Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De welsprekende pleitrede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De welsprekende pleitrede

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De welsprekende pleitrede, die Prof. Du Toit in zgn inaugureele oratie hield voor de wederinvoering der profetie in onze Gereformeerde Kerken, zal niet nalaten indruk te maken en doet de vraag opkomen, in hoeverre het metterdaad wenschelijk zou we? en, dit instituut, dat in de i6e eeuw in ons kerkelgk leven een niet onbelangrijke rol heeft gespeeld, weder te herstellen ? Is metterdaad, gelijk Prof. Du Toit meent, in deze profetie een kostbaar kleinood aan onze Kerken geschonken geweest, dat z^ zich ten onrechte lieten ontglippen, of heeft de historie een rechtvaardig oordeel geveld, toen ze deze profetie na korten bloei overal liet uitsterven, en zou het zelfs niet zonder gevaar wezen haar weder in het leven te willen terug roepen?

Ten principale wordt deze quaestie natuurlijk voor ons beheerscht door de vraag, of wat de Heilige Schrift aangaande p de Nieuwe Testamentische profetie ons leert, metterdaad bedoeld is als ten bl^'vende Instelling voor de Kerk aller eeuwen; aoo ja, dan Is het pleit t> eslecht, en hebben we in stipte gehoorzaamheid aan Gods Woord ons te haasten deze profstie in al onze Eerken weder in te voeren; zoo neen, dan zou het juist tegen Gods ordinantie ingaan, te willen perpetueeren wat door God slechts geschonken was voor een bepaalden tijd.

Of om het nog scherper uit te drukken, we zgn het met Prof. Du Toit geheel eens, dat de grondgedachte van het Gereformeerde Kerkrecht daarin schuilt, dat het de Kerk institueeren wil niet naar menschelijk goedvinden, maar naar het model, dat God zelf ons daarvoor schonk in Zijn Woord, Juist omdat de Kerk niet een menschelijke maar een Goddelijke stichting Is, zijn we voor de inrichting der Kerk, voor hare ambten, sacramenten, samenkomsten, functies enz., gebonden aan de regelen, die Christus hiervoor ons gegeven heeft. De Nieuw-Testamentische Kerk, door de Apostelen geïnstitueerd, is daarom voor ons het model, waarnaar de Kerk zich altoos heeft te richten, om aan haar roeping getrouw te kunnen zijn. Indien ook maar één element, dat naar Goddelijk bestel tot het instituut der Kerk behoort, ontbreekt, dan beantwoordt de Kerk niet aan den door God gegeven norm en kan ze ook haar taak niet volkomen vervullen. Het is ongetwijfeld dit motief geweest, dat Zwingli, a Lasco, John Knox e. a. bewogen heeft om de profetie weer in de Eerk in te voeren, omdat in de Apostolische Kerk deze profetie gevonden werd en zelfs zoo sterk op den voorgrond treedt, dat de Apostel Paulus een geheel hoofdstuk in den brief aan de Corinthiërs aan haar wijdt. En op dienzelfden grond meent ook Prof. Du Toit, dat het herstel der profetie in de Eerk onzer dagen met beslistheid moet worden aangeraden.

Toch zal ieder, die iets dieper nadenkt, wel gevoelen, dat men met een beroep op wat in de Apostolische Kerk bestond, hier niet volstaan kan. In de Apostolische Kerk dient scherp te worden onderscheiden tusschen hetgeen exceptioneel was, alleen voor de stichting der Kerk bedoeld was, daarom een tijdelijk karakter had, en datgene wat tot de grondstructuur van de Kerk behoorde, onmisbaar is voor haar levensfunction en daarom een blijvende beteekenis heeft. Het is de groote fout van de zich noemende Apostolische gemeente, dat ze dit onderscheid uit het oog verloor en daarom in een letterlijke kopie van de Apostolische Kerk haar kracht zocht. De ambten van Apostel, Evangelist enz., die in de eerste Christelijke Kerk werden gevonden, z^n evenmin als de bgzondere geestesgaven of charismata, waardoor de oudste Eerk schitterde, zooals de gave van gezondmaking, van het spreken In vreemde talen, van het doen van wonderen enz., door God ali blijvend bezit voor de Kerk bedoeld. Deze buitengewone ambten zQn, nadat ze Gods raad hadden vervuld, vanzelf weggevallen; en ook de buitengewone geestesgaven, na den Pinksterdag in de gemeente uitgestort, hebben vanzelf opgehouden. Elke poging om deze buitengewone ambten weer in te stellen of deze buitengewone geestesgaven in de gemeente weer op te wekken, leidt in de practijk tot al die dwaasheden, die men in de zich noemende Apostolische gemeente zien kan.

