Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Rotterdamsche Kerkbode%tti\.Yii.'LvaA.wehr onder de rubriek „Om ons heen" een interessante causerie over twee belangrijke vergaderingen in de voorafgaande week gehouden:

Er lijn in deie week twee vergaderingen gehouden, die om meer dan eene reden zeer belangrijk mogen worden genoemd. Allereerst wijzen we op de vergadering van de moderne theologen. Aldaar zou de rede van Prof. H. Bavinck besproken worden, en het eigenaardige was, dat de modernen Prof. Bavinck hadden nitgenoodigd, om daarbij tegenwoordig te zijn. Nu ligt in dit feit iets, dat ons tot dankbaarheid stemt. Vroeger zou men aan zoo iets niet gedacht hebben. Dat er allereerst van een oratie zooveel notitie genomen wordt, en da men daarna den orator zelf uitnoodigt in eigen kring, toont, dat men ten minste met ons begint te rekenen, We worden niet meer als de »domme hoopt en het »niet-denkend« deel der natie ineen hoek gezet. Men gaat beseffen, dat het nog wel de moeite wajird is, onze opinie te onderzoeken en te toetsen. . . , , . , , ..,

Nu ging het in die vergadenng hoofdzakelijk over algemeens en bijzondere openbaring. De modernen kanten zich fel tegen alle bijzondere openbaring door het Woord. De inleider, de heer Binnerts, verklaard, dat de Bijbelbeschouwing der orthodoxen bestemd is om voorbij te gaan. En anderen, zooals Prof. Bruiningen Prof. Cannegieter, deden daar het hunne bij. De H. Schrift als kenbron van de waarheid is en blijft een struikelblok voor al die theologen. Immers heeft de kritiek, hun kritiek, al lang aan het licht gebracht, dat die Bijbel geen onfeilbare bron is. En nu is het gemakkelijk om te declareeren: de bijbelbeschouwing der orthodoxen is bestemd om voorbij te gaan. Vlak daartegenover stellen wij, en wij hebben de geschiedenis aan onze zijde, dat, als de verschillende meeningen der moderne theologen al lang vergeten zullen zijn, nog hoog boven alle moderne wetenschap zich zal verheffen het geloof aan de H. Schrift, als het onfeilbaar Woord van God.

Volgens het persverslag heeft Prof. Bavinck op die vergadering zijn standpunt nog eens uiteengezet.

Prof. Bavinck, na een woord van dank aan de vergadering en aan den heer Binnerts voor de objectiviteit van de behandeling, zegt dan hij niet de moderne wereldbeschouwing aanvaardt. Hij maakt onderscheid tusschen het wereldbeeld en de wereldbeschouwing. Er is niet een moderne wereldbeschouwing, maar er zijn er wel tien en met erkenning van het goede staat men beoordeelend tegenover allen.

Prof. Bavinck komt op tegen de uiting van den referent, dat de orthodoxe Bijbelbeschouwing bestemd is voorbij te gaan. Dit is een supra-naturalistische uiting, zoo klemt men zich vast aan het rijk der waarheid, dat komen zal in onze platte werkelijkheid.

De Bijbelbeschouwing — zoo merkt spr. op — is niet los te maken van de geheele Christelijke geloofsbèschouwing. De tbeopneustie staat niet op zichzelf, hangt samen met den inhoud van het geloof,

Over het eigen geloofsleven spreekt Prof, Bavinck, en vooral heeft Prof. Hoekstra invloed op hem gehad. Toch heeft de moderne geloofsbèschouwing hém onbevredigd gelaten, omdat op het gevoel van zonde en genade niet genoeg nadruk is gelegd. Niet oordeelen wil spreker, maar hierop moet hij wijzen. Met een warme peroratie eindigt spreker.

De tweede belangrijke vergadering was die van de predikanten der Gereformeerde kerken, gehouden te Utrecht, Die samenkomst wint jaarlijks aan belangrijkheid.

