Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JAARVERGADERING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JAARVERGADERING

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs : : op Ger& forineerden Grondslag : :

gehouden te Haarlem op 3 en 4 Inli.

Het is vele jaren geleden, sinds we te Haarlem vergaderden. De Noord-Hollandsche Hoofdstad, lieflijk gelegen aan den zoom der blonde duinen, wordt iu den regel niet voor vergaderingen gebruikt; doch onze Vereeniging heeft de gewoonte, om nu hier, dan daar in jaarvergadering saam te komen, en zoo werd thans Haarlem gekozen als plaats van bijeenkomst.

En de trek naar Haarlem was bijzonder groot j de belangstelling voor de jaarvergadering . sprak zeer duidelijk uit de groote menigte, die saamkwam. Amsterdam en Noord-Holland leverden reeds heel w»t menschen, maar ook uit de andere provincie a waren ze toegestroomd. Hoe groot de toeloop was, bleek reeds aan den vooravond van den dag der samenkomst, in het vriendelijk Kerkgebouw in de Ridderstraat, waar Ds. J. E, Goudappel van Utrecht optrad, als leider van de

URE DES GEBEDS.

n Nadat geiongen was Pdalm 8i : lo en 12 werd Psalm 123 voorgelezen, waarop Ds. Goudappel in gebed voorging. Na vervolgens te hebben doen zingen Ps. ri8 : 7 en 8, sprak de leeraar.

Saamgekomen tot een ure des gebeds voor r onze Vrije Universiteit zal onze smeeking zonder eenige waardij zijn, zoo ze niet opkomt uit de behoefce van ons hart. Ons inroepen van Gods zegen, ons gebed om's Heeren gunst over de stichting, die we liefhebben, kan veilig achterwege blijven, wanneer het er niet op ge richt is, hetgeen we van onzen God begeeren, ook te ontvangen. Immers, een ure des gebeds schenkt op zichzelf nog geen bevrediging. Neen, als we onze smeeking voor den Heere hebben uitgestort, dan moet onze ziel de verhooring harer bede stil verbeiden. Wij roepen tot den Heere, opdat Hij genadig het oor tot ons neien zou.

Daartoe moet het Woord, niet in breede ntvouwing en rijke toepassing, gelijk in de bediening des Woords, maar in gewijde bezieling ons opleiden. i

De nooden der Stichting, waarvoor wij biden zullen, moeten voor ons bewustzijn verevendigd. Helder moet het belang ons voor ogen staan, dat de eere Gods en het leven van 's Heeren gemeente heeft bij het voorwerp van ons gebed. De onmisbaarheid van Gods enade en hooge gunst, die alleen in al de G a z H h t ehoeften onzer Hoogeschool vervuUing kan w chenken, moet ons ingeprent. Pleiten mogen v e op 's Heeren barmhartigheid en trouw, waar­ c oor Hij nimmer laat varen de werken zijner e anden. Er ga door de werking des Heiligen g eestes kracht van ons bidden uit. Het kUmme o p tot voor Gods troon. Het dringe door tot n zijn Vaderbarte. Doch het keere tot ons d eder in de genadige verhooring van ons meeken.

In onze bede menge zich echter ook een oon van ootmoedigen dank. Immers, hoe rijk i eeft God de Heere ons niet reeds gezegend in de e niversiteit, die we op een biddend hart draen. Hij deed het stekje, trots allen tegenstand, o pwassen tot een boompje, 't Scheen soms, of ze in onbeduidende kracht spoedig versterven zon. Maar God heeft ze staande gehouden. Hij behield zijn werk in het leven.

Om leiding aan onze gedachten te geven, leer we ons hart in smeeking en gebed uitstortten voor 's Heeren troon, kiest spreker Psalm 124.

Een schoone Psalm, die 124ste t Wonderbaar heeft God zijn volk uit bang gevaar gered! In benarde omstandigheden heeft het verkeerd, 't dreigde te bezwijken. Ja, verzwolgen te worden voor altoos. Als een rivier, die buiten haar oevers getreden, de velden in korten tijd blank zet, zoo wierp de belager zich op Gods Israel. Gelijk een bergstroom in wilde vaart alles om verrukt en meesleurt, wat hij op zijn weg ontmoet, zoo dreigde de vijand heel Israël te verzwelgen en in zijn maalstroom te verdrinken, Maar zie... het doodsgevaar is afgewend. Jehova is tusschenbeide getreden. Zijn onverwinbre legermacht lag als een vurige muur rondom zijn volk. Daarom zingt Israël, als het in vrede naar zijn haardsteden weerkeert, dit Godverheerlijkend lied, dat zoo treffend begint en met zulk een krachtig geloofswootd sluit

