Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de Voleinding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Voleinding.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

XLIV.

TWEEDE REEKS.

VI.

In wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten der bargen zijn zijne. Psalm 95 : 4.

Waar te handelen is van de Voleinding, kan van het stellen van een nieuw uitgangspunt door de wilsdaad van een menschenkind geen sprake zi^n, zelfs niet al wilde men, gelqk de heele en halve Pelagianen van meet af deden, een uitweg zoeken in de voorwetenschap Gods. Oppervlakkig bezien, scheen die uitweg den strijd tusschen Gods bestel en 'smenschen willekeur op te he ff sn, maar bij nader nadenken bleek dit toch niet op te gaan. Zal er toch een proces plaats grijpen, d. w. z. zal er in den loop der historie sprake zijn van een gestadige ontwikkeling, die van minder tot meer steeds voortgaat, dan moet er tusschen hetgeen in de voorafgaande, de tegenwoordige en de straks volgende eeuw plaats grijpt, oorzakelijk verband bestaan, en dit nu kan brj onbelemmerde vrije wilskeus van den menscb nimmer alzoo gewaarborgd ztja. Dan toch staat de wilskeus van den een buiten verband met de wilskeus van den ander. Hetgeen is de vorige eeuw plaats greep, bindt door niets de wilskeus van den mensch in deze eeuw, en wat nu door 's menschen vr^'en wil gekozen wordt, bepaalt evenmin in iets de wilskeus van den mensch in de eeuw die volgt. Vrije wilskeus onderstelt, dat de wi! door niets bepaald of gebonden zij. £n dit niet alleen, maar om den vooruitgang en de ontwikkeling van het menschelqk leven in de opeenvolging der geslachten en den loop der eeuwen mogelijk te maken, moeten dan ook de menschen die in eenzelfde eeuw gelijktijdig leven, in onderscheiden landen, saam hetzelfde beoogen. En ook dit is door de vrije wilskeus buitengesloten. Is een volstrekt vrije wiiskeus aan den mensch gewaarborgd, dan zal op 't zelfde oogenbtik de ééne mensch héél anders kiezen dan de andere, en alle saamwerking zal uitblijven. Als ge duizend blokjes, met op elk blokje een letter, ruwweg door eikander schudt, en daarna op tafel uitstrooit, krijgt ge een geharrewar zonder zin, en is er geen sprake van, dat de duizend letters, alzoo dooreengeworpeo, een volzin of een zinsnee zouden te zien geven. En zoo en niet anders zou het zijn, zoo iedere wilsdaad van elk menscb geheel los en vrg op zichzelf stond. Er zou geen samenhang met het verleden, geen samenhang met de toekomst zijn, en geen samenhang in de daden der menschen onderling. Stelt ge dus al, dat God de Heere vooraf wist, hoe de vrije wilsdaden van ieder mensch in elk jaar en op eiken dag zouden uitvallen, zoo zou deze voorwetenschap nog nooit iets anders geven dan een gedachtelooze, allen samenhang missende bijeenvoeging van losse, geheel op zichzelf staande daden, waaraan aile eenheid ontbrak en waarbij nooit van een doorloopend proces sprake kon zijn, zoodat elk denkbeeld van Voleinding ervan was buitengesloten. Dat is de reden, waarom de onderstelde voorwetenschap Gods nooit zgn Voorzienig bestel vervangen kan. Het is juist het bestel Gods, dat alleen geeft wat we voor een proces met Voleinding noodig hebben en nimmer missen kunnen, t. w. de eenheid, den onderlingen samenhang der deelen en de in ontwikkeling voortschrijdende rijping van het geheel. Het ethische vraagstuk, dat hierin schuilt, moet daarom geheel op zich zelf bezien en op geheel andere grondslagen tot beantwoording worden gebracht; dat vraagstuk schakelen we hier dus uit; en voor wat ons op dit oogenblik bezighoudt, d. i. voor de in gestadig proces naar het einde voortschrijdende levensbeweging van onze aarde en van ons menschelijk geslacht, is geen andere vastigheid uitdenkbaar, dan in den raadslag Gods, die aan alle ontstaan en bestaan van het schepsel voorafgaat.

