Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de Nederduitsche Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de Nederduitsche Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Nederduitsche Gereformeerde Kerk In Zuid-Afrika is eenige moeite ontstaan over de vraag, hoe men het Avondmaal zal bedienen. Tot dusverre was men evenals in onze Kerken gewoon, dat het Avondmaal gebruikt werd zittende aan de Avondmaalstafel; doch enkele predikanten hebben, omdat het aantal tafels te groot werd, de gewoonte ingevoerd, dat de communicanten niet aan de Avondmaalstafel aanzitten, maar op hun plaats blgven, en de predikant dan den schotel met brood en den beker laat rondgaan.

Naar aanleiding hiervan werd ons het volgende schreven gezonden:

Aan de Red. He Heraut, Amsterdam. Mijnheer/

Voor ruim 35 jaren ben ik met uw nuttig blad bekend, en een getrouw lezer daarvan. Met innige belangstelling heb ik dan ook van tijd tot tijd kennis genomen van uw strijd voor de Gereformeerde leer en beginselen. Ik ben daarom zoo vrij om u beleefdelijk te verzoeken, uw gevoelen te geven met betrekking tot de avondmaalskwestie alhier. In verschillende gemeenten in onze Ned. Ger. Kerk in Z, - Afrika is het gebruikelijk om de Avondmaalsbediening met één tafel af te doen. Om de tafel (voor den preekstoel) staan 3 of 4 rijen banken, waarop de communicanten («eg ongeveer 200) aanzitten, en dan verder worden zij op hunne zitplaatsen met het brood en beker bediend. Wel te verstaan, een zeker deel van de kerkbanken wordt speciaal voor die gelegenheid, met witte lakentjes, daartoe afgezonderd en aangewezen.

Als redenen voor deze verandering wordt aangevoerd dat het nu veel stichtelijker toegaat, de heele gemeente blijft tot bij 't einde, en, dat de gemeente op deze wijze (met één tafel, en I of 2 toespraken bij de tafei) beter gevoelt en beoefent de gemeenschap der heiligen in de gemeenschap met Christus.

Tot nog toe heb ik voor mijn gemoed daar ernstig bezwaar tegen. Ik vrees o.m. dat vele onwaardigen, nu zoo, gemakkelijk de Bondszegelen gebruiken, daar zij anders niet d^ vrijmoedigheid zullen hebben om op te staan en aan de tafel te gaan aanzitten. Het zal mij daarom zeer aangenaam wezen, als u in De Heraut uw gevoelen hierover geven wilt. De Heere verleene u daartoe genadiglijk het licht des Heiligen Geestes, opdat zijn Naam ook door dat schrijven verheerlijkt worde!

Met verschuldigde hoogachting, heil-en zegenbede.

Uw dm, dienaar,

D. J. DU ToiT.

Dal Josaphat, Paarl, Zuid-Afrika.

Tevens werd ons toegezonden een nummer van de Stemmen des Tijds, een Zuid-Afrikaansch blad onder redactie van Ds. S. J. du Telt, waaruit blgkt, dat enkele leden om deze verandering zelfs gerulmen tijd het Avondmaal reeds niet meer gebruiken, en tal van bezwaren tegen deze nieuwe wijze van Avondmaalsviering worden ngebracht, o.a, dat men zoodoende den naam van het Avondmaal, de instelling van Christus, het voorbeeld der Apostolische Kerk, de Inzetting der Hervormers, de verordening der Dordtsche vaderen, het heerlijk Avondmaalsformuller, de Avondmaalsgezangen en het aanzitten aan het Hooger Avondmaal (d. w. z. de Bruiloftsmaaltijd van het Lam) verwerpt.