Hoe zinrijk ligt ons in dezen Psalm de historie der stichting geteekend, waarvoor wij de aan spraakplaats van Gods heiligheid zoeken 1 Reeds in haar eerste optreden, klein van kracht en laatdunkend begroet, kon al haar hope slechts liggen in haar God. Straks moest zij de waar' deeting en steun nog derven van hen, die eerst meezongen in het koor harer vrienden, doch zich onttrokken zoodra het Gereformeerd be ginsel zich helderder ontplooide. Daar stond die teedere planting. Optredend met de pretentie, dat zij de waarheid bezat, die men elders verloor. Militant van karakter. Protesteerend tegen den geest, die op 's lands hooge scholen zijn stempel drukte. Een conscientie-kreet van het volk dezer landen, dat nog aan den levenden God, ook op wetenschappelijk terrein, weuschte hulde te bieden.

Is het wonder, dat haar van meetaf de oorlog werd verklaard? Eu dook in dien strijd de aloude worsteling niet op, die sinds 's menschen val in zonde tusschen het licht en de duisternis, lusschen Bizans berg en Sions heuvel gevoerd werd? Naar menscheiijken maatstaf een geheel ongelijke kamp. Geldt dan niet van haar optreden af: zonder Jehova zouden wij vergaan ïijnl „Ten ware de Heere, die bij ons geweest is, zegge nu Israel."

Doch meer nog in haar hooge roeping en uitnemende taak komt haar machteloosheid en (wakheid in zichzelve uit. Immers, zij heeft in tegenstelling met de wijsheid déier eeuw, de wetenschap te beoefenen bij het licht van Gods Woord. Zij is geroepen, op het fundament der openbaring Gods, een geheel nieuwe, Christelijke wetenschap te bouwen. Haar ideaal is, de ordinantiën Gods voor elk terrein des levens op te sporen en daarmede heel het wijdvertakte menschelijk saamleven te zegenen. Zij wilgezin en school, Kerk en Staat, volk en maatschappij, handel en kunst, bestralen met het licht van bet Goddelijk Woord. Buiten Jehova ook op dit punt geen hope en verwachting, geen sterkte of vermogen.

De Vereen, vóór Hooger Onderwijs op Geref. grondslag mag ecnter met Israël van den ouden dag getuigen: De Heere is bij ons geweest 1 Hl] toog voor ons aangezicht henen! Hij wierp den vijand in zijn stormloop terneer! Ware Hij niet aan de spitse getreden, wij zouden vergaan tijn. „Ten ware de Heere, die bij ons geweest is als de menschen tegen ons opstonden, zoo zouden zij ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak."

Sinds het Rationalisme, dat de menschelijke rede boven de Openbaring Gods stelt, een macht werd, stond de ofhcieele wetenschap der lands-hoogescholen bijna eenstemmig tegenover de wetenschap, die bij de erkentenis Gods leeft. Ze zoekt haar kracht en bloei in de verwerping der ordinantiëa Gods. Mocht het volk, dat uit den Christus en bij het Woord leeft, zich op universitair terrein zich dan duurzaam mengen met de kindeten eens anderen geestes? Gaapte er dan geen onoverbrugbare klove in de beginselen, waarin men zijn uitgangspunt koos? Zouden ons die wateren dan niet ovetstroomen ? Eischt het werk der wedergeboorte, dat den éen innerlijk anders doet bestaan dan zijn broeder, dat een anderen inhoud uit lijn bewustzijn opdoemen laat, dat hem anders stelt tegenover de wereld der zienlijke en der onzienlijke dingen, dat hem een andere aandrift schenkt, dan geen tweeërlei wetenschap en cweeërlei school? Zonder dat zou „een stroom over onze zielen gegaan zijn".

Het ongeloof tracht God den Almachtige, den Schepper des hemels en der Aarde en , Jezus Christus, Zijn eeniggeboren Zoon, van net tooneel van staat en maatschappij, uit de school en van de erve der wetenschap, ja zoo mogelijk zelfs uit zijn eigen Kerk te bannen. Het houdt het monopolie der wetenschappelijkheid met hand en tand vast. Het bestrijdt heel ons bestaansrecht. Het wraakt ons optreden, als het in 't leven roepen van een vahche antithese.

Zonder de school van wetenschappen, waarmee Gods ontferming zijn volk in deze landen verrijkt heefc, zou de verkankering van heel ons volksleven ongebreideld voortgegaan zijn. „Zoo zonden ons de wateren ovetloopen hebben, een stroom zoude over onze ziele gegaan zijn; zoo zouden de stoute wateren over onze ziele gegaan zijn".

