Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toen Lodewijk XIV aan het hoofd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toen Lodewijk XIV aan het hoofd

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 22 Maart 1912.

Toen Lodewijk XIV aan het hoofd van zijn machtig leger in 1672 ons land binnentrok, om de Republiek der Vrije Nederlanden aan Frankrijk te onderwerpen, gevoelde heel het Protestantsch Europa, dat het in deze worsteling ging niet alleen om de politieke hegemonie, maar in de eerste plaats om het bestaan van het Protestantisme. Gelukte het aan Lodewijk om "Nederland te overweldigen, dan zou daarmede een der sterkste burchten van het Protestantisme in Europa gevallen zijn, de Roomsche religie zou hier weer met staatsgeweld zijn ingevoerd en aan het Protestantisme zou onherstelbare schade zijn toegebracht.

Vandaar dat in alle Protestantsche landen met bange bezorgdheid de uitslag van deze krijg werd tegemoet gezien, en de Zwitsersche Cantons, die anders gaarne hulptroepen in dienst van vreemde vorsten afstonden, weigerden, niettegenstaande de meest lokkende aanbiedingen, om hun manschappen tegen het Gereformeerde Nederland te laten gebruiken. Bern bepaalde zelfs uitdrukkelijk, dat de troepen, die reeds in dienst van den Koning waren, niet tegen Nederland de wapens mochten opvatten. Het was de solidariteit van het Gereformeerde beginsel, die in deze mannel^ke trouw der protestantsche Zwitsersche Cantons tegenover de onderdrukte Nederlanden uitkwam.

Alleen, niet alle Protestanten waren be stand tegen de hooge soldij en schitterende belooningen, die Lodewgk beloofde. .Ver schillende Protestantsche officieren, meer tuk op buit dan trouw aan hun geloof, lieten onder het vaandel van Lodewijk zich enroleeren. En toen een' Hoogleeraar te Bern openlijk het gedrag dezer Protestantsche officieren laakte, verscheen een Apologie van deze Protestantsche heeren, die in dienst van den Roomschen Lodewijk waren, onder den titel: La Religion des Hollandais representee en plusieurs lettres écrites par un Olficicr de l'Armée du Roy a un Pasteur et Professeur en Theologie de Berne, in 1673 te Keulen uitgegeven. Deze officier, die zich voordoet als een warm voorstander van het Protestantisme en voor een militair een zeldzame kennis bezat van de Theologie, zoo zelfs dat h^ allerlei bijzonderheden weet mee te deelen omtrent de twisten op Theologisch gebied in ons vaderland, geeft in dit boekske een zeer afschrikwekkend beeld van wat hij de religie der Hollanders noemt. Wat zoudt ge meenen, zegt hij, dat Nederland den oorlog tegen Spanje begonnen had om de religie? De strijd van Oranje en de edelen ging alleen om eigen macht en heerschappij en had met de eere Gods niets te maken, 't Was een eigenmachtig afschudden geweest van het wettige souvereine gezag van den Landvorst, een daad van louter rebellie. En nog dwazer was het volgens hem, Nederland als een Gereformeerden Staat voor te stellen. Ja de Zwitsersche Cantons, waar heel het volk tot één Kerk behoorde, de Gereformeerde Volkskerk, en waar geen ketter werd geduld, dat waren de echte Protestantsche Staten. Maar als ge in Nederland kwaamt, dan struikeldet ge over de kerken, kerkjes en secten, die hier allen vrijheid van religie genoten. Nederland was een staalkaart van alle mogelijke gelooven, in Nederland kon ieder denken en gelooven wat hij zelf wilde. Als de heeren te Bern dachten, dat de religie der Hollanders Protestantsch en Gereformeerd was, dan moesten ze zelf maar eens komen zien. Een religie der Hollanders bestond er niet, of liever, die religie was net zoo bont gekleurd als de veelverwige rok van Jozef. Een protestantsch officier kon dus gerust onder Koning Lodewijk tegen Holland dienst nemen; hij deed eigenlijk aan de zaak van het Protestantisme daarmede nog een dienst, want als dit goddelooze Holland werd uitgeroeid, was het voor hét Protestantisme eigenlijk een voordeel. Dat Koning Lodewijk, toen hij met behulp van deze protestantsche officieren Utrecht had ingenomen, terstond den Roomschen eeredienst herstelde en de Mis in de Domkerk bedienen liet, zegt deze protestantsche officier natuurlijk niet.