Nu zij in de eerste plaats opgemerkt, dat de wijze, waarop tegen dit nieuwe gebruik de strijd gevoerd wordt, ons niet juist voorkomt. Tot het eigenlijke wezen van het Sacrament doet het er niet toe, of men het Avondmaal zittende aan een tafel ontvangt, of dat men het gebruikt op zijn zitplaats. Door van zulk een ondergeschikte quaestle het wezen van het Avondmaal te maken, doet men aan de beteekenis van het Avondmaal tekort. Onze Gereformeerde vaderen hebben dan ook nooit geoordeeld, dat het zitten aan een gemeenschappelijke tafel tot het essentleele van het Avondmaal behoorde en daaromtrent steeds zekere vrgheid gelaten, als z^nde dit een „middelmatige zaak". Te Geneve zelf, waar Calvrjn den eeredienst ordende, was fiet zelfs nooit gebruik, aan den Avondmaalsdisch aan te zitten, maar had men de zoogenaamde „wandelende communie", waarbij Ieder gemeentelid van zijn plaats opstond en dan staande, uit. de hand des Dienaars brood en wijn ontving. In andere Gereformeerde Eerken was het wederom gebruikelijk, dat men den schotel met brood en den beker rond liet gaan langs de zitplaatsen der leden. En Calvijn waarschuwt er met ernst tegen, wegens dit verschil in ceremonie elkander niet te veroordeelen, omdat dit alles het wezen van het Sacrament niet raakt. Zeker is het daarom af te keuren, wanneer men om zulk een verschil van ceremonie het Avondmaal niet meer wil gebruiken en daarin zelfs een ontheiliging van het Sacrament ziet.

Ook het practlsche bezwaar door Ds, Du Tolt aangevoerd, dat daardoor onwaardigen lichter aan het Avondmaal zullen deelnemen, achten we niet juist. Indien de banken, waar de communicanten zich neer zetten, daarvoor aangewezen zgn, spreekt het wel vanzelf, dat de „onwaardigen", die zich daar nederzetten, toch wel evenmin bezwaar zullen hebben om eventueel aan het Avondmaal te gaan aanzitten. Wel zou de vraag kunnen rijzen, of het toezicht bij het Avondmaal op deze wijze even gemak keiijk kan worden uitgeoefend. Als de ouderlingen b^ den disch plaats nemen en ieder van zgn plaats moet opstaan en aan den disch zich neerzetten, is het zeker ge makkel^ker controle te oefenen, dan wanneer de communicanten op hun zitplaat sen bl^'ven zitten.

Geheel anders staat de vraag echter, of we aan de wijze van Avondmaalsviering, die in onze Gereformeerde Kerken in Nederland gebruikelijk is, uit symbolisch en liturgisch oogpunt niet de voorkeur geven. In dat opzicht zijn we het met Ds. du Tolt eens, dat het zitten aan een gemeenschappelijken disch zeker het meest overeenkomt met de oorspronkelQke In stelling van het Avondmaal en ook het best uitdrukt, wat het Avondmaal ons voor oogen stellen wil. We kunnen dit niet beter aantqonen, dan door hier over te nemen wat Dr. A. Kuyper in zijn studie over „Onze Eeredienst" over deze quaestle geschreven heeft:

Men kan niet zeggen, dat het aanzitten aan den disch voor de viering van het Heilig Avond maal volstrekt noodzakelijk is; maar wel be' veelt het zich als de meest gewijde vorm van bediening van het Avondmaal aan. Reeds de instelling spreekt hier zoo sterk. Het Avondmaal is ingesteld bij het Fascha-maal. Voor de viering van dit Fascha-maal had Jezus vooraf alles in de Opperzaal doen bereiden. Hij zat met sijne discipelen niet aan een willekeurigen disch, maar aan den disch die onder Israël voor het gebruik van het Fascha was ingesteld. Die plechtigheid van het Fascha-maal, die terugsloeg op Israels verlossing uit Egypte, was tevens een symbolische profetie van de verlossing, die het Lam Gods aan al 's Heeren volk zouaanbreng: n; en dit Fascba-maal werd, blijkens de overlevering, onder leiding van het gezinshoofd aan de gezinstafel gevierd. Het was dus niet toevallig, dat de Heere met zijn jongeren aan een disch, aan een tafel, aanzat. Het was Fascha. Alle man in Israel was gehouden, om alzoo het Fascha te vieren. Ook Jezus onderwierp zich aan die ordening des Heeren en ging er zijn jongeren in voor. Het was alzoo gevolgen uitvloeisel van de in Israel bestaande ordening, dat Jezus dien avond zich met zijn jongeren in de opperzaal terugtrok; dat in die opperzaal de disch gereed stond; dat Jezus zich met zijn jongeren om die tafel schaarde; en dat, in verband hiermee, de instelling van het Sacrament des Avondmaals aan den Paschadisch heeft plaats gevonden. Wel was de plechtigheid van het Pascha vohooid, eer Jezus tot de instelling van het Avondmaal overging, maar de Heere deed het dan toch rechtstreeks in aansluiting aan den Paaschdisch, en zonder van den Faaschdisch te zijn opgestaan.

