Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de Voleinding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Voleinding.

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXVIII.

DERDE RKEKS.

V.

En aan een iegelijk werden lange witte kleederen gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog eenen kleinen tijd rusten zouden, totdat ook hunne mededienstknechten en hunne broeders zouden vervuld zijn, die gedood zouden worden gelijk als zij. Openbaring 6 : ii.

Oe tweeerlei reeks van schgnbaar tegenstrijdige verklaringen die de Schrift ons omtrent Jezus' Wederkomst geeft, is dan nu door wat we aanvoerden, in overeenstemming gebraciit. Ons bleek, dat de Wederkomst des Heeren niet betioort tot de gebeurtenissen die uit het proces der historie voortvloeien, op zichzelf staat, en zich, bezien onder het gezichtspunt der eeuwigheid, rechtstreeks aansluit aan de Hemelvaart. De Wederkomst des Heeren wordt niet bepaald door wat op deze aarde voorvalt, maar komt uit de hemelen. Ze volgt daarom niet de tijdsorde van de historie dezer wereld, maar hoort thuis in een geheel andere orde van gebeurtenissen, die gevormd wordt door het ingrijpen van God Almachtig in den gang der aardsche gebeurtenissen. Gevolg hiervan is, dat, op welk punt ook intredend, die Wederkomst de aardsche orde der tUngen verbreekt, er plotseling insn^dt, en, wanneer ook komend, altoos geheel onverwacht zal intreden. En hiertegenover staat dan het proces van de ontwikkeling der dingen in de aardsche historie, die een geheel eigen loop volgt, en waarvan niemand op aarde weet, en zelfs geen engel, ja Christus zelf ons niet zeggen kan, wanneer deze zal worden afgebroken. In deze tweede reeks van gebeurtenissen geldt alzoo de wet van oorzaak en gevolg, het één komt uit het ander voort, en dit proces, dat nu reeds bijna twee duizend jaren doorging, kan nogmaals honderden van jaren duren, ja, zoo het niet door een machtsdaad Gods afgebroken werd, zou het eindeloos doorgaan. Hieruit nu wordt het conflict tusschen beide reeksen en beider volgorde geboren. De aardsche reeks van het proces der dingen zou, ongestoord, steeds rustig doorgaan en aldoor nieuwe toestanden in het leven roepen. Maar die reeks zal niet doorgaan. De profetie strekt juist om ons te doen weten, ten eerste, dat deze reeks onverwacht en plotseling zal worden afgebroken; dat ze zal ophouden; dat ze te niet zal gedaan worden ; en ten andere om ons te zeggen, dat deze afbreking zal komen door de Parousie. Van eeuw tot eeuw leefde derhalve de Kerk van Christus onder tweeërlei motief. Ten eerste, dat het proces van haar eigen leven doorging, iets wat eeuwen kon nemen, en ten andere dat uit heel andere oorzaak, en alleen door een wilsdaad Gods, dat proces zou beëindigd worden, zonder dat het voor ons aanwQsbaar was, waarom die plotselinge af breking van het proces door hetgeen van uit de hemelen zou ingrijpen, zoolang toefde en toch tenslotte op een bepaald punt des tijds, dat Gode alleen bekend is, zal intreden.