Dr. G. Ch. Aalders, uit Ermelo, sprak over de vraag: Kan de Heilige Schrift voorwerp van wetenschappelijk onderzoek zijn voor hem, die zich ook voor zijn wetenschappelijk denken, volstrekt aan haar oordeel onderwerpt ?

Aanleiding tot het stellen van deze vraag, zeide spr., gaf de herinnering van Prof Valeton in zijn brochure sHet Oude Testament en de Critiekct, dat wie ook op het gebied der wetenschap wil vasthouden aan den eisch : niet den Bijbel te onderwerpen aan onze, maar ons zelf aan zijne kritiek, daarmee (zich vanden aanvang ai demogelijkheid afsnijdt den Bijbel te maken tot voorwerp van wetenschappelijk onderzoek.

Alleieerst dient, meente spr., tot rechte beantwoording van de gestelde vraag onderzocht te worden, wat men onder wetenschappelijk onderzoek heeft te verstaan. De moeilijkheid is hier, dat de meeningen, daarover zoozeer uiteenloopeu. Men kan echter aan een wetenschappelijk onderzoek deze drie eischen stellen: i. moet het doel zijn de waarheid te vinden, en wel in samenhang, naar gronden en oorzaken; 2. moet het onderzoek methodisch zijn; 3, moet het onderzoek critisch zijn, d.w.z. schiftend, scheidend.

Dikwijls stelt men als vierden eisch, dat het onderzoek onbevooroordeeld zij, en bedoelt daarmede dat de onderzoeker vrij zij van eenige bepaalde overtuiging in betrekking tot zijn object. Ten onrechte echter, want geen enkel onderzoeker is zonder zulk eene overtuiging. Men zegt, dat een dogmatische overtuiging den onderzoeker bindt; maar van een tegengestelde overtuiging geldt hetzelfde.

Men ziet, dat het op deze vergadering juist ging over de bijzondere Godsopenbaring. Het is uitnemend, dat onze predikanten zich meer dan vroeger met de brandende vraagstukken van den dag gaan bezig houden. De tijden, die wij beleven, zijn ernstig en vragen veel van onze krachten. Het pand, ons toebetrouwd, moet verdedigd worden. Da gemeente heeft er recht op, dat haar dienaren niet alleen de waarheid voor haar verklaren, maar die waarheid ook, waar het noodig is, verdedigen. En daarom moet de gemeente hoe langer zoo meer gaan inzien, dat haar dienaren geroepen zijn tot ijverige studie. Door onnoodigen arbeid moeten de krachten van de dienaren niet worden verslonden. En allen die het heil van Sion zoeken, zullen het langer hoe meer gaan inzien, dat een dienaar des Woords, die niet ernstig studeert, zijn roeping verwaarloost en geen goed bewaker van de kudde kan zijn. Als men de vijanden niet eens kent, hoe zal men er dan tegen waarschuwen ?

Met het laatste zijn wij het van harte eens

Het is noodig en meer dan noodig, dat op onze predikantenvergadetingen deze brandende vraagstukken meer besproken worden.

Ds. Kerkhof, na eerst het Independentisme historisch geteekend en met de Schrift princi pieel bestreden te hebben, wijst tenslotte op independentistische verschijnselen en neigingen in ons eigen kerkelijk leven. Hij spreekt eerst over deze independentistische neigingen bij de gemeenteleden:

De gedachte, dat alle gemeenteleden onder elkander gelijke rechten hebben, en de kerkeraadsleden hun gezag dus alleen te danken hebben aan de gemeenteleden die hen verkozen, is een independentistische zuurdeesem, die in vele gnzer kerken schuilt

Sommige broeders hebbm al bizonder weinig eerbied voor de ambtsdragers, weigeren in hen te zien, wat zij toch inderdaad zijn: dragers van he ambt waardoor Christus Zijne Kerk regeert. Bij menig huisbezoek moeten de opzieners het merken, dat hun ambtelijke bediening door gemeenteleden wordt geringgeschat. Zij worden niet ontvangen en aangehoord en beantwoord als degenen, die in . Christus' naam tot de schapen Zijner kudde komen maar met opzet zó(5 behandeld, toegesproken en soms zelfs uitgemaakt voor al wat leelijk is, da die gemeenteleden hun willen laten gevoelen: om het ambt geven we niets; ge zijt als ambtsdrager bij ons niet in tel; ge zijt maar iemand van gelijke zwakheden als wij.