Ook wat we in Faulus' schrijven aan de kerk van Corinthe lezen geeft zekerheid, dat in de eerste Gemeenten, onder leiding van de apostelen, het eerste Avondmaal aan een disch is gevierd. Faulus toch vergelijkt de Offermalen in de afgodstempels met den heiligen disch, en spreekt daarbij tweemaal van een tafel. De tafel der duivelen stelt hij tegen de tafel des Heeren over. Bij de meeste heidensche tempels toch was een zaal, waar de offeraar zijn verwanten en vrienden kon nooden, om hetgeen van het offer aan hem ten goede kwam, saam met hen te gebruiken. Ook de eerste bekeerlingen hadden uiteraard vroeger zeer dikwijls aan zulke feestmalen aangezeten, en ook nadat ze tot Christus bekeerd waren, zagen velen er geen bezwaar in, aan de noodiging tot zulk een feestmaal van een familielid of vriend gevolg te geven. En met het oog hierop nu zegt de apostel, dat zulk een afgodisch feestmaal een tafel der duivelen was, in zoover in eiken afgod satan zichzelven verheerlijkt, en tegenover deze tafel der duivelen plaatste hij nu de tafel des Heeren en schrijft het aan de kerk van Corinthe: Ja, ik zeg dat hetgeen de Heidenen offeren, zij den duivelen offeren, en niet Gode, en ik wil niet dat gij met de duivelen gemeenschap hebt. Gij kunt den diinkbeker des Heeren niet drinken en den drinkbeker der duivelen. Gij kunt niet deelachtig zijn aan de tafel des Heeren en aan de tafel der duivelen." Er kan alzoo geen twijfel worden toegelaten, of de instelling van het Avondmaal greep aan een tafel plaats, ze hing in haar vorm met het aanzitten aan een tafel saam, en het Avondmaal is in de eerste Christelijke Gemeenten aan een tafel gevierd. Zelfs brengt de Christus dit aanzitten aan de tafel van het Nachtmaal geheel ongezocht in verband met het aanzitten in het koninkrijk der hemelen bij de bruiloft van het Lam. „Ik verordineer u, zoo lezen we in Lukas 22 : 29, het Koninkrijk, gelijkerwijs mijn Vader dat mij verordineerd heeft, opdat gij eet en drinkt aan mijn tafel in mijn koninklijk". En nog aan den disch zelf had Jezus betuigd: Ik zeg u, dat ik jdien met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders". Waar nu Jezus, zittende aan de tafel van het Fascha-maal, het Sacrament heeft ingesteld, en wel heefc ingesteld in den vormvan brood te eten en wijn te drinken, dat is, in het beeld van een maaltijd, kon het niet anders of zijn jongeren moesten het als een maaltijd opvatten en invoeren, tenzij door Jezus zelf iets gezegd was, waardoor Hij het Sacrament van den maaltijdvorm losmaakte. Doch juist dit heeft Jezus niet gedaan. Geen woord is, naar luid van het Evangelisch verhaal, van zijn lippen gekomen, waaruit blijkt, dat Jezus de instelling van den maaltijdsvorm heeft losgemaakt. Vooral het: rinkt allen daaruit, in bet meervoud en doelende op den rondgaanden beker, laat geen andere uitlegging toe, dan dat Jezus een broedermaaltijd, in den zin van het Pascha maal, maar uu doelende op zijn eigen offerande aan het kruis, gewild heeft. Iets wat bier niet gezegd wordt, alsof onder geen omstandigheid bet Sacrament anders dan aanzittende aan een tafel zou kunnen of mogen genoten worden. Dan zoudt ge het geestelijk karakter van het Sacrament te na komen'. Maar wel volgt er uit, dat de onder ons gangbare gewoonte om bet Heilig Avondmaal zittende om den disch te genieten, het best beantwoordt aan de ordinantie van de instelling. We kunnen onze kerken dan ook niet anders dan geluk wenschen met de keuze, die onze vaderen gedaan hebben.