Hierover bestaat dan ook geen verschil van opinie meer. Alle Christelijke Kerken belijden het alzoo. De stellige openbaring der Schrift dwingt ze er toe. En ook de wijsgeerige, historische en statistische studiën leiden ons denken geheel in deze zelfde richting. De atomistiek ia haar aloudea zin, als spel van het geval opgevat, vindt geen verdediging meer. Wat geen kroniek, maar historie zal zijn, kan het verband der feiten alet ontberen. En de statistische school, die vooral aan Buckle baar opkomst dankt, toonde met onweerlegbare cijfers, dat het vast verband, hetwelk de schijnbaar contingente gebeurtenissen saambindt, nog veel verder reikt, dan de strengste determinist uit zijn beginsel vaststelde. Met onwraakbare cijfers werd door deze school aangetoond, hoe de onderscheidene categorieën van gebeurtenissen in elke periock, zeg in tien jaar, zich in de onderschelden landen op geheel gelijke w^ze herhaalden; tot ia het nietige en kleine toe. Zoo bleek bijvoorbeeld, dat op een gelijk getal zelfmoorden in ds onderscheiden jaren en in de onderscheiden landen voorgekomen, met tartende vastheid, een zeker vast procent plaats greep door verdrinking, een ander even vast procent door schiettuig, een derde even vast procent door ophanging, en zoo al verder door vergiftiging, door openrijting der aderen, en zooveel meer. Tot geheel hetzelfde resultaat kwam men door de huwelijken na te gaan tusschen perspnen van verschillenden leeftijd. Kortom, op welk punt men ook de meest, schijnbaar wissel-*/alUge en toevallige gebeurtenissen in het menschelijk leven nagicg, altoos leerde de uitkomst, in cijfers waartegen niets in te brengen viel, dat de verhoudingen in het percentage aan elkander gelijk bleven, of ook dat ze wel wisselden, maar ook dan in gelijk cijfer en met gelijk aanwijsbare oorzaak. Zoo bqvoorbeeld had min goïde oogst steeds duurte in de eerste leveasmiddelen ten gevolge, ea dit vertraagde de sluiting van huwelijk. Wat Is toevaUlgsr dan twist in het gezin en de daaruit voortvloeiende aanvrage om echtscheiding, ec toch toonen de cijfers jaar op jaar, dat we hier te doen hebben met een gegeven, dat fïlk jaar met geregelde vastheid in het cijfer terugkeert. Thans zelfs met neiging tot verhooging. En zoo is het letterlijk ioet alles. Aan vergissingen maakt ook de statistiek zich schuldig; correctiën z^n vaak noodig gebleken; maar vast staaf aiettemin, dat de cgfers die het zedelijke leven uitdrukken, een vastheid van jaar op jaar vertoonea, die den zedemeester som? tot wanhoop uitdrijft. Alle pogen oni door verwijzing naar de vrije wilskeuze der menschen het levensproces onzeker te maken, heeft steeds gefaald, en moes; f^hn. Van esn proces dat ons van der aanvang der dingen naar de Voieindicg za) ieiden, kan geen sprake zgn, zoo in dat proces zich niet een vooraf in-en doorge-•iacht plan afwikkelt, en zoo niet de Voorzienigheid Gods den Raad Gods verwerketij kt tot den einde toe.