Toen ik dezer dagen dit zonderlinge pleidooi — een duodecimoboekje in marokijn gebonden — toevallig in handen kreeg en nog eens doorlas, ontving ik tegelijk over de post, me toegezonden door een vriendelijk lezer, een persverslag van de rede, waarmede Dr. Kromsigt thans stad en land afreist, over de Afscheidingsbeginselen of gelijk het elders heet: Wat is Gereformeerd: Volkskerk of Vrije Kerkt Dr. Kromsigt is, gelijk men weet, de profeet van de Volkskerk; deHotdemakctiaa, asc*»e leuze: heel het Volk en heel de Kerk, heeft de warme liefde van zgn hart. En met al de suggestieve macht, waarover hij beschikt, treedt hij in de pers en in vergaderingen op om aanhangers voor dat ideaal van de Volkskerk te winnen, ^yain• neer Dr. Kromsigt daarbij de voorstelling geeft, alsof Nederland eens zulk een Gereformeerde Volkskerk heeft bezeten en „heel het Volk en heel de Kerk" in ons land metterdaad Gereformeerd is geweest, dan kan dit boekske van den protestantschen officier in dienst van Koning Lodewijk hem toch een ander licht doen opgaan. Deze vond in 1673, dat hij gerust onder Frankrijk's vlag tegen Nederland kon optrekken, omdat de Gereformeerde volkskerk hier juist niet gevoiiden werd en de „pluriformiteit" der Kerk hier werd toegelaten Trouwens, deze protestantsche officier in het leger van Koning Lodewijk was niet de eenige, die door dit verschijnsel getrofien werd. De Zwitsersche afgevaardigden ter Dordtsche Synode in hun reisjournaal, nog te Zurich bewaard, spreken er hun verbazing over uit, dat in Nederland zooveel verschil van geloof werd gevonden. Een hunner was zelfs ingekwartierd in een gezin, waar de man Protestantsch, de vrouw Roomsch, de dochter Mennoniet en de zoon, geloof ik, Luthersch was. De volkseenheid in de religie, waarvan Dr. Kromsigt droomt als ideaal, heeft wel in Schotland en wel in de protestantsche Zwitsersche cantons, maar nooit in ons land bestaan. Wat v/e in ons land hebben gehad, is niet een Gereformeerde Volkskerk geweest, waartoe heel het volk behoorde — wie dat beweert, weet van de historie al zeer weinig af — maar was een publieke en gepriviligieeerde Kerk, die door de Oirerheid werd begunstigd met tracte menten en kerkgebouwen en voor wier leden alleen de staatsambten openstonden, maar die zelfs in den bloeitijd onzer Repu bliek nooit meer dan een deel van ons volk heeft omvat. Nergens was de gesplitstheid van het volk in zake de religie juist grooter dan in ons land. Reeds uit dat oogpunt is het spreken van een Gereformeerde Volkskerk in Nederland met de historie in lijnrechte tegenspraak. Een Gereformeerde Volkskerkis hier nooit geweest. Er was alleen een door de Overheid gepriyiligieerde kerk, en we betwijfelen, of Dr. Kromsigt zelf deze door den Staat ge priviligieerde Kerk met ai de banden, waarin deze gebonden was, wel terug zou begeeren.

Toch is dit niet het eenige, wat Dr. Kromsigt uit dit boekske van dezen protestantschen officier in dienst van Koning Lodewijk zou kunnen leeren. Wellicht zou dit boekske hem ook dienst kunnen doen als exempel, maar dan in afschrikwekkenden zin, om hem te toonen hoe gevaarlijk het is onder de hypnose van deze Volkskerkidee te komen. Het leidde dezen officier er toe, toen de zaak van het Protestantisme op het spel stond en zijn mannenplicht was geweest, de benarde Nederlanden te hulp te snellen, zijn wapenen juist tegen Nederland te keeren, omdat hier de pluriformiteit der religie werd geduld. Dit moge alleen voorwendsel geweest zijn, of ernst, in ieder geval zal achteraf wel ieder toestemmen, dat deze protestantsche officier blijken gaf van groote bekrompenheid van geest, en allerminst verstaan heeft, wat de hoogere eisch van het Protestantsche beginsel was.