Daar komt nog iets bij. Men kan ook afzonderlijk en in de eenzaamheid spijzen nuttigen, ieder op zich-zelf, elk persoon alleen; maar in het saam aanzitten schuilt toch een hoogere genieting. Bij blijde gebeurtenissen richt men een feestmaal aan. Zoo groote instellingen of vereenigingen een jaarfeest vieren, is het houden van een feestmaal van oudsher in zwang geweest, als voldoende aan de behoefte van ons menschelijk hart. Men voelt aan zulk een feestdisch de onderlinge saamhoorigheid, de geestelijke of vleeschelijke verwantschap, de betrekking die men op elkaar heeft, en de eenheid waarin men is saamgevoegd. In het leven strijd en worsteling, aan den feestdisch een gevoel van vrede en overwinning. De feestdisch bindt saam, vereenigt, en brengt op wat wijze ook zekeren vorm van liefde tot uiting. Het is heel ie s anders, of de rijke man iets van zijn tafel aan den armen Lazarus Iaat toereiken, dan wel of de goede den arme aan zijn tafel noodigt en aan zijn eigen disch laat aanzitten. En zoo is het ook in de Gemeente des Heeren. Ook als men brood en wijn elk afzonderlijk ontvangt, kan het Sacrament zijn werking doen, maar dan blijft het een Sacrament van een enkel geloovige, en wordt het niet het Sacrament der Gemeente. Het wezen, de eenheid, de samenhang der Gemeente kan niet tot uitdrukking komen, als het nemen van het Sacrament een daad van elk geloovige op zich-zelf blijft. En eerst als de onderscheiden geloovigen zich saam om één disch scharen, eten van één brood en drinken uit één drinkbeker, spreekt zich in dit saam aanzitten en saam genieten de eenheid van het mystieke Lichaam des Heeren uit. Zoo dikwijls ge buiten uw gezin aan een maaltijd met anderen aanzit, ontwaart ge dat er buiten uw gezinsleven een andere band is die u met hen saambindt. En zoo nu ook is het hier. Wie inet anderen, die noch tot zijn gezin noch tot zijn vriendenkring behooren, aan het Avondmaal aanzit, belijdt daarmee, dat hij met die anderen in gemeenschap verkeert, en juist het besef van die gemeenschap wijst op Christus. Niet gij vereenigt u, noch ook vereenigen die anderen zich met n, maar Christus is het die den band om uw aller hart slaat, en zoo in het Sacrament zelf de eenheid van zijn mystieke Lichaam tot uitdrukking brengt.

Dit is dan ook de onuitsprekelijke bekoring, die nog altoos van Leonardo da Vincis „Laatste Avondmaal" uitgaat, en u nog steeds weer aangrijpt zoo dikwijls ge in plechtige stilte de broeders en zusters aan een Avondmaaldisch ziet aanzitten en het brood en den wijn onder hen ziet rondgaan. Hier is meer dan 't schoon der poëzie; hierin uit zich een geestelijk schoon van hemelschen oorsprong; en wat machtigen indruk in een Kathedraal het opdragen van de offerande ook hebben moge, dien indruk geeft het u niet. Bij zulk opdragen van de' offerande staat ge op een afstand, hier leeft ge in meê.

Al begrijpen we, dat er practlsche bezwaren bestaan tegen de veelheid der tafels, waaraan de gemeente successievel^'k plaats neemt, omdat daardoor de Avondmaalsdienst soms uren duurt en het voor de leden, die gecommuniceerd hebben, moeilijk valt het einde van den dienst bi} te wonen, — toch mag dit practisch bezwaar ook o. i. er niet toe lelden om het aanzitten aan één disch daarom te laten vervallen. We hopen daarom, dat men ook in de Ned. Geref. Kerken in Zuid-Afrika weer tot het vroegere gebruik zal terugkeeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's

In de Nederduitsche Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's