Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Verbrijzeld”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Verbrijzeld”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar hij is om onze overtredingen verwond; om onze ongereclitigheden is hij verbrijzeld; de straffe, die ons den vrede aanbrengt, was op hem, en door zijne striemen is ons genezing geworden. Jesaia 55 : 5.

DE ZEVENDE LIJDENSWEEK.

[GOEDE VRIJDAG].

Maar hij is om onze overtredingen verwond; om onze ongereclitigheden is hij verbrijzeld; de straffe, die ons den vrede aanbrengt, was op hem, en door zijne striemen is ons genezing geworden. Jesaia 55 : 5.

Het liep nu natar het einde.

Satan en wereld in onheiligen bond hadden den Christus ten slotte in niets ontzien, in niets gespaard, in alles gekwetst en gehoond. Hem aangetast en aangerand in zijn majesteit, in zijn karaJcter, in zijn naam, in zijn eere, in zijn menschelijk gevoel, en in zijn heiligste bedoelingen. Maar dit alles hielp nog niet. Hij was er nog. En juist ddt was niet langer te dulden. Hij moest weg. Hij moest verdwijnen. Zijn naam noch zijn beeld mocht langer den kring der toongevers en machthebbers verontrusten. En daarom werd al 't volk opgehitst, opgehitst tegen Jezus als tegen een onverlaat. En toen weerklonk 't voor Gabbatha en langs Jeruzalem's straten: Kruist htm, kruist hem! Ook dat ontzettende woord des Profeten: Om enze onge rechtigheden is hij verbrijzeld, moest in vervulli gaan.

Verbrijzelen bezigen we anders niet voor iets dat leeft. Verbrijzelen stamt van verbriselen, en hangt saam met het zoo bekende Fransche woord briser. Het wordt vooral gebezigd van wat breekbaar is en door de fijnheid van zijn samenstel en de schoonheid van zijn verschijning zich ertoe leent om ibh stuk te worden geslagen, dat 't in zijn deelen uiteen springt en de vloer met zijn brokken bedekt. We bezigen het woord verbrijzelen niet van een stuk hout, maar van glas, kristal of porcelein. En dan nog niet van een gewoon ruitglas dat wordt ingeslagen, maar b.v. van een prachtige spiegelruit, die onder een steenworp bezwijkt. En daarom leende zich dat woord zoo uitnemend om van den Messias in zijn sterven gebezigd te worden. Het eeuig teedere van zijn wezen, de majesteit van zijn persoon, geheel de glans van zijn verschijning ligt er in uitgedrukt, en niet minder het plotselinge van zijn vernietiging.

Wat ge verbrijzelt, ligt met één slag, één ruk, één stoot op eenmaal vergruizeld ter aarde, zoodat heel de verschijning is te niet gedaan en er zelfs geen ruïne van overblijft.

En zoo was het, dat ook de aanval van satan en wereld op Jezus moest plaats grijpen. Nog in zijn gevangenneming, toen hij de wonde van Malchus genas, nog voor Caiaphas, toen hij zijn msjesteit beleed, nog voor Pilatus, toen hij betuigde als Koning geboren te zijn, blonk en glansde door al de verachting die hem was aangedaan, zijn grootheid van ziel. Maar toen het F< ; /^r< ; f^/aan het kruis was uitgeroepen, en Jezus, na nogmaals geroepen te hebben, den geest gaf, en aan het kruis niets meer dan het dood^ van glans beroofde lichaam wiegelde, toen was van die grootheid zelfs 't laatste schijnsel te niet gedaan. Toen was dat heerlijk leven in den dood ondergegaan. En toen werd de profetie vervuld, dat de Messias ten slotte zou worden verbrijzeld.

Wel keerde het juist van dat oogenblik af. Toen een notabel man uit Israels grooten om 't lijk vroeg, toen edele vrouwen den kostelijken zalf en 't fijn lijnwaad aandroegen, om het doode lichaam bij 't afnemen van 't kruis in op te vangen, en toen menschentranen in diep gevoel bij de graflegging den gekruisigde besproeiden, drong het betoon van liefde, eere en toewijding reeds weer naar allen kant ter verheerlijking van den Man van Smarten aan.