Natuurlijk is dit niet in dien zin bedoeld, alsof het optreden van Dr. Kromsigt met zijn fulminante rede tegen de Separatie en Doleantie door ons op één Ign zou worden gesteld met wat deze protestantsche officier deed. Het gaat hier alleen om het derde der vergelijking. Er wordt ook nu weer een strijd gestreden, waarbij de inzet is de handhaving van onze Gereformeerde belijdenis. In die belijdenis is Dr. Kromsigt het van harte met ons eens, en hij weet uitnemend goed, dat in geen Kerk die belijdenis beslister gehandhaafd wordt dan in onze Gereformeerde Kerken. Om die belijdenis te handhaven, hebben we zeifs de berooving onzer goederen ons laten welgevallen en ons naakt aan den dijk laten zetten. En tegenover ons staat een zeer machtig heir van allerlei afwijkende richtingen, dat met vereende..slagorde optrekt om het Gereformeerde beginsel bij ons volk te onderdrukken. Nu zoudt ge meenen dat Dr. Kromsigt, beslist Calvinist als hij is, toch iets voor onzen strijd voelen zou; hij moge dan van ons verschillen in opvatting van Kerkbegrip, de warmte van het broederhart zal toch in de eerste plaats uitgaan naar wat met hem één is in den wortel der belijdenis. En wat ziet ge nu ? Als Dr. Kromsigt te doen krijgt met de ethischen, is hij poeslief, en ontwikkelt hij een gave van waardeering, die tot de uiterste grenzen gaat. Voor de Neo Kohlbruggianen heeft hij in 't voorbggaan altoos een genadig knikje en een vriendelijken .handdruk; we staan heusch zoover van elkaar niet af, willen beide zeggen. Zelfs strekt deze breed aangelegde natuur, deze man met het irenische hart, de armen wijd geopend uit tot de „ernstige modernen", want ook bij hen zijn nog zulke uitnemende elementen, en ze zijn toch eigenlijk Gereformeerden in den dop krachtens hun belgdenis en doop. Maar hoor nu eens, hoe deze zelfde Dr. Kromsigt, die zoo vredelievend is voor alle afwijkende richtingen in de Hervormde Kerk, thans de krijgstrompet blaast en de zwaarste beschuldigingen doet hooren tegen de Gereformeerden, die buiten de Hervormde Kerk staan. Dat deze wachter op Sions muren even kloek en beslist optreedt tegen het ongeloof in eigen Kerk; de conscientiën eens wakker schudt tegenover de steeds verder voortschrqdende critiek op de Heilige Schrift; daarvan hoort men zoo goed als niets. AXviXinde Volkskerk is, moet te vriend worden gehouden. Er is maar één zonde, die onvergeeflijk is, en dat is, dat men met deze Volkskerk waagt te breken. Wil men zien, met wat grof geschut Dr. Kromsigt tegen deze Gereformeerden buiten de Volkskerk optrekt? „De vrije Kerkidee, oreert hij, is een Remon-| o strantsche dwaling, die stoelt op een inde-1 pendentistischen wortel". Historisch geno-1 men is dit cut beeld oeeia reeas reeds zeer zonderling, want het Remonstrantisme gaat immers aan het Independentisme vooraf en de boom is er gewoonlijk toch niet vóór den wortel. Bovendien, deze Independenten, welke gebreken hun ook aangekleefd hebben, waren van alle Remonstrantisme juist diep afkeerig, en de Remonstrantsche neigingen waren veel meer bij de hoog episcopale heeren der Engelsche Staatskerk, dan bij de independenten en nonconformisten te ontdekken. Maar voor Dr. Kromsigt doet dit er niet toe. Als 't maar „woorden" zijn, die er bij het volk inslaan, dan is 't hem goed. Een Remonstrantsche dwaling, die stoelt op een independentistischen wortel, — al begrijpt geen helderdenkend hoofd, wat met deze uitdrukking bedoeld wordt, het klinkt zoo overbluffend verschrikkelijk, dat het volk nu wel voor goed overtuigd zal wezen, hoe zondig en verderfelijk die vrije Kerkidee is. „De Afscheiding, zoo gaat Dr. Kromsigt voort, is een eigenwillige weg, die door de Schrift en de Belijdenis veroordeeld wordt". Hij vergeet natuurlijk — och, op zulke kleinigheden let een man als Dr. Kromsigt niet — dat er van een eigenwillige afscheiding nooit sprake is geweest, maar dat en bij de Separatie in 1837 en bij de Doleantie in 1886 er geweest is een uitwerpen en bannen uit de Kerk van wat trouw was aan de belijdenis. „Gg lijdt, zoo heet het verder, aan de verblinding der eigen gerechtigheid". En alsof dit alles nog niet fraai genoeg was, wordt ten slotte nog verkondigd, dat de schuld, dat er in de Hervormde Kerk moderne en socialistische predikanten zijn, te zoeken is — ge raadt nooit bij wie — bij de Gereformeerden buiten de Hervormde Kerk. En op dien toon gaat het voort, zeer tot vermaak van de liberale pers, die gretig haar kolommen opent voor ellenlange verslagen dezer rede. Arme Gereformeerden, die staat buiten de eene, ondeelbare, alleenzaligmakende Volks kerk, waarin Dr. Kromsigt gelooft, en die daarom schuld draagt aan alle ongerechtigheid en zonde, die in deze Volkskerk wordt gevonden.