Feitelijk is dat een ingaan tegen Christus' ordinantie, die Zijne Kerk op aarde door den dienst van zwakke menschenkinderen wil bijeen vergaderen en regeeren. Doch al kwamen er engelen uit den hemel tot zulke gemeenteleden, ze zouden zich ook niet laten gezeggen. Want in den grond der zaak zijn ze behept met de independentistische bacil, da ze alleen hun eigen wil en zin willen doorvoeren.

Een tweede verschijnsel van dien aard bij de gemeenteleden is, dat sommigen willen, dat niet de kerkeraad de zaken der gemeente zal behartigen en besturen, maar dat voor allerlei aangelegenheden gemeentevergaderingen gehouden moeten worden, waarop dan, hetzij met hetzij zonder gedachtenwisseling, bij stemniing beslist worde door de meerderheid: de kerkeraad is daarna eenvoudig uitvoerend bestuur van den wil der gemeente. Zoo wil men beslissing nemen omtrent diaconale zaken, t omtrent toelating tot de gemeente, omtrent tuchtoefening, omtrent de keuze van ambtsdragers, omtrent de benoeming van koster of organist, omtrent traktement van den leeraar, enz. enz. In 1892 waren er velen, die van dit verkeerde standpunt uitgingen inzake de Vereeniging der beide Kerkengroepen uit de Scheiding en uit de Doleantie. Zij zouden gewild hebben, dat in alle kerken daarover eene hootdelijke stemming gehouden ware en dan bi meerderheid uitgemaakt, of de vereeniging geschieden zou, ja dan neen. In plaatsen, waar tot op heden de ineensmelting der plaatselijke kerken nog niet tot stand kwam, wordt soms dezelfde gedachte nog wel geopperd, dat men de gemeente er over moet laten stemmen. Er zijn er die beweren: daar hebben de leden recht op.

Als aan zulke indeperdentistische neigingen gehoor wordt verleend, komen ook terstond de independentistische kwade gevolgen aan den dag. Kiest eene gemeente op die wijze bij meerderheid van stemmen vóór iets, dan gaat de minderheid, die zich met die beslissing niet kon vereenigen, over tot het stichten van eene nieuwe congregatie, van een nieuwen kring van geloovigen, of laat ons liever het kind bij zijn waren naam noemen. Zoo ontstaan scheurkerkjes. De independent toCh heeft als stelling: Geloovigen kunnen zich naar willekeur tot een kring saamvoegen.

Het komt voor, dat ambtsdragers bij vrije stemming door de gemeenteleden gekozen worden, omdat de gemeenteleden dit als hun recht eischen. De leiding berust dan niet bij den kerkeraad Deze mag geen dubbeltallen stellen. Maar de stemgerechtigde manslidmaten worden saamgeroepen en zij kiezen wie hun goeddunkt, tot ouderlingen en diakenen. De kerkeraad neemt de stemmen op en maakt bekend, wie bij meerderheid van stemmen zijn verkozen. Daar wordt dus bij de verkiezing van ambtsdragers in Christus' Kerk toegepast het s'e'sel van de independenten, dat eigenlijk berust op de leer der volkssouvereiniteit.

