Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Zichzelven vernietigd”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zichzelven vernietigd”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die, in de gestaltenisse Gods zijnde, geeoen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn; maar heeft zichzelven vernietigd, de gestaltenisse eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den menschen gelijk geworden, Phil, 2 : 6, 7.

Ook dit ]\tx moge het zevental weken vóör Paschen onze geheiligde aandacht zich verliezen in den Man van Smarten,

Gemeenlijk begint men deze overdenkingen bij den aanvang van den weg die naar Golgotha leidt, bij het lijden in engeren zin. Toch tast niet mis, wie tot op de menschwording van den Zone GodsJ terug gaat. Of geeft op de vraag: „Wat verstaat ge door het woordeken: Geleden'? " onze Catechismus niet dit treffelijk antwoord: „Dat Hij aan lichaam en ütlt, den gamchcn tijd

sijns levens op dt «arde . , . dw toom Godt t«gtn de zonde gedra(; en heeft"?

Het apostolisch getuigenis leert het niet anders.

Het betuigt ons, dat de Zone Gods eerst dch selven vernietigd, daarna zich zelven verftederd, en eerst in 't eind zich in den dood heeft overgegeven, ja, tot in den smadelijken dood des krüises. Er is alzoo een indalen in de diepte des lijdens, waarbij de Christus met drie trappen benedenwaarts schrijdt, eerst Aoottelfvernietiging, dan door nel/vernedering, en ten slot door zelfverzakmg in den bitteren dood des krüises. £n elk dezer drie wordt ons betuigd als niet voor Jezus te zijn gekozen, maar als door Hem zelf gewild, gekozen en over zich gebracht, zóó zelfs dat wij worden opgeroepen om hierin navolgers van onzen Heiland te zijn. Zoo toch set in Fhilippenzen a : 5 de majestueuze aankondiging van het lijden des Heeren in: Dat gevoelen zij in u, dat ook in Christus Jezus was, die, in de gestaltenisse Gods zijnde, zichzelf heeft vernietigd, vernederd en over gegeven in den dood".

De apostel stuitte in de pasgedoopte gemeente op twisting en een zoeken van ijdele eer, teweeg gebracht door een te veel zien op wat't zijne en te weinig op wat des anderen is; en na kent hij geen machtiger wapen des Geestes om dezen demonischen trek tegen te gaan, dan het ingaan van Jezus in ons zondig geslacht. Voor Jezus stond dit met «//vernietiging gelijk, en had nu onze Heere en Heiland, om ons van den eeuwigen dood te redden, niet geschroomd tot zelfvernietiging over te gaan, wat kon dan niet van óns gevergd worden, om anderen te redden van den ondergang.

Wel verwijst de apostel ook naar het Kruis, als het hoogste toppunt waartoe het lijden van onzen Heiland gestegen is, maar toch snijdt hij af elk vermoeden, alsof 't lijden van Jezus pas op Golgotha begon. Het begon van zijn menschwording af, en eerst wie daar weet in te dringen, verstaat de liefde van Christus te onswaart, en alleen in verband en samenhang met dezen aanvang van het lijden bezit het Kruis zijn geheel eenige waardij.

Ge kunt niet volstaan met Jezus u voor te stellen, gelijk hij omwandelde op aarde, en hoe toen dat aardsche leven wegstierf in den Kruisdood. Door zich daaraan verkeerdelijk over te geven, is men geëindigd met in Jezus'sterven alleen den martelaarsdood te eeren. En daarom wijst de apostel u veiliger weg. Ge moet uw uitgangspunt nemen in de eeuwige glorie des Zoons in het Driefiecig Wezen, en eerst zoo ge uit die Majesteit den Zoon tot u ziet nederdalen, en dan Golgotha willig zoeken, omsluit het mysterie van Golgotha voor u zijn geheel eenige kracht en getstelijke schoonheid.

„Die in de gestaltenisse Gods zijnde, het geen roof heeft geacht Gode even gelijk te zijn", alzoo moet uw eerste gewaarwording zijn, die aan uw blik op het lijden van uw Heiland tint geeft.

Ook onder menschen is de liefde bekend, dat de een zich om den ander in het gevaar des doods begaf en daarbij omkwam. Zelfs is het voorgekomen dat iemand zich voor „een rechtvaardige", gelijk Paulus betuigt, in een gewissen dood overgaf. Maar reeds in het geïsoleerde Kruis ligt meer, want Christus is te zijner tijd „voor de goddeloozen" gestorven. En toch p selft dit nog van verre de stervensdaad van Jezus niet uit. Van die stervensdaad verstaat ge de majesteit eerst, als ge teruggaat op den Zone Gods in zijn eeuwige glorie, en nu u indenkt, hoe hij, in de gestaltenisse Gods zijnde, zichzelven vernietigd heeft, om den dood des kruises, en in dien dood uw redding, te zoeken.