Nu lijdt het wel geen tw^fel, dat Calvin volkomen gelijk heeft gehad, toen hij in tegenstelling met Zwingli At profetie tot dezt buitengewone en daarom slechts voor de eerste Christelijke Kerk bestemde charismata rekende. De vraag, in hoeverre de profetie een bepaald ambt was, dan wel een geestesgave, die ook buiten het ambt om aan de gewone geloovigen geschonken werd, laten we thans rusten, hoezeer ook deze vraag voor het wederherstellen van de profetie van groot belang is. Maar hetzij deze profetie een bepaald ambt was of een geestesgave aan gewone geloovigen geschonken, het beeld dat ons van deze profetie in het Nieuwe Testament geteekend wordt, heeft zeker niets gemeen met wat men later In de Gereformeerde Kerk op voetspoor van Zwingli de „profetie" genoemd heeft. De profetie wordt in het Nieuwe Testament steeds in één adem genoemd met de gave vandeglossolalieofhet spreken in vreemde talen, met de gave der gezondmaking en met andere charismata, die een buitengewoon karakter droegen. De profetie bestond niet daarin, dat een gewone geloovige een stichtelijke toespraak hield of dat een apart daartoe aangesteld ambtsdrager een gedeelte van Gods Woord verklaarde en de geloovigen daarover te oordeelen hadden, maar was een geïnspireerd spreken door de kracht des Heiligen Geestes, waarbQ soms, evenals bij de Oud-Testamentische profeten, zelfs de toekomst voorspeld werd. Juist dat wondere en onmiddell^ke element nu van het „door den Heiligen Geest geïnspireerd worden" dat den grondtrek van de profetie vormt, heeft thans evenals het wonder van de glossolalle en van de genezing der kranken opgehouden. Calvijn, die veel beter exegeet was dan Zwingli, heeft dit van meet af doorzien, en daarom verklaard, dat éepro' fetie in de Kerk niet kon hersteld worden. En de nieuwere uitieggers gaan hierin met Calvin volkomen accoord. De taak der profetie was, zooals men deze thans gewoonlijk opvat, om zoolang de Schriften des Nieuwen Testaments nog ontbraken, door rechtstreeksche inwerking des Heiligen Geestes het Woord Gods aan de gemeente te verkondigen. Zoodra het Apostolisch getuigenis In de Schriften des Nieuwen Testaments was neergelegd en daarmee de nieuwe openbaring Gods In boekvorm aan de geheele Kerk was geschonken, verviel daarmede de taak der „profetie" en trad daarvoor in de plaats de gewone en regelmatige bediening des Woords. Voor een afzonderlijk ambt van refect, sooals Zwingli dit In Zurich invoerde, & Lasco het te Londen wilde

hentellen ea ook het Convent van Wezel dit in onze Gereformeerde Kerken in Nederland wilde invoeren, is daarom in de Kerk geen plaats. Feitelijk kwam dit later ingevoerde profetenambt dan ook daarop neer, dat enkele personen werden aangesteld om de Schrift in de grondtalen te verklaren voor studenten in de theologie en dan practisch toe te lichten voor de Gemeente. Zulk een wetenschappelijke verklaring van de Schrift in de grondtalen behoort thuis op de School, in het ambt der Hoogleeraren en heeft met de Nieuw-Testamentische pofetie niets gemeen. Al wat Zwingli aangevoerd heeft tot steun van deze nieuwigheid, dat het „spreken in vreemde talen" of de glossolalie met deze profetie in verband stond en thans moest voortgezet worden, doordat de profeten de H. Schrift in het Hebreeuwsch en Grieksch voorlazen, is niet anders dan exegetisch geknoei geweest, en is lijnrecht in strijd met wat de Apostel ons in I Cor. 15 leert. En de practicale verklaring en uitlegging voor de gemeente van bepaalde bijbelboeken naar vaste volgorde, is de taak van den gewonen Bedienaar des Woords en eischt volstrekt niet, dat daarvoor nog een afzonderlek ambt zal worden ingesteld. Aanvankelijk moge men dan ook in de Gereformeerde Kerken onder den invloed van ZwingU er wel aan gedacht hebben om dit ambt van project weer te herstellen, maar op den duur heeft de juistere en betere exegese van Calvijn de overhand gekregen, en in alle Gereformeerde kerkenordeningen uit later tijd wordt over dit zonderlinge „ambt van profeet" niet meer gesproken.

Of men daarom in deze i6e eeuwsche „profetie" niet te doen heeft gehad met een element, dat op zich zelf waardeering verdient, en dat ook voor onze tigden nog nagevolgd zou kunnen worden, laten we thans in het midden. Wat we thans alleen duidelijk wilden maken, is, dat ét xsaAva profetie zt)stt niet voor de zaak deugt en dat elk beroep op de Nieuw-Testamentische profetie om daarmede deze i6e eeuwsche profetie te verdedigen, niet opgaat. Het sticht alleen verwarringen het wischt de grens uit tusschen z het buitengewoon karakter der charismata in de eerste Apostolische Kerk en het gewone karakter van de bediening des Woords, wanneer men deze profetie op i nieuw wil invoeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1911

De Heraut | 4 Pagina's

De welsprekende pleitrede

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1911

De Heraut | 4 Pagina's