Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RAPPORT inzake de kerkelijke bevestiging van gemengde huwelijken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RAPPORT inzake de kerkelijke bevestiging van gemengde huwelijken.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Slot).

Aan de Gereformeerde Classe van Bolsward.

Weleerw. en Eerw. Broeders!

Alvotens tot punt II ovei te gaan, mag wel even stil gestaan woiden bij de vraag, wie geacht moeten worden, „der religie vreemd of vijandig te zijn".

Algemeen werd reeds in de oude Gereformeerde kerken ingezien, dat geëxcommuniceerde» als zoodanig moesten beschouwd worden. En een huwelijk met een geëxcommuriiceerde mocht niet kerkelijk ingezegend worden. Meer verschil is er geweest over de vraag, hoe ongedoopteti moesten gerekend worden. De Synode van Den Haag in 1586, (Part. vr. art. 9) had zich wel klaar uitgesproken, en. op de vraag, „ofmen een ghedoopt persoon met een onghedoopte sal moghen trouwen"? geantwoord: „dat sulx niet gheraden en is, de wyle de onghedoopte peisoon doer de verworpinghe des doops niet en kan gherekent wordden int verbondt Godts.. • •"> maar het verschil van gevoelen bleef bestaan en de zaak kwam onder de gravamina voor de Geneiale Synode van 1618—19 En toen is daar in gelijken zin als in 1586 besloten, en uitgesproken: „de huywelijcken van dieghen» die door den doop de Chnstelicke ketckenocli niet ingelyft zyn, en behoort men met den publycken ende solemnelen seghen in de kercken gebruyckelick niet te solemciseren voor endeaUei zy haren doop ontfangen hebben". Sessie 162

En zulks op goede gronden. Immers wie in zijn kindsheid niet gedoopt is, en groot

geworden zijnde niet gedoopt wilde worden, is te houden voor een vreemdeling van het verbond, mist het teeken, waudoor de bondelingen van de ongeloovigen onderscheiden worden. En gelijk onder het O. Verbond huwelijken met onbesneden heidenen verboden waten, zoo is onder het N. Verbond tegen Gods wil een huwelijk met dezulken, die den doop, welke in de plaats der besnijdenis is gekomen, niet hebben ontvangen. „De intimis non judical ecclesia". (OVer het innerlijke oordeelt de kerk niet). Maar, wordt van de kerk gevraagd, in te zegenen een huwelijk met een ocgedoopte, die dus het veldteeken van Christus mist, door zijn ongedoopt blijven zelf verklaart builen het Christelijk erf te behooren, dan mag geen kerk meer een huwelijk inzegenen, en doen, alsof zij dat ongedoopt zijn niet telde, alsof zij dispensatie verleenen kon van den doop, die door Jeius Christus zelf tot teeken en zegel voor zijn kerk ingezet is, waar Hij zeide: „Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden".

Ten overvloede schier herinnert Uwe Commissie er aan, dat in het algemeen voor ongeloovigen en vijanden der religie te houden zijn allen, „die een ongoddelijke leer o f leven voeren", ook al zijn zij gedoopt, mogelijk in de Gereformeerde kerk gedoopt. Wie, gedoopt zijnde, een openlijke verachter is van God en zijn Woord en zijn Sacramenten, alle leering en vermaning uit Gods Woord veracht, weigert belijdenis te doen en ten Avondmaal te komen, en door de kerk niet zou kunnen toegelaten worden, dien is geen kerkelijke inzegening van zijn huwelijk toe te staan, tenzij dan dat hij schuld belijdt en betering belooft en aanvankelijk toont.

Tot een zuiver standpunt in desen zullen deze kerken eerst dan kunnen komen, als ernst gemaakt wordt met de tucht oyer, en desnoods afsnijdiug van doopleden.

II. In de tweede plaats moest beantwoord de vraag, hoe door de kerk te handelen zij, als van haar bevestiging verlangd wordt van zulk een gemengd huwelijk, waarbij van de niet Gereformeerde partij met voldoenden grond mag vertrouwd worden, dat ze de vreeze Gods toegedaan is. Voor ons is de moeilijkheid gtooter dan voor onze vaderen, wijl yroeger de pluriformiteit der kerk niet in die mate gevonden werd als tegenwoordig, toea ter tijd bijv. tevergeefs gezocht werd het nu zoo verwarrend feif, dat kerkelijk gescheiden leven, die toch eenzeltde Gereformeerde waarheid belijden.

Ia betrekking tot deze 2 e catagorie gemengde huwelijken acht Uwe Commissie dit den mees: gewenschten weg.

1. Is door den Ketkeraad op goeden grond aan te nemen, dat de niet-Gereformeerde de vteeie Gods tojgedaan is, — en zekerheid dienaangaande kan de kerkeraad hebben, of doordat bij den persoon in zijn belijdenis en wandel reeds te voren kende, of door getuigenis van geloofwaardige gemeenteleden, of door zelf hem over belijdenis en wandel te ondervragen, — zoo wordt hem ons huwelijksformulier voorgehouden, toegelicht zoo noodig, en dan gevraagd, of hij die Schriftuurlijke beschouwing van het Huwelijk deelt, en op de daar gestelde vragen bevestigend kan antwoorden,

2. Aan den niet-Gereformeerde worde vérder gevraagd, in de volgende voorwaarden toe te stemmen: hij belove, de Gereformeerde partij in. niets in de uitoefening van haar religie te zullen hinderen; éa — hij belove, de kinderen, die uit het huwelijk mochten geboren worden, in de Gereformeerde kerk te laten doopen, en ze aldaar in de Gereformeerde waarheid, o.m. door prediking, catechisatie eas. te laten onder wijzen Cf. De Moor. Comm. Perp. VI, p. 553