De terugslag op het gemoedsleven, of wilt ge op het geloofsleven, in de Kerk van Christus kan uit dien hoofde niet anders dan tweesoortig zijn. Eenerzijds had al wie tot de Kerk van Christus behoorde, al de dagen zijns levens voort te arbeiden, als zou het proces, waarin ook hig was o{^enomen, niet dan lang na zijn dood het einde tegemoet gaan, en toch moest ander^gds de stemming van het ziekleven toch weer door zulk een nauwe aansluiting aan Christus beheerscht worden, dat de Kerk steeds naar Jezus Wederkomst uitzag, ze steeds inwachtte, haar eiken dag, ja zich elk oogenblik als mogelijk dacht, en juist hierop de hope levendig hield. De Kerk mocht denken noch zeggen: „Onze Koning kan heden wederkomen, dus staken we heden den arbeid", maar heeft eiken dag zich van haar veelz^digen plicht te kwijten, als ware er van aflating van het proces ganschel^k geen sprake. Maar toch ook van den anderen kant mag de Kerk zich nooit in die mate in aardsche plichtsbetrachting verwikkelen, dat ze de Wederkomst van Christus, als iets waar toch geen gissen op valt, steeds in onbekende toekomst van zich af zou schuiven. Beide gewaarwordingen moeten in het religieus besef van Christus' Kerk steeds saamgaan: ze moet zoo vol^verig sijn in plichtsbetrachting als ging het proces rusteloos door, en toch onder die plichtsbetrachting hoofd en hart steeds zoo levens dig in het hemelsche doen Inleven, dat het haar te moede is, ab zou eiken dag de Wederkomst van Jezus haar overvalles.

Nu is dit intusschen meer gevorderd dan het gewone leven der Kerk ons kan aanbrengen. Beide levensgedachten wieken zoozeer van elkaar af en staan zelfs zoozeer tegen elkander over, dat de ééne telkens de andere dreigt te verdringen. Leeft iemand sterk in de verwachting der Parousie, de ervaring heeft 't steeds geleerd, dan neigt h^ er vanzelf toe om zich min of meer aan het gewone leven te onttrekken. Talloos zi^n dan ook de voorbeelden, die men uit de geschiedenis derSectenkan aanvoeren, om te doen zien, hoe een te eenzijdig zich bezighouden met het onverwachte en plotselinge van Jezus wederkomst, de veerkracht van het gewone leven verslappen doet. En evenzoo toont de gewone historie der Christel^ke Kerk anderzijds weer op even afdoende wijze, hoe een ingaan in de gewone plichtsbetrachting ten slotte heel de verwachting van Jezus wederkomst doet uitsterven. Vooral in d eKerk der Middeneeuwen was dit, except één enkele periode, regel. En ook onder ons heeft dit nog steeds zoo nagewerkt, dat verreweg de meeste geloovigen onder ons van dag tot dag en van week tot week voortleven en voortarbeiden, zonder dat de gedachte: Van daag, van morgen, van middag kan de Christus op de wolken komen, ook maar één oogenblik postvat. Als men in de Schrift weer eens gelezen heeft wat Christus zelf en de apostelen over dit plotseling karakter van Jezus wederkomst meldden; als we er eens weer een predicatie over hebben gehoord; of als een der Latterday saints er onze aandacht weer eens op ves tigt, dan, ja, begint de Parousie weer zekere plaats in onze gedachten in te nemen. Maar lang houdt dit niet aan, en na korte w^le leeft men weer voort, als sprak het vanzelf en als ware het uitgemaakt, dat wij althans de Wederkomst des Heeren niet beleven zouden. Het feit ligt er alzoo toe, dat beide gewaarwordingen: die van den duur van Christus' Kerk en die van Christus' plotselinge Wederkomst, zoo uiterst moeilijk beiden tegelijk in ons kunnen postvatten. En vandaar dan ook de str^d, die op dit punt telkens en telkens weer onder de Christenen uitbrak. Schier altoos het groote lichaam der Kerk dat de Parousie vergat, en daartegenover kleine sectaire groepen die er het één en al in zochten.