Doch dit alles moet ge u een oogenblik weg denken. Ge moet al uw zinnende aandacht saamtrekken op dat ééne korte oogenblik, toen Jezus den geest had gegeven, toen zijn oog zich sloot, toen de levenswarmte week en de kilheid des doods om het lichaam begon te sluipen, Ge moet er u indenken, wat, zoo ge er bij hadt gestaan, uw vochtig oog zou aanschouwd hebben, toen de spanning uit al de leden 't opgaf, en het hoofd met de doornenkroon neerzeeg, om op de borst te hangen. En dan moet ge u afvragen wat er omging in het hart, in de ziel van Jezus' bitterste vijanden. Daar hing bij nu, die wondere rabbi, die hun zooveel angst, zooveel bezorgdheid had ingeboezemd. Voor wiens wondermacht ze hadden gevreesd. Van wien ze geducht hadden, dat hij aan hun eereenmacnt voor altoos een einde zou gemaakt hebben. Die Galileër, dien ze eerst niet aan hadden gedurfd, omdat ze nog o, zoo bang waren, dat hij op 't uiterst moment met zijn wondere, aan Goddelijke macht gelijkende, natuurbeheersching hen ook persoonlijk neerslaan en vernietigen kon.

Toch had men het in 't eind gewaagd, het ondernomen, het aangedurfd. Dat een van Jezus eigen jongeren hem afviel, had hun den moed verhoogd. Heel een bende van zwaar gewapend voetvolk hadden ze toen op Jezus afgezonden, nog altoos bang dat zijn wondermacht hun parten zou spelen. Zelfs in het Sanhedrin waren ze nog niet op hun gemak geweest. Ook Pilatus vrouw had bange droomen over dezen Galileër doorworsteld. En daarom hadden ze zich gehaast en spoed gemaakt. Eerst zou't niet z/ct^, maar »0 Paschen zijn. Doch dat ging niet. Die onrust kon niet voortduren. Er moest hoe eer hoe beter een dnde aan worden gemaakt. En toen waren ze, niet uit bloeddorst, maar om 't oogenblik te verhaasten, waarop zijn macht voor goed gebroken en vernietigd zou worden, onder den volkshoop naar Golgotha meegegaan. Ook daar bad het hun nog te lang geduurd. Vooral die drie uren in de duisternis waren ontzettend geweest. Dat Jezus nog zoo riep van 't kruis, alsof hij een martelaar was, het had hun 't hart doen sidderen. Maar eindelijk, eindelijk was de dood dan toch ingetreden.

En nu hing niet Jezus daar meer, maar 't machteloos dc^e lichaam.

En nu jubelden ze, wel niet overluid, niet hardop, maar dan toch in de schuilhoeken van hun hart, 't woord, waarin ze hun haat hadden opgehoopt: Verbrijzeld.

En zoo scheen het ook.

Hij was nu gestorven. Zijn stem zou niet meer worden gehoord, zijn oog zou niet meer boeien, zijn wondermacht geen leed meer stillen. En zijn jongeren, ja, ze waren er nog, maar men had aan Petrus wel gezien, hoe hun de moed in de schoenen was gezonken. Ook van hen was niets meer te duchten. Het was nu gedaan, het was nu uit met heel de ontzagwekkende verschijnin van d«n Nazarener. Het Sanhedrin kon weer ademhalen, Rome's landvoogd zich weer in de herwonnen oppermacht verheugen.

Het is zoo, er was een loos gerucht uitgegaan, dat deze „bedrieger" uit de dooden weer zou keeren. Maar wat nood. Een commando van twaalf soldaten bij het graf geplaatst, zou dit zoo valsch alarm den kop indrukken. Het was nu uit met dien Nazarener! Nog een korte tijd, en Jezus zou vergeten zijn. De slag was geslagen en die slag was gelukt. Jezus was er niet meer... de onbegrepen wonderdoener was verbrijzeld.

Zoo was er helsch gejuich onder de overpriesters, satanisch gejubel onder die allen die Jezus gehoond en bespot hadden., . alleen satan wist beter. Of had Jezus 't niet gezegd: De Overste der wereld komt, maar heeft aan mij niets. Satan wist 't. Satan zag't wel. Verbrijzeld ja, maar in schrikkelijke schijnvertooning. Nu eerst zou de triomf van dien Nazarener recht ingaan. Satan had nooit iets op Jezus vermocht, nooit ook iets tegen Jezus vermocht, en nu was hij verbrijzeld, ja, maar om juist door die verbrijzeling het rijk van satan voor nu en voor eeuwig te vernietigen.

Er staat niets van de engelen bij. Hebben ze geweend om Jezus doodstrijd? Hebben ze gejubeld om Jezus triomf over zonde en satan ?

De Schrift meldt het ons niet. Maar wat wel de historie ons meldt, en wat Gods kind nog in 't eigen hart gevoelt, het is dat in Jezus verbrijzeling alle zonde der heiligen is verzoend, alle schuld van Gods kinderen is uitgedelgd, ­en dat juist van Golgotha in dat bitter sterven ng Jezus Koningschap begint.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1912

De Heraut | 4 Pagina's

„Verbrijzeld”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1912

De Heraut | 4 Pagina's