Gode zij loft In die eenige Universiteit met den Bijbel is ons een banier opgeworpen vanwege de waarheid. Voor haar kostelijk bezit danken we onzen God. Haar te bouwen en te steunen, voor haar bij Gods troon te worstelen in gebed en smeeking, is onze heerlijke taak. Schoon klein van kracht, werpt zij zich nochtans n den vollen stroom van het menschelijk leven. od heeft ons ruimte gemaakt, sinds de hand an den ploeg werd geslagen. Ook in dit opicht heeft Hij ons „uit het diensthuis uitgeleid". ij schonk ons in die school een dam tegen et voortwoekerend ongeloof en een beschutting egen den naderenden socialistischen storm.

Ja, trots kleine kracht en felle bestrijding, ies zij onder den druk, steeg haar budget, ermeerderden haar katheders, klom haar disipelen-tal. Er werden haar wel netten gespreid n strikken gespannen, maar: „De Heere zij eloofd, die ons in hunne tanden niet heeft vergegeven tot een roof. Onze ziel is ontkomen een vogel uit den strik der vogelvangers; e strik is gebroken en wij zijn ontkomen."

Doch nu moeten we voort I Hoe dankbaar we ook zijn voor wat God reeds schonk, het deaal is nog niet bereikt. Met allen ernst moet r naar uitbreiding gestreefd. De bestaande faculteiten moeten gesterkt en bevestigd. Maar ok moet er een heilige geestdrift opwaken om te geraken tot een volgroeide Hoogeschool, die op elk gebied van wetenschap de Gereformeerde beginselen bepleit. Daartoe moet ze door de liefde van 0/het Gereformeerde volk worden gedragen. Er moet voor baar gebeden en geofferd. De wacht bij het beginsel moet betrokken, opdat geen afwijking haar innerlijke levenskracht verflauwen doe.

O, de bezwaren zijn machtig vele, doch het geloof maakt bergen vlak en zeeta droog. Daarom zij al onze verwachting en hope, onze kracht en moed, onze geestdrift en veerkracht saamgevat in het slotwoord van dezen Psalm: „Onze hulpe is in den name des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft."

Dat is de betuiging des vertrouwens, die voor de toekomst der Vrije Univ. uit ons hartenaar boven klimt. Met dat Woord erkent ze eigen machteloosheid, belijdt ze haar diepe afhankelijkheid, staat ze in haar onverwinbre kracht.

Op dien Naam van Jehova mogen we de nooden en zórgen onzer Hoogeschool gerustelijk neerleggen. Hij is het, die hemel en aarde schiep, die over al wat leeft en bestaat, absoluut gezag oefent. Wij mogen bidden voor deze Stichting, want wij weten, dat zij Gods zake in de machtige wereld van het denken bepleit en voor 's Heeren eere in ons volksleven opkomt. Wij moeien het doen, want ach haar kracht is zoo gering en haar wetenschappelijk vermogen zoo klein, in vergelijking met den ongeloofelijk zwaren eisch haar gesteld. Tot Wien anders zou onze toevlucht, van Wien anders onze verwachting zijn, in Wien anders ome hulpe staan, dan in den Naam van Hem, die hemel en aarde schiep

Houdt aan bij Gods troon vóór haar Professoren, opdat zij door de grootsche gedachte worden bezield, de wetenschap te heroveren voor den Cbristus Gods; voor haar Studenten, opdat zij door de vreeze des Heeren, het be ginsel der wijsheid, worden geleid.

In het gebed van Gods volk ligt voor deze Stichting de kracht. Zoolang die smeeking niet veiA/iuwt, zal God haar stellen tot een eere van Zijn heiligen Naam en tot een heerlijken zsgen voor volk en vaderland.

Met groote belangstelling had de schare geluisterd naar het bezielende woord. Gezongen werd Ps. ra3 : i; daarop droeg Ds. Goudappel de belangen der Vereeniging en harer stichting den Heere op. Nadat tenslotte Ps. 66 : ro gezongen was, verliet de schare het kerkgebouw.

Electrische trams stonden, door de goede zorge der Regelingscommissie, gereed om de vrienden en begunstigers der Vereeniging naar het Brongebouw te brengen, dat vriendelijk verscholen ligt in het groen van de Haarlemmerhout. Op de terrassen en in den tuin werden de gasten hartelijk ontvangen door de Regelingscommissie en waren daar tot laat in den avond gezellig bijeen, genietende van het schoonste zomerweder, dat men zich wenschen kan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1912

De Heraut | 4 Pagina's

JAARVERGADERING

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1912

De Heraut | 4 Pagina's