De verkeerde "gedachte, waarvan de voorstanders dezer praktijk uitgaan, is dat de besturende macht en het regeerende gezag in Christus Kerk berust bij de geloovigen; terwijl dat inderdaad berust bij Christus als Koning Zijner Kerk, welke deie macht verleent en dit gezag oplegt aan de Opzieners Zijner gemeente. De regeering der Kerk berust niet bij alle geloovigen saam, maar bij het ouderlingenambt. En die opzieners hebben toe te zien, dat ingeval zij aftreden uit hunne bediening in hun plaats andere bekwame, wijze, godvruchtige mannen gekozen worden, die den welstand der gemeente naar hun beste weten zullen helpen bevorderen. Op die lijn ligt de goede Gereformeerde praktijk, dat de kerkeraad dubbeltallen stelt, waaruit de Gemeente kiest. De ervaring van onze kerken is ook algemeen, dat door die praktijk het welwezen der kerken metterdaad wordt bevorderd. Die idee. dat de kerkeraad uitsluitend dienst heeft te doen om de besluiten der gemeente uit te voeren en aan, de vrije stemmingen der gemeente zich heeft te onderwerpen, hoort by de Gereformeerde broeders niet thuis.

Een derde verschijnsel bij de gemeenteleden is: het zich niet willen storen aan de kerkelijke grensregelingen. Om allerlei bijoorzaken, gazt men eldets ter kerk dan waar men behoort te kerken krachtens de door de meerdere vergadering getrokken grenzen Men wil, gelijk een Independent, zich bij die congregatie voegen, waar men 't liefst aangesloten is. De eene maal trekt de predikant van een naburige gemeente meer aan dan de eigen Dienaar des Woords. Een andere maal wil men niet iederen Zondag zekeren ambtsdrager in de ouderlingenbank zien zitten. Bij een derde houdt een familieveete hem buiten de saamvergadering der geloovigen te zijner plaatse. Of wel: een kerkeraad nam een besluit, dat zulk een broeder niet welgevallig was. Dan onttrekt men zich aan de bijeenkomst. En zulke gemeenteleden doen maar naar hun believen, handelen naar eigen willekeur, alsof menschen de Kerk bijeenvergaderen en niet Christus.

Op diezelfde lijn ligt ook de bestendiging der plaatselijke gedeeldheid van kerken, die al in één kerkverband saamgevoegd zijn, omdat er eenheid is van geloofsbelijdenis en kerkregeering. De schuld daarvan ligt dikwerf voor een groot deel bij de gemeenteleden, omdat zij in plaats van goed-Gereformeerd te spreken en te handelen, met aller lei independentistische drogredenen zich ophouden. In een eigen kring kan men alles beter naar zijn eigen hand zetten. Om nu enkele bijkomstige gewoonten te kunnen bewaren en handhaven, verzetten dan sommige broeders of zusters zich met. hand en tand tegen de ineensmelting der plaatselijke kerken. Bij de Schriftuurlijke weerlegging van de independentistische dwalingen hebben we gezien, dat een beroep op de zoogenaamde ))huisgemeenten« geen steek houdt. De gewenschte invoering van het parochiestelsel in de groote steden ligt volstrekt niet op independentistische lijn. Wanneer eene gemeente meer dan een twaalfhonderd leden gaat tellen, is tot goede verzorging en bewerking noodig en gewenscht een eigen predikant, eigen stel ouderlingen en diakenen, een eigen vergadergebouw. Maar dan kiezen de geloovigen niet zelf de kringen, doch worden de grenzen geregeld, binnen welke een bepaalde kring van geloovigen als zelfstandige kerkformatie heeft te leven. Aan de eenheid der plaatselijke kerk behoeft zulks geen schade te doen, omdat allerlei gemeenschappelijke belangen in den gecombineerden kerkeraad kunnen verhandeld. Doch wanneer in een stad drie groepen door elkaar gemengd wonen (noem ze voor 't gemak; A, B, C) dan voedt men de independentistische neigingen en staat een gezond kerkelijk leven tegen. Nog zien we voor ons het schalksche gezicht van professor Geesink, toen hij ten vorigen jare op de classisvergadering der kerken van de classis Middelburg bij de examinatie van onzen beroepen missionairen Dienaar, vroeg: »En wanneer er zoo drie kerkengroepjes in één stad bestaan, dan is dat ook independentistisch, niet waar, mijnheer ? «

Nog slechts een klein gedeelte van ons jachtveld werd afgeloopen. Een volgend maal gaan we verder.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1912

De Heraut | 4 Pagina's