Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Voorstel van D. Kaftan om te komen tot een Modus-V i V e n d i.

De generalsuperintendent van Kiel, Theodor Kaftan, een man die in Duitschland midden in den kerkelijken strijd staat, heeft zijne stem verheven om aan te toonen waar men in de landskeiken aan toe is. Hij zond een belangrijk geschrift in het licht, getiteld: „Waarstaan wij ? ", waaraan wij het volgende ontleenen:

In de eerste plaats wijst hij er, op dat de zaak van Heydorn de gemoederen meer had moeten in beweging brengen dan die van Jatho. Want sterk als gehakt ijzer zijn de 100 stellingen van HeydoiD, waarin hij alles zoekt te verielen wat een Christen dierbaar is. In die stellingen komt de Bijbel met alle „zoogenaamde openbaringen" voor onder de „valsche rondslagen" voor Godsdienstige kennis. De persoon van den Christus geldt voor Heydorn iet als constitutief voor het persoonlijk Christen ijn. In zijn „Leven en licht" wil hij orthodoxen n liberalen, Joden en Mohammedanen, Theoophen en Boeddhisten vereenigen, wijl zij allen éénen God dienen; Jetemia en Boeddha, Piato n Jezus, Augustinus en Mahomed, Kant en ichte, allen buigen voor denzelfden God. En och wilde Heydorn predikant in een Luthersche erk blijven!

Een Luthersch consistorium had Heydorn anstonds moeten schorsen, om hem daarna af e zetten. Maar het Kieler consistorium dacht er anders over. Ter verantwoording geroepen, verklaarde Heydorn, dat, als hij zijn stellingen opnieuw moest uitgeven, hij anders spreken zou. Immers hij hield vast ie aan het geloof aan Qod als den vader en Heere; 2 e aan Christus als de hoogste Openbaring Gods:3e v v i F E n u d het geloof aan den Heiligen Geest als aan dengene die de menschheid tot een leven in dit openbaringlicht voeren zal. Het gevolg van deze belijdenis was, dat Heydorn slechts eene ernstige vermaning kreeg, maar in het ambt bleef.

Het bleek uit den weerklank dien de stellingen van Heydorn vonden, dat het kerkelijk liberalisme steeds meer den weg van de ontkenning bewandelde. Men begrijpt niet meer, dat een Luthersch consistorium aan de Luthersche belijdenis gebonden is en dat zulk een kerkbestuur de belijdenis niet slechtweg kan laten op zijde zetten; dat eene kerk zonder leertucht niet bestaan kan. „Waarom willen zij geen leertucht? " vraagt Kaltan. „Daarom, dat zij geen leer hebben." „En waarom willen zij geen leer ? " „Daarom, wijl zij geen Woord hebben, dat zeker is en leeren kan, wijl voor hen op het gebied der religie al het objectieve in het subjectieve vervloeid is." Daardoor was het liberalisme bij de geestdrijverij aangeland, en de geestdrijverij is overal kerkelijk impotent. Bij deze geestdrijverij heeft men nu als parool aangenomen : Het recht der afzonderlijke gemeenten tegenover de landskerk. Elke gemeente moet recht hebben haar eigen belijdenis te bezitten. Maar wat is deze belijdenis? Waaruit komt zij vooit ? De plaatselijke kerk moet „de kerk van de bediening des Woords (Wortverwaltung) zijn", zegt men in liberale kricgen. Maar welk Woord zal men willen bedienen? Een „Woord Gods" is er volgens de liberalen niet. En wat is „het Woord God" volgens de stellingen van een Heydorn en Jatho?

Kaftan bespreekt daarna het voorstel van Geffcken, die elke kerk in Gemeenschappen splitsen wil, waarvan de leden dezelfde gezindheid hebben, zoodat zoowel liberale als orthodoxe gemeenten zouden gevormd worden. Om dit plan ten uitvoer te brengen, ontbreken, volgens Kaftan, de iinantiën, en daarbij zou het een heillooze toestand worden, wanneer de gemeente elk oogenblik het recht hebben zou haren predikant, omdat hij haar niet meer past, op zijde te zetten. Maar daarvan afgezien, blijkt bet, dat in de Evangelische landskerk duizenden gevonden worden die verklaren, dat zij met de belijdenis hunner kerk gebroken hebben. En dit doen zij niet uit lust om te vernielen, maar omdat zij gelooven dat zij de, recht voor dezen tijd passende, religieusiteit hebben. Maar de tegenstellingen zijn zoo scherp geworden, dat het de vraag is, of de landskerk zich nog handhaven kan.

Tot hiertoe kon men, volgens Kaftan, met zachtheid en geduld handelen, zoolang de liberale predikanten eerbied voor de kerkelijke belijdenis toonden, maar de toestand is onhoudbaar geworden sedert zij een aanvallende houding tegenover de kerk en hare belijdenis hebben aangenomen. Waar zal de beweging halt houden? Nu keert men zich tegen de belijdenis, straks zal ook de catechismus moeten vallen, dan de agende, dan het gezangboel je; kortom, het geloof zal uit de ordeningen der kerk verdwijnen. Dit is echter eene oplossing van de kerk van Christus, die van binnen uit geschiedt.

Zou de landskerk niet, trots dit alles, kunnen blijven staan? Men beroept sich op den rijkdom van het Protestantisme, dat alle nuancen verdragen kan. Ja zeker, zoolang het nuancen van hetzelfde geloof zijn. Maar waar de grond, Jezus Christus, verlaten is, daar zijn geen nuinces meer, maar harde, onverzoenlijke tegenstellingen. Elk rijk moet ondergaan, waarin de burgers elkander onderling bestrijden. Ook raadt Kaftan tolerantie aan. De liberalen hebben goed praten, hun tolerantie — ach, hoe anders oefenen zij die In de praktijk uit als in de theorie — zou slechts de „achtergebleven" broeders te verdragen hebben. Voor ons beteekent de door de liberalen gewenschte tolerantie „verloochening en verraad van Hem, die onze Heere is."

Maar wat moet dan geschieden ? Kaftan doet bet voorstel: iedere gemeente hebbe het recht, door haar wettige organen te besluiten, dat zij voortaan niet meer tot de Luthersche of Evangelische kerk wil behooten, maar verder bestaan wil als modern-christelijke gemeente. Voor hen die in dis gemeente trouw wilden blijven aan de belijdenis, zou dan ook gezorgd kunnen worden. Deze moderne gemeenten zou men dan ook bedehuizen kunnen afstaan, en men zou ook hunnen predikanten een tractement kunnen toeleggen. Voor het uitwendige zijn zij nog aan de landskeik verbonden, maar zij kunnen leeren, wat zij willen, en de landskerk blijft wat zij is, met hare kerkelijke ordeningen en hare leertucht. Zoo zijn de modernisten geholpen, en de kerk ook.

Men ziet. Kaftan slaat een modus vivendi voor. Of zijn voorstel zal aangenomen worden, betwijfelen wij.

Ook zijn wij overtuigd, dat wanneer de modernen genoodzaakt worden op zichzelven te staan en niet langer van bestrijding te leven, maar te bouwen op den grondslag hunner beginselen, zij niet dan een kwijnend leven zullen laten zien.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 oktober 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 oktober 1911

De Heraut | 4 Pagina's