Lust om in bijzonderheden op deze rede in te gaan, gevoelen we niet. AI de bekende aanklachten tegen Separatie en Doleantie, hoe vaak ook weerlegd, keeren in vermoeiende eentonigheid hier weer terug. We hebben eigenmachtig en eigenwillig de Volkskerk verlaten. We hebben individualistisch een nieuw Kerkje gesticht. We zijn independentistisch, want we geven niets om synodaal of classicaal kerkverband. Aanklachten, die van het begin tot het einde onwaar zijn en door de feiten worden weersproken. En dan paradeert Dr. Kromsigt weer met de bekende reeksen citaten uit Calvijn e. a., waarin tegen lichtvaardige afscheiding van de Kerk des Heeren gewaarschuwd wordt; citaten, die met deze quaestie niets te maken hebben, omdat we ons nooit van de Kerk des Heeren hebben afgescheiden. Zoo is al wat Dr. Kromsigt in deze rede zijn hoorders opdischt, een repetitie van de minst verkwikkelijke polemiek uit de dagen der Doleantie-hetze van een kwart eeuw geleden; een polemiek die toen te midden van het heete strijdgewoel nog vergeefigk kon heeteh, maar waarboven we thans toch meenden verheven te zijn. Eerste eisch van een eerlijk debat is immers, dat men zijn tegenstander zooveel mogelijk recht Iaat wedervaren en zijn gevoelen trouw en eerlgk weergeeft. Dr. Kromsigt heeft juist het omgekeerde gedaan. Hg heeft een carricatuur geteekend en dat als ons conterfeitsel aan het volk laten zien.

Dit optreden nu kan o. i. alleen daaruit worden verklaard, dat Dr. Kromsigt zelf wel gevoelt, hoe zwak hij staat. Want dit is wel opmerkelijk. Wanneer aan Dr. Kromsigt op ernstigen, wetenschappelijken toon polemiek wordt aangeboden, dan zwijgt hij en antwoordt niet. Argumenten tegen zijn standpunt ingebracht, laathij ter zij de liggen. Maar zoodra hij voor een volksvergadering staat, trekt hij van leer met een passie en vuur, die alleen uit vrees voortkomt. Vrees, gelQk hij het zelf zegt, dat de doleantiebeginselen in de Hervormde Kerk al meer invloed zullen winnen. En daarom moet dan met de tooverlantaarn het spookbeeld vertoond worden van die„RemonstrantscheenIndependentistische" beginselen bij de Gereformeerden buiten de Hervormde Kerk, om de Gereformeerden in de Hervormde Kerk vooral tegen ons te waarschuwen.