Om de lieflijkheid der gedachte schijnt 't ons schier zoo vanzelf sprekend, dat de Zone Gods onzen natuur aannam. Het is de gemeenschap met onzen God die er in bezegeld wordt. En dan gissen we zelfs van verre niet, wat dat ingaan in onze natuur voor den Zone Gods moet geweest zijn. Juist daarom legt de apostel er zoo vollen nadruk op, dat we de ontzettende tegenstelling tusschen dat in de gestaltenisse Gods zijn, en dat ingaan in onze natuur zouden indenken. Geen insectje zoo klein en zoo nietig kunnen we ons voorstellen, of met een mensch vergeleken is het altoos nog reusachtig, zoo ge daarnaast u zelven met den Zone Gods in zijn eeuwige glorie denkt. Zou nu voor u het worden van zulk een nietig insectje een zelfvernietiging zijn, waar ge nauwelijks in kunt komen, hoe oneindig aangrijpender moest het dan voor den Zone Gods niet zijn, de gestaltenis van een dienend creatuur, van een, dienstknecht aan te nemen, en ons menschen gelijk te worden.

Wat die vernietiging inhield, heeft de Christus, eer hij er toe overging, ingezien; hij heeft ze gewild, hij heeft ze aanvaard, hij heeft ze zelf gezocht en gerealiseerd. Afgelegd alle glorie, en Hij, der engelen Heer, is als een kindekein de kribbe verschenen, niet eens als een paradijsmensch, gelijk Adam eens was, maar ingegaan ia onze ontzielde natuur, zwak en gebrekkig als ze sinds de verjaging uit Eden werd.

In dit alles afleggen, van alles afstand doen, en als onzer één onder menschen te verkeeren, sprak zich de volkomen zelfvernietiging uit, niet van zijn wezen, maar van zijn Goddelijke gestalte En in die zelfvernietiging glansde in onverwelkelijke eere het niet anders willen zijn dan de Vader wilde, en een liefde die alles overwon.

Nu is het wel zoo, dat hierin een voor ons gansch ondoorgrondelijk mysterie schuilt. Op de teedere vraag, hoe de Christus, toen hij mensch werd, toch de Zone Gods, eeuwig met den Vader en den Geest één, bleef, slijpe, wie't raadsel poogt op te lossen, zijn vernuft bot. Hier voegt geloof, hier voegt dankzegging, hier voegt aanbidding, en wordt alle spitsvonmgheid verdwaasd.

Maar de aandoening die de ziel er bij ervaart, is te heerlijker. Onze liefde kan nooit verder gaan dan tot de volkomen verloochening van ons eigen ik voor God en voor den broeder; maar wat is het verloochenen van ons klein, nietig, onrein ik, vergeleken bij de zelfvernietiging van den Heilige, den Eeuwige, den Volzalige, den Zone Gods in zijn Majesteit. Vergeleken bij de liefde die in Hem zich overgaf, verbleekt de hoogste liefde in 't kind des menschen tot een vaal lichtschijnsel, dat bij den starren, glans van Christus Uefde als in het donker verdwijnt.

Vandaar, dat er van de zelfvernietiging van den Zone Gods een schier Goddelijke werking op veler hart is uitgegaan. Althans bij dezulken die in gloed en glans gezet door wat uit Christus in hen daalde, een liefdedrang in hun binnenste voelden opkomen, die, sterker dan de dood, alle menschelijke liefde te boven ging.

Ge vindt dat niet bij al wie Christus kent, zelfs l kan niet getegd dat 't een verschijnsel is, dat h werkt in alle verlosten. Maar feit blijft 't dan d toch, dat alle eeuwen door, nu hier dan daar, d mannen en vrouwen zijn opgestaan, die zulk u •en bovenmenschelijken liefdedrang in zich d voelden opkomen, en naar buiten deden werken. m En voorzooveel deze groofe-gdoovign zich rekenschap van hun innerlijk bestaan konden geven, hebben ze immers allen betuigd en beleden, dat het de groote liefde van Christus te hunwaart was, die dezen heiligen liefdegloed in hen ontstoken had.

De overgang was voor den Christus zoo ontzettend. De Zone Gods in eeuwige glorie, en dan als kindeken des menschen in de kribbe neergelegd. Verder kon de zelfvernietiging niet gaan. te En juist omdat deze overgang zoo machtig was, werkte ook even machtig de liefde van Christus in het hart van zijn verlosten. Alleen die liefde van den Christus toch bracht hen tot een wegwerping van hun eigen ik en tot de openbaring van een hemelsche liefde, die hun door Gods engelen werd benijd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 februari 1912

De Heraut | 4 Pagina's

„Zichzelven vernietigd”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 februari 1912

De Heraut | 4 Pagina's