Hiertegen bood nu de loop der historie een vanzelf opkomend correctief. Ia de historie der Kerk van Christus volgde steeds drieërlei periode de ééne na de andere. Er zgn perioden van vervolging en druk, er zijn perioden van zeldzamen bloei, en er zijn in de derde plaats perioden, waarin de vervolgiog uitblijft, maar toch ook van bij zonderen bloei geen sprake kan zijn. Veelal komt eerst de vervolging, daarna en daardoor de bloei, en dan het inslapen op de lauweren en daarna verslapping en onaandoenlijkheid. Nu was het alleszins noodzakelijk, dat in het Nieuwe Testament allereerst gerekend werd met de periode van het kruis. Er viel niet aan te twijfelen, of vooral in haar eerstie optreden zou de Kerk belangrijk van druk en vervolging te lijden hebben, en met het oog op die periode heeft èn de Christus zelf èn hebben na hem zijn apostelen de Kerken zeer scherp en praecieselijk gewezen op de Parousie, omdat het juist alleen de verwachting der Parousie was, die onder het zware kruis den geloofsmoed kon stasnde houden. Vooral de Openbaring van Johannes dankt daaraan zelfs haar ontstaan. Ge voelt het bij het lezen van dit wondere Apocalyptische boek schier op elke bladzöde, het gaat om dood en leven met Christus Kerk, en de Wederkomst van den Christus beheerscht geheel de denkwereld, die in dit boek aan de orde komt. Maar toch moet de Kerk ook van den anderen kant voorbereid worden op den zwaren gang, dien ze in het proces der eeuwen kon te volbrengen hebben. Vandaar de waarschuwing aan de Kerk van Christus om niet door de verwachting der Parousie zich van haar roeping in het leven te laten afhouden. Het sterkst komt dit uit in wat Paulus aan de Kerk van Thessalonica schreef, een vermaan tot beraad in de eerste verzen van het tweede hoofdstuk uit z^n tweeden brief. Zelfs eenigszins plechtigl^k heet het daar: „W^* bidden u, broeders, door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus en onze toevergadering tot Hem, dat gij niet haastiglijk bewogen'wordt van verstand of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief, alsof de dag van Christus aanstaande ware. Dat u niemand verleide op eenigerlei w^ze. Want die dag komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard 9^ de mensch der zonde, de zoon des verderfs". Geheel 't zelfde vindt ge bg Petrus, die de spotters op de kaak stelt, welke in hun ongeloof er lust aan hebben, om de Kerk te ontmoedigen door haar toe te roepen, dat de belofte van Jezus' Wederkomst ten eenenmale ijdel blijkt, daar er nu reeds zooveel jaren verloopen zgn, en dat toch het eerste geslacht van de vaderen reeds heenstierf, zonder dat er iets gebeurde, zoodat ook nu alle dingen bleven zooals ze waren, Iets wat Petrus dan ondervangt door op tweeërlei te w^'zen, ten eerste daarop dat b^ de Parousie naar de orde van de eeuwigheid te rekenen valt, want dat duizend jaar bi^ den Heere zijn als één dag; en ten tweede, dat dit uitstel van de belofte een doel heeft, namelijk om te voorkomen, dat ook maar één tdtverkorene verloren zon gaan. Tot zelfs op Pathmos wordt op dit uitstel van de Parousie nadruk gelegd, met name in het 6e hoofdstuk, als het 5e zegel geopend wordt, en onder het groote altaar de zielen zich verdringen van hen die gedood waren om het Woord Gods. Deze martelaren riepen toen Christus aan, om de Parousie toch te verhaasten. Zy toch riepen met groote stemme: „Hoelang, o. Heilige en Waarachtige Heerscher, wreekt G^ ons bloed niet van degenen die op aarde wonen!" Een roepen waarop hun geantwoord werd, dat het nog de ure niet was, en „dat ze nog een kleinen tijd wachten moesten, totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders zouden vervuld zijn, die gedood zouden worden gelijk als z^." Alzoo altoos het tweeërlei vermaan, naar gelang de toestand van Christus Kerk op aarde zich voordeed. Nooit wordt afgelaten van de aankondiging van het plotseling en onverwacht karakter dat Jezus' wederkomst kenmerken zou. Veeleer blijft dit steeds op den voorgrond staan. Zelfs als Petrus de Eerk vermaant om geduld te oefenen, voegt li^' er aanstonds bi^ : „Want de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht." Het bij nacht inbreken van den dief blijft steeds het beeld, dat ons het onverwachte van de Parousie voor oogen moet stellen. Maar het vermaan gaat voorts op en neer naar de gelegenheid die zich in het leven der Kerk voