Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De heer Bensdorp

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heer Bensdorp

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De heer Bensdorp zendt ons het volgende schrijven:

Hooggeleerde Heer.

In uw artikel over Calvijn's biographie van Prof. Doumergue trof mij de volgende passus. „Calvijn legt er juist zoo sterk mogelijk tegenover de Roomzche Kerk den nadruk op, dat de predikanten niets van zichzelf mogen prediken, maar alleen wat in de Schrift geopenbaard is".

Leert de Katholieke Kerk dan, dat de predikanten wèl iets van zichzelf mogen prediken? Stelt de Katholieke Kerk, gelijk U beweert, de predikanten op één lijn met de Apostelen en profeten, en beweert ze dat zij in denzelfden zin Gods mond zijn?

Zou U zoo goed willen zijn, mede te deelen, waar de Katholieke Kerk zulks leert? Ik heb zoo iets nog nooit gehoord.

Ook is mij niet duidelijk, wat u bedoelt met de bewering, dat Luther en Calvijn één lijn trokken, wat aangaat het stellen van de autotiteit der Schritt tegenover de autoriteit der Roomsche Kerk en dat beider diepste overtuiging was:

Het woord Gods zullen ze laten staan, U zegt zelf, dat destijds geheel de Christelijke Kerk nog aan de goddelijkheid der H. Schrift geloofde. De leuze: „het woord Gods zullen ze staan laten" was dus gemeengoed van geheel de Christenheid, van de Katholieke kerk minstens evengoed als van Luther en Calvijn.

Deze laatsten stelden tegenover de autoriteit der Roomsche Kerk dan ook niet de autoiiteit des H. Schrift, maar hun eigen autoriteit. „Het woord Gods zullen ze laten staan, " beteekende in hun mond feitelijk niets anders dan: „onze verklaring van Gods woord zullen ze laten staan".

Zulks blijkt wel allerduidelijkst daaruit, dat Luther, daar Jacobus II : 24, 17 niet strookte met zijn verklaring van Rom. III : 28, maar boudweg den geheelen brief van Jacobus verwierp en zich bovendien zeer oneerbiedig uitliet over andere gedeelten der H. Schrift, En zulks ondanks zijn leuze: Het woord Gods zullen ze laten staan."

Als U de Katholieke Kerk wilt aanvallen, moet U geen gebruik maken van een wijze van bestrijding, welke zelfs door uw eigen partijgenooten, o.a. door Dr. Kuyper Senior, in zijn brochure „Band aan het Woord", als onrechtvaardig is veroordeeld.

Hoogachtend,

Uw dw,

TH, .BENSDORP, Cong. S. S. Red.

A., 6 Juni 1911.

Wat het eerste punt betreft, heeft de heer Bensdorp noch onze noch Calv^'n's bedoeling begrepen. Calvijn opponeert op bedoelde plaats (predicatie over il Tim. 3 : 15), ofschoon hij de Roomsche Kerk niet met name noemt, blijkbaar tegen twee dingen, die hij in de Roomsche Kerk afkeurt. Vooreerst, dat deze Kerk de leeken of gemeenteleden onderworpen had aan het gezag van hun leermeesters, niet omdat; en in zooverre hun woord overeenkwam met de Heilige Schrift, maar om de autoriteit, die in hun ambt of persoon schuilt. En in de tweede plaats, dat de leeraars der Roomsche Kerk b^ hun prediking zich niet alleen bepalen tot wat God in de Heilige Schrift ons geopenbaard heeft, maar daaraan allerlei menschelijke vonden hebben toegevoegd, die gelijk Calvijn het uitdrukt, louter fantasie zqn. Wat nu het eerste punt betreft, zal ook de heer Bensdorp toegeven, dat deze voorstelling niet onjuist is; en wat het tweede aangaat begrqpt ieder, die de prediking van de Roomsche Kerk uit dien t^d kent, wel, dat Calvijn bier doelt op de heiligen legenden, wonderverhalen en leervoorstellingen, die niet aan de Schrift, maar aan de traditie of aan de gangbare opinie in de Roomsche Kerk ontleend waren. Dat de Roomsche Kerk de predikanten daarom op één Iqn zou stellen met de Apostelen en Profeten en beweren zou, dat ze in denzelfden zin „Gods mond" zijn, is noch doorCalvgn noch door ons gezegd.

De tweede opmerking van den heer Bensdorp is in zooverre juist, dat de Roomsche Kerk, gel^k we trouwens zelf ook opmerkten, aan het gezag van de Heilige Schrift in formeelen zin niet getornd heeft. Maar voor Luthei, Calvin en voor heel het Protestantisme was de leer der Roomsche Kerk, waaraan ze GoddelQk gezag toekent, met de Heilige Schrift in strijd en werd ze door Gods Woord klaar en duidelijk weersproken. In dien zin schreven we, dat de Reformatoren het gezag der Heilige Schrift tegenover het gezag der Kerk hadden gesteld. Natuurlijk zal de heer Bensdorp dit laatste evenmin als elk Roomsche kunnen toegeven, maar het is ons niet duidelijk, waarom deze eenvoudige vermelding in een historische uiteenzetting van het standpunt door de Reformatoren ingenomen, een aanval op de Roomsche Kerk zou moeten heeten.

Dat Luther, door een al te subjectieve critiek geleid, aan de eerlijkheid van som' mige bijbelboeken getw^feld heeft, is volkomen juist en is ook door ons openlijk erkend. Voor het gevaarlijke element, dat hierin school, zijn we dan ook heusch niet blind, en we zijn dankbaar, dat Calvijn een geheel ander standpunt heeft ingenomen. Maar met het principieele geding, waarom het hier gaat, heeft dit niets te maken. Luther mocht twijfelen, of sommige boeken wel terecht door de Roomsche Eerkinden Canon waren opgenomen, maar dit raakt niet het vraagstuk van het gezag der Schrift; alleen de tractie der Kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juni 1911

De Heraut | 4 Pagina's

De heer Bensdorp

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juni 1911

De Heraut | 4 Pagina's