Uwe Commissie heef: zelve de vraag overwogen, of het niet voldoende zou zijn te vor deren, dat de kinderen in de Gereformeerde waarheid zouden opgevoed worden, zonder dat uitdrukkelijk verlangd werd, dat zulks moest geschieden in de Gereformeerde kerkj zoodat stiliwijgend toegelaten zou worden, bijv. in 't Her 7, kerkgenootschap voor het kind onderwijzing in de Gereform. waarheid te zoeken, mits dan maar de kerkeraad der Gereformeerde kerk ten allen tijde het recht had, om toezicht daarop uit te oefenen. Echter werd dit bij verder nadenken onvoldoende geacht. Immers, waar in het Ned, Herv. kerkgenootschap alle wind van leer waait, zou feitelijk uit het voor gaande moeten volgen, dat de kerkeraad der Geref, kerk onderzoeken moest, in hoever de Herv, predikant in prediking en catechisatie Gereformeerd was, wat — gij gevoelt het — ondoenlijk zou zijn.

Zekerheid, dat de kinderen, zooals het Huwelijksformulier zelf dat voorhoudt „in de waarachtige kennisse en vreeze Gods, Hem tot eer, en tot hunne zaligheid" worden opgevoed, is daar 't meest, waar van de ouders gevraagd wordt, hunne kinderen in de Geref. kerk te laten doopen en onderwijjen. Dan alleen wordt volle ernst gemaakt met de bede uil het Formulier, dat de ouders hunne kinderen „Godzaliglijk opbrengen mogen, ter eete van Gods heiligen Naam, tot stichting van Zijne gemeente, en tot uitbreiding van Zijn heilig Evangelit".

Ook „tot stichting van Gods gemeente". Want het huwelijk is niet alleen de band tusschen twee personen, maar het heeft ook zijn beteekenis voor de kerk zelve. Immers op grond van het genadeverbond mag de kerk verwachten, uit de eventueele kinderen van zulk een huwelijk in de toekomst gebouwd te zullen worden. Het genadeverbond legt den band tusschen kerk en huwelijk. (Dr. A, Kuyper, Gemeene Gratie III p. 354). De toekomst der keik, ook als instituut, nangt voor een niet gering deel aan de vraag, of de kinderen al of niet in gemeenschap met haar zullen worden opgevoed. Dan alleen zullen de ouders waarlijk „tot stichting van Gods gemeente hunne kinderen opvoeden", als zij hen in de Gereformeerde kerk laten doopen en onderwijzen.

Bovendien zou een Gereformeerde keik, toelatende dat een kind buiten de Geref. kerk werd gedoopt en opgevoed, met zichzelf in tegenspraak komen, door zelve de zuiverheid van het kerkelijk instituut als een middelmatige zaak te behandelen, die voor den Dienst des Woords en de catechisatie er zoo niet op aankwam. Haar eigen bestaansrecht als Gereformeerde kerk zou zij daarmee loochenen.

Uwe Commissie meent hiermee de haat gestelde vraag te hebben beantwoord. Niet, dat er geene vragen meer overblijven. Het vraagstuk van het kerkelijk huwelijk is zeer omvangrijk, en verdient o.m. ten gevolge van d^ gewijzigde verhouding tusschen kerk en oyeiheid nader onder de oogen gezien te worden. Met name zou een volledige uiteentetting van de beteekenis van het kerkelijk huwelijk zeer leerzaam zijn. Doch uwe Commissie achtte, dat dit niet noodzakelijk was voor de beantwoording der gestelde vraag. Zij meent dan ook met bovenstaande aan hare opdracht te hebben voldaan.

Ten slotte merkt Uwe Commissie op, dat ook de in de 2 de plaats genoemde gemengde huwelijken, hoewel niet ongeoorloofd, toch engewenscht zijn. Wie getrouw God wil dienen naar zijn heiligste overtuiging, moet meermalen in een minder vetkwikkelijk geschil met de andere partij geraken. Waarom de kerken, gedachtig aan het spreekwoord: „Voorkomen is beter dan genezen", door prediking, catechisatie en huisbezoek te arbeiden hebben, dat, zooveel mogelijk, alle gemengde huwelijken en ook daartoe leidende verlovingen voorkomen worden,

Om nog kort het resultaat van haar onderzoek u voor te houden, heeft uwe Commissie de eer, u de volgende conclusies voor te stellen:

t. Een algemeene regel is niet voor te schrijven. Elk geval moet afzonderlijk beoordeeld worden.

2. Is het gemengde huwelijk van zulken aard, dat een der partijen der religie vreemd of vijandig is, dan is kerkelijke inzegening ongeoorloofd, wijl zulk een huwelijk is tegen Gods wil, en met zulk een huwelijksbevestiging heel ons huwelijksformulier strijdt.

3 Is het gemengde huwelijk van zulken aard, dat op goeden grond vertrouwd m^ worden, dat de niet-Gereformeerde partij de vreeze Gods toegedaan is, dan mag zulk een gemengd huwelijk kerkelijk ingezegend worden, mits:

a. de niet-Gereform. partij van te voren verklaart in te stemmen met den inhoud en de vragen van ons huwelijksformulier;

b. van haar de belofte verkregen is, de Gereformeerde partij in niets in de uitoefening van haar religie te zullen hinderen;

c. van baar de belofte verkregen is, dat de eventueele kinderen in de Geref. kïrk zullen worden gedoopt en opgevoed.

Hiermede ons rapport in uwe overweging aanbiedende, bidden wij n de leiding des H. Geestes toe.

J. DOUMA,

J. P. KLAARHAMER,

Bolsward, 2 Aug, 1911.

Dr. H. H. K.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's

RAPPORT inzake de kerkelijke bevestiging van gemengde huwelijken.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's