogst uitstoote". En een waarlijk vroom vader zal niet alleen daarvoor bidden in het algemeen, maar ook God vragen, dat onder zijn eigen kinderen er mogen gevonden worden, die God roept tot dit heilig werk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 oktober 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Een zeer ernstig

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 oktober 1910

De Heraut | 4 Pagina's