Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ons Gereformeerd Theologisch

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons Gereformeerd Theologisch

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ons Gereformeerd Theologisch Tijdschrift wint in den laatsten tijd zichtbaar aan beteekenis en kracht.

Jaren lang was dit Tgdschrift, — het eenige dat van onze Gereformeerde predikanten uitgaat — niet gelukkig. Het suk kelde aan bloedarmoede. De kring der lezers bleef zeer beperkt. Een behoorlijk hono rarium kon aan de medewerkers niet worden uitgekeerd. Men worstelde met geldgebrek, en de belangstelling verflauwde, zoodat het Tgdschrift ten doode scheen opgeschreven.

Een groep van jongere predikanten heeft toen met groote toewijding en zelfopoi-fering de redactie op zich genomen en nieuw bloed in de aderen uitgestort. Ze weten door degelijke artikelen over actueele quaesties de belangstelling te prikkelen; het lezersaantal breidde zich weer uit; men rekende weer met wat in dit Tijdschrift geschreven werd; bovenal, er sprak uit dit Tijdschrift een warme sympathieke S toon, die weldadig aandeed en vertrouwen won. Al blijven we betreuren, dat voor de redactie alleen predikanten gekozen zijn, en al gelocven we, dat voor een Gereformeerd Theologisch Tgdschrift ook de medewerking had moeten verkregen worden van e onze Hoogleeraren aan de Theologische h School en de Vrge Universiteit, toch neemt D dit niet weg, dat we waardeering heb­ o en voor hetgeen dit Tijdschrift ons iedt, en gelooven, dat er kracht Jten goede an uitgaat voor ons kerkel^k leven. aarne willen we dan ook de aandacht nzer lezers op dit Tijdschrift nogmaals estigen en het aanbevelen inzonderheid an onze predikanten.

Mogen we daartoe ditmaal wijzen op het elangrijke artikel, dat Dr. Sillevis Smitt chreef over „Evangelist of Missionair Dieaar des Woords? " en waarin met groote ezadigdheid, maar tevens met afdoende rgumenten de bezwaren weerlegd worden, ie onze zendingsdienaar Ds. Van Dijk an Keboemen in datzelfde Tijdschrift had ingebracht tegen de positie, die in onze Kerken aan den missionairen Dienaar wordt toegekend. Of Ds. Van Dijk niet beter had gedaan met deze bezwaren eerst in te dienen bij de Kerk, die hem uitzond, en zoo het oordeel der Kerken uit te lokken, voordat hij die bezwaren openlijk in een Tijdschrift tot ieders kennis bracht, laten we thans in het midden. In elk geval was de zaak publiek behandeld, en Ds. Van Dijk had ongetwijfeld met groote zeggingskracht en talent zijn standpunt verdedigd. Kort saamgevat kwam zijn standpunt hierop neer, dat onze gereformeerde vaderen van Calvijn af zich vergist hadden, waar ze beweerden, dat het ambt van Evangelist behoorde tot de „buitengewone ambten", die alleen voor de Apostolische Kerk dienden. Volgens hem had dat ambt een blijvende beteekenis, moest daaronder de dienst des Woords onder de heidenen worden verstaan en was het dus meer dan tijd, dat onze Kerken dit ambt weer herstelden. Indien het hier nu alleen de vraag had gegolden, of onze missionaire dienaren des Woords voortaan den naam Evangelist zouden dragen, dan zou deze strijd zsker niet van zooveel bdang zijn geweest. Maar Ds. Van Dijk verbond daaraan zeer verstrekkende conclusies met betrekking tot de positie, die de missionnaire Dienaar des Woords heeft ten opzichte van de Kerk, die hem uitzendt, en de taak, die bij te verrichten heeft, en nam daarbij lijnrecht stelling tegenover hetgeen onze Kerken van de Synode van Middelburg af uit Gods Woord omtrent de ambtelijke positie van den zendingsdienaar hadden afgeleid. Was het standpunt van Ds. Van Dijk juist, dan bevonden onze Kerken zich op een dwaalspoor; was heel onze zendingsactie van een verkeerd beginsel uitgegaan, en zouden we hoe eer hoe beter de dusver gevolgde lijn moeten verlaten. En waar Ds. Van Dijk dit alles meende te kunnen gronden op Gods Woord, was het zeker wel noodig, dat deze argumenten, die volgens hem aan de Schrift waren ontleend, onderzocht werden, opdat de ongerustheid en onzekerheid, die door dize artikelen gewekt was, uit onze Kerken zou wijken.

We zijn daarom dankbaar, dat Dr. Sillevis Smitt, die door zijn proefschrift over de organisatie der eerste Christelgke Kerk zeker de meest aangewezen man was, om dit vraagstuk te behandelen, tegen Ds. Van Dijk in het krijt trad. Het uitvoerige en o. i. afdoende betoog hier over te nemen, dat Dr. Sillevis Smitt geleverd heeft om het standpunt van onze Gereformeerde vaderen en van on7e Gereformeerde Kerken ook in dezen tijd te handhaven, zou te veel plaatsruimte vorderen. We kunnen alleen onze lezers opwekken om dit artikel te lezen, ten einde daardoor in de overtuiging versterkt te worden, dat we in onze zendingsactie niet een dwaalweg zgn ingeslagen. Volkomen terecht wijst Dr. Sillevis Smitt er op, dat onze uitnemendste theologen van vroeger of later tijd van een voortdurend Evangelistenambt in den zin, waarin de Schrift dit ambt ons teekent, niets hebben willen weten, en dat onze Gereformeerde Kerken èn in haar Belijdenis èa in haar Kerkenorde geen andere ambten kennen, dan die van herders en leeraars, van ouderlingen en diakenen. Nu is het natuurlijk op zichzelf denkbaar, dat al onze Gereformeerde Schriftuitleggers, Dogmatici en Canonici zich vergist hebben en dat onze Belijdenis en Kerkenorde op dit punt herziening behoeven. Maar dan zou het pleit op zoo afdoende en voor geen tegenspraak vatbare gronden, aan de H. Schrift ontleend, gevoerd moeten zijn, dat iedere Gereformeerde daarvoor buigen moest. Dr. Sillevis Smitt heeft echter aangetoond, dat hiervan metterdaad geen sprake is en het ambt van Evangelist evenmin als dat van Apostel of Profeet tot de blgvende ambten in de Kerk behoort. Daarmede zijn dan ook vaiiz: lf de consequenties vervallen, die Ds. Van Dijk uit zijn voorstelling van het Evangelistenambt trok; waar het fundament niet deugde, kan ook de opbouw geen stand houden.

Aan Ds. Van Dijk, die in zgn conscientie zich bezwaard voelde en daardoor in dubbele moeilqkheid kwam, omdat hg zelf het ambt van missionnair Dienaar vervult, maken we er zeker geen verwijt van, dat hij zijn conscientie ontlastte door deze bezwaren uit te spreken. Maaf het dixi et salvavi animam moge thans ook hier gelden. We hopen van harte, dat deze in den vorm uiterst welwillende beantwoording van zijn bezwaren. Ds. Van Dijk moge overtuigd hebben van ongelijk en verder twistgeschrijf over dit punt moge gestaakt worden. Voor hem zelf zou het een uiterst moeilgke positie worden, wanneer hij in de meening volharden bleef, dat zijn ambtelijke positie niet deugt en met Gods Woord in strijd is. En aan de zendingsactie, die iu onze Kerken zoo krachtig opbloeide na de Middelburgsche ynode, zou een dergelijke twist alleen schade kunnen doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Ons Gereformeerd Theologisch

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's