En wil men nu weten — dit éene voorbeeld moge volstaan — op welke wijze Dr. Kromsigt zijn beschuldiging dat aan ons de schuld ligt, dat er in de Hervormde Kerk moderne en socialistische predikanten zgn, documenteert, dan hoore men wat hij zelf in een ingezonden stuk in het Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht schrijft:

Een tweede voorbeeld. Onlangs heeft de ^Geief." kerkeraad te Alkmaar de brutaliteit en de onbroederlijkheid gehad om de Hervormden, die in hunne kerk meermalen kerkten, doch nog lidmaat waren der Herv. Kerk., dringend aan te raden niet te stemmen in den strijd tussohen orthodoxen en modernen voor leden van het kiescollege aldaar. Daar het slechts weinige stemmen scheelde, is dus waarschijnlijk door de schuld van dien „kerkeraad" het kiescollege te Alkmaar modem geworden.

Naar uit de meest vertrouwbare bron ons wordt meegedeeld, is deze voorstelling ten eenenmale onwaar. Er was hier geen sprake van „Hervormde leden", die nu en dan eens bij de Gereformeerde Kerk kerkten, maar van leden der Gereformeerde Kerk te Alkmaar, die met de Synodale Kerk aldaar niets te maken hadden en tot de Gereformeerde Kerk als lidmaat behoorden, waar zij ook behoorlijk te boek stonden. Alleen had de Hervormde Kerk, gelijk dit p meerdere plaatsen het geval is, de i o s g n o d G d n E d namen dezer leden nog niet geschrapt en stonden ze nog onder de stemgerechtigden dezer Kerk vermeld. Toen het nu m de Hervormde Kerk spande tusschen de modernen en orthodoxen, is van orthodoxe zijde sterke pressie uitgeoefend op deze leden der Gereformeerde Kerk, van wie men wist, dat ze reeds lang met de Hervormde Kerk gebroken hadden, om toch van het toevallige feit, dat hun namen nog onder de stemgerechtigden voorkwamen, gebruik te maken, ten einde aan de modernen de nederlaag te bezorgen. Volkomen terecht heeft de Kerkeraad der Gereformeerde Kerk de leden zijner Kerk tegen zulk dubbelzinnig spel gewaarschuwd. Wie bij de Gereformeerde Kerk zich voegt en deze Kerk als de ware en zuivere Kerk erkent, kan niet tegelgk in de Hervormde Kerk nog hulp-en spandienst verrichten voor een verkiezing. Dit zou met alle eerlijkheid en oprechtheid in strijd zijn. En in plaats dat Dr. Kromsigt dit voelt en erkent, heeft hij den euvelen moed om te spreken van de „brutaliteit en onbroederlijkheid van den Gereformeerden Kerkeraad!" Zal de Gereformeerde IKerkeraad in het vervolg wellicht aan Dr. Kromsigt c, s. permissie moeten vragen, v/at hij aan zijn eigen leden aasiraden mag ? Misschien brengt de waan-ldee van de Volkskerk mee, dat de predikanten der Hei vormde Kerk een zekere pauselijke macht uitoefenen over ónze gemeenteledejs, en het daarom „brutaliteit" is, wanneer onze Kerkeraden wagen een ander advies aan hun eigen leden te geven dan het dezen heeren goeddunkt. Maar n'en déplaise aan Dr. Kromsigt, we zijn gelukkig vrije Kerken en zuilen ons door de heeren in de Hervormde Kerk niet laten ringelooren, of de wet voorschrijven. Het voorbeeld door Dr. Kromsigt gekozen, toont daarom wel het best, hoe onwaar deze geheele beschuldiging is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Toen Lodewijk XIV aan het hoofd

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1912

De Heraut | 4 Pagina's