Zij, die tegen de voorbeschikking, die over alle dingen gaat, zich aankanten, geve: : ) dit in hoofdzaak dan ook toe. Ze erkennen, dat er van esn absoluut vrije wilskeuze bij den mensch slechts een zeer enkele maa^ sprake is, en zulks In gevalhn waarin dt onderscheiden invloeden die op den mensch inwerken, eikander In volkomen evenwicht houden. Doch voor het overige erkennen ze volmondig èn die Invloeden èa de bepaling van onzen wil die er het gevolg van is. Ze leggen er zelfs nadruk op, dat er invloeden op ons uitgaan van het verleden, in vloeden uit ons voorgeslacht erfelijk ons toegekomen, Invloeden van onzen aanleg, die we uit onze geboorte ontvingen; invloeden vaa de sexe waartoe wc behooren, zoo dat gemeenlijk een vrouw in veel dingen anders zal kiezen dan een man; en invloeden niet minder van den leeftijd, zoodat het kind anders kiest dan de knaap, de knaap dan de jongeling en de jongeling dan de man, om ten slotte ook den grijsaard apart te zetten als speelbal van gegevens, die de man In de kracht zgns levens niet kent. Evenzoo geven ze toe, dat er Invloeden op ons uitgaan van onze nationaliteit, vas den stand waartoe we In het burgerleven behooren, van het beroep of bedrijf waartoe we zijn opgeleid, van de omgeving waarin we van jongs af verkeeren, van de omstandigheden die aan oas leven zekere kleur gaven, ja zelfs tot van één eskel boek dat ons In handen viel, van een enkele ontmoeting met een enkel persoon, en niet het minst bovenal van de Kerk waarin we gedoopt zijn. Men weerspreekt niet langer, dat door veel van dit alles keer op keer ons woord en onze daad bepaald werd, zoodat er van een geheel vrije wiiskeus geen sprake kan z^n. Alleen maar blijft men, en dit is volkomen begrijpelijk, voor onze wilskeuze bij het begaan van welke zonde ook opkomen. Ook daarbij geeft men wel de werking van de verleiding toe, 'tzg van personen 'tzij van de omstandigheden, maar zoodra 't tot zonde komt, acht men toch dat onzer de verantwoordelijkheid is, en leidt hieruit dan af, dat ten slotte toch alleen vrije wilskeus ons tot het begaan vaa die zonde gebracht heeft. Natuurlijk voegt voor dit beweren alle eerbied. De fout is alleen maar, dat men het zeddtjk probleem dat hierin schuilt, met Gods Voorzienig bestel ia overeenstemming zoekt te brengen; Iets wat ons menschelQk denken steeds te boven ging en te bovengaan zal. Zet men toch den eisch van itet zedelijk probleem op dit punt door, éa-'^is het •noodzakelijk gevolg, dat we Gods bestel en Voorzienig bestuur kortweg toch te niet doen, en het bestel der dinges, uit Gods hand uitgenomen, iegges In de hand van den menscb, en wel zoo, dat dit niet tot de zondige daden beperkt blijft, maar ook op zic^elf onschuldige daden overgaat. Neem b, v. de beteekenis van een man als Napjieon voor de historie. Nu dankt Napoleon zijn geboorte daaraan, dat een geheel onbekend man op Corsica In de i8e eeuw kennismaakte met een historisch even onbekend jong meisje; dat beiden besloten ten huwelijk te gaan; en dat uit dit huwelijk Napoleon geboren is. Wat wordt nu gemeenlijk meer uitkomst van onze wiiskeus geacht, dan het ten huwelijk vragen van een mei.sje. Had zulk een wilskeuze nu destgds op Corsica niet plaats gevonden, en was Napoleon niet geboren, zoo zou de lotsbedeeling van heel Europa, van een deel van Azië ea Afrika, en in deze drie werelddeelen van tal en tal van volken, eea geheel andere geweest zijn, dan ze nu was. Napoleon's optreden heeft van de Seine tot de Bererina gedurende een kleine twintig jaar geheel de geschiedenis beheerscht. Duizenden en nogmaals duizenden vonden tengevolge van zijn optreden den dood op het slagveld. Dytjastieën sijn door hem ontzet en andere ingesteld, Geheele bladzijden zou men uit de historie moeten scheuren, zoo men Napoleon wegdenkt. Plaats dit machtige feit van zrja optreden nu bulten'Gods bestel, verklaar het alleen en eeniglijk uit ds vrijage van een boerenmeisje op Corsica, en ge gevoelt self, dat er van historie geen sprake meer zou zijn en dat het groot verloop der dingen op een wild spei sis van herfstbladeresa zou neerkomen. Welke bedenkingen dan ook uit het probleem van het zedelij kleven, en met name uit het feit der zonde, tegen Godsalbestuur rijzen mogën, toch kunnen noch mogen we toestaan, dat er uit dit albestuur ook maar één enkele schakel worde uitgelicht. Valt één schakel, dan valt heel de Heten. We staan hier voor een gegeven, uit twee* factoren ineengevlochten, wier verband ons denken te bovengaat. Noch Jen éénen noch den anderen factor mogen we opgeven. Alle zonde blijft voor rekening van üet schepsel, maar daar alle daden van het schepsel in zondige wasem zijn gehuld, zou het een vernietigen van alle Voorzienig bestel zijn, zoo we al wat door zonde besmeurd is, uit het bestel Gods wilden bannen. Zijn be.< ; td gaat over alles, en moet dan ook de zondige daden, en evenzoo den val, insluiten. Want wel heeft mea althans de eerste zonde willen uitzonderen, en we geven toe, dat schier alles hiertoe dringt en drijff, maar toch kan, met het oog op het historisch proces der dingen en hun Voleinding, zelfs Jit niet onvoorwaardelijk aanvaard worden. Immers het zou dan toch tenslotte niet God, maar de mensch geweest zijn, die den gang van het leven In den hemel en op de aarde in zijn eersten stoot zou hebben bepaald.

Nog sterker wordt dit gevoeld, zoo men de Voleinding niet beperkt tot het lot der menschen, maar er geheel Gods Schepping in opneemt; iets wat bij volledige uitwerking van het vraagstuk niet anders kan. Voorheen schoot men hierin te kort. Men bleef op kerkelijk terrein en hield zich daarom schier uitsluitend bezig met de vraag, welk lot na den dood de onderscheidene categorieën van personen wachtte. Het werd bijna uitsluitend een quaestie van zaliging of verloren gaan. Toch kon men zich zelfs op zuiver theologisch gebied hiertoe niet geheel bepalen, om de alles afdoende reden, dat de Schrift het niet gedoogde. Er werd toch, zao dikwijls van de laatste dingen In de Schrift sprake was, bijna nimmer uitsluitend op het geestelijke de aandacht gericht, maar gedurig ook het stcffiirjke deel der Schepping daarin opgenomen, gelijk reeds door de enkele opstanding des vleesches geëischt werd. Breed werkte men dit dan wel niet uit, en kwam, zoo spoedig 't kon, wel weer op het geestelijk element terug, maar dit was en bleef een tegen de Schrift ingaande eenzijdigheid, die bestrijding In stee van navolging vraagt. Van meet af is er daarom in ons betoog n 1-druk op gelegd, dat de Voleinding den fï aaien aüoop van het proces der gansche Schepping op het oog heeft, en dat zelfs het gewoon Stoffelijke en louter materleeie hiervan niet mag worden uitgesloten. Ds eenzrjdig-geestelijke opvatting van het louter materleeie moge gelden kunnen waar wij met zwakken geest zoo gedurig het slachtoffer worden van de verleiding, die het materleeie onder satan's directie op ons uitoefeint, maar zoo er sprake is van de stoffelijke natuur als schepping Gods, mag en kan dit natuurlijk niet. Dan toch heeft ook het stoffelgke in het plan en bestel Gods zin en beteekenis, en mag de samenhang van onze persoonlijke existentie met dit stoffelijk deel der Schepping niet uit het oog worden verloren. Den directeur van een reusachtige fabriek, waaraac drie-, vierduizend werklieden arbeiden en die 'sjaars millloenen omzet, kunt en moogt ge u niet denken zonder zijn fabriek; en in die positie verkeert de mensch. Voor den mensch is deze reusachtige fabriek geheel de wereld, waarop hij geplaatst is. Hij is in die fabriek niet de eigenaar en ondernemer; dat Is en blijft God; maar hij Is in die onderneming aangesteld als Directeur. Den mensch is door God opgelegd, dat hij vermenigvuldigen zou, dat hrj de aarde aan zich zou onderwerpen en heerschappij zou uitoefenen, niet alleen over medemenschen, maar ook over de dieren en de stoffelijke wereld. Die wereld met al wat er in is'. Is hem toevertrouwd. Org^^isch hangt hij er mee saam, en die wereld is met hem één. Hg kan nsst zonder die wereld worden gedacht, en die wereld niet zonder hem. Is het nu zóó in de Schepping, dan moet 't zóó ook in de Voleinding zijn. Ge kunt niet tot een Voleinding van den mensch geraken, of de Voleinding van geheel het hem toevertrouwde, bij hem hoorende en aan zijn heerschappij onderworpen terrein moet er bij worden opgenomen. Ge kunt 't één niet zonder het ander nemen. Wereld en mensch zijn geen twee, ze zijn één. De mensch Is niet maar op deze wereld neergezet, maar heel deze wereld Is op den mensch Ingericht. Ze vraagt om den mensch, ze roept om den mensch, en de mensch sleept haar mee in zijn eigen lot. Valt de measch, dan komt over de wereld de vloek; maar ook wordt de mensch verlost en verheerlijkt, dan moet ook de wereld een nieuwe toekomst tegengaan. Dit nu vergat men ook ten onzent In de i6a eeuw te zeer. Vandaar, dat men te eenzijdig lette op de praedestinatie van de uitverkorenen, en te weinig het oog gevestigd hield op het algemeen Scheppingsplan, en dientengevolge ook bij de bepreking van de Voleinding, de zaliglsg der verkorenen te eenzijdig op den voorgrond schoof.

Msn lette er daarom wel op, dat niet alleen de ziel des menschen, en ook niet alleen het geslacht der menschen, maar dat evenzoo wat we de natuur noemen, een proces doorloopt en moet uitloopen op de Voleinding. Het geheele wereldproces doelt zeer zeker ook óp de Voleifldisrg van de verkorenen, maar in niets minder ook op deze aarde als planeet, op de krachten die in deze aarde schuilen, haar atmosfeer natuurlijk meegerekend, en voorts, wat den mensch aangaat, volstrekt niet alleen op de zallging, maar even beslist op de verdoemenis van wie verloren gaan, en ook afgazien hiervan, op de geheele ontwikkeling van het menschelgk leven In landbouw, nijverheid en handel, In wetenschap en kunst, In nationaal-en geslachtsleven, kortom, in alle groepeeriog en verbijzondering waarin zich het menschelijk leven vertoont. Zslfs blijft het tot deze planeet niet bepaald. Onze aarde als planeet staat in verband tot het zonnestelsel, waartoe onze aarde behoort, In verband met de overige planeten en met de zon zelf, zoodat het lot van onze aarde van het lot van het zonnestelsel afhankelijk is. Zelfs kan en moet gezegd, dat we met ons zonnestelsel weer afhangen van wat er In het gansche firmament gebeurt, zoodat feitelijk hemel en aarde op hun beurt weer een eenheid vormen, die in Gods Schepping gegrond is, en streeft naar een einde, dat ook voor ons beteekenis zal hebben.

Dat de mensch hiermede gewoonlgk niet rekent, is te begrijpen. Het feit toch ligt er nu eenmaal toe, dat we de aarde, die we bewonen, aanzien voor de vaste, onbeweeglijke, onveranderlijke basis van heel ons bestaan en heel ons leven, o. Zeker, we leerden het uit de boeken, dat de aarde wentelt om haar as, en eiken jaarkdng zich bovendien om de zon wentelt; maar al nemen we dit aan, we leven niet onder den indruk er van, en aüe volk hier of in andere werelddeelen spreekt en schrijft nog altoos, dat de zon op-en onder gaat, als stond de aarde stil en als wentelde de zon zich om de aarde, en het is onder den indruk van die laatste voorstelling, dat we levenslang blijven. Van het voortsnellen van den bodem waarop ons huis staat, en ds wenteling van onze aarde om haar as be speuren we niets. We zitten rustig ea stil op de leunbank in onzen tuin, als ware er van een voortbewegen der aarde geen sprake; en daarom komt 't niet In ons op, dat deze geheele aarde een proces zou doorloopen. Ons leven Is zoo kort en tot zoo eng terrein beperkt, en onze voelhorens werken zoo traag, dat verreweg de overgroote meerderheid der menschen geen 4e minste gewaarwording heeft, dat er in het firmament Iets gaande is; dat er iets gaande is in ons Zonnestelsel, en dat onze aarde, waarop we geboren werden en straks sterven zullen, hiervan de gevolgen ondergaat. In ons eigen menschenleven beweegt zich alles, en evenzoo is het In de natuur der dieren en der planten. Dan kennen we den donder en den bliksem, en hooren we van orkanen, cyclonen, vuurspuwingen en aardbevingen, maar dat alles maakt op wie het hoort geen anderen indruk dan van zoo nu en dan voorkomende verschijnselen, die straks weer voorbijgaan, om de aarde haar vorige rust te doen hernemen. Soms vertoont zich een staartster aan het Firmament, waar we vreemd van opzien, en vallen er meteoorsteenen neer, maar ook dit gaat voorbij, en niet lang meer of het is weer de oude zon, met de stralen van jaren her, en In dit groot heelal blijft onze aarde die ze was en voor ons gevoel de hoofdplaats innemen, Zooals het voorgeslacht die zon en die starren en die aarde beschouwde, zoo zien ook wij ze. Onder verschillende hemelstreken ziet men andere starren-groepen en is de uitwerking van licht en warmte verschillend, maar voor de streek waarin we zelf wonen, blijft het van onze geboorte tot ons sterven toe eender, en zoo maakt het Firmament en het zonnestelsel waartoe we behooren, op ons steeds den icdruk van eene in niets veranderende Majesteit. In de atmosfeer wisselt 't al, maar de aarde zelve en het Firmament blijft wat ze was, en vandaar dat we uit onszelven niet tot de conclusie komen kunnen, dat er ook met die aarde, ook* met dit Firmament Iets gebeurt; dat ook buiten ons in de natuur een historie doorleefd wordt en een proces plaats grijpt; en hieruit volgt weer, dat we nog minder voelen en inzien, dat hetgeen in en met die aarde en In en met dat Firmament gebeurt, samenhangt met het proces dat we zelf doorloopen, en in verband staat met de wederkomst van Christus, met or-ze eigen opstanding uit de dooden, met het laatste oordeel, en met den nieuwen toestand die na de eindbeslissing zal Intreden.

Ons verkeer met de natuur leert ons dit niet. Letten we daarop alleen, dan Is er wel een gebeuren In ons menschelijk leven, maar niet In de aarde en In het Firmament. Anders wordt dit natuurlijk voor ons, zoo we uit het gewone leven tot de Schrift gaan. Dan toch lezen we van een nieuwe aarde en hemel die komen zullen, van een aarde die door vuur zal verbrand worden om in rijker heerlijkheid weer op te leven. En ook is er verband tusschen dat gebeuren met de aarde en het gebeuren in het Rgk van Christus. En komt dan daarna de wetenschap de aarde onderzoeken, d. w. z. onderzoekt zij, wat God de Heere ons in het ingewand der aarde zelf te zeggen heeft, dan wordt door dat onderzoek der wetenschap het feit van zulk een gebeuren met de aarde, waarop de Schrift ons wees, ten volle bevestigd, en vaart er nieuwe bezieling in den jubelzang van Psalm 95:

De Heer is groot, een heerlijk God, Een Koning die het zaligst lot Ver boven alle goön kan schenken. Het diepst van 's aardrijks ingewand, Het hoogst gebergt is in zijn hand, 't Is al gehoorzaam op zijn wenken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Voleinding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1912

De Heraut | 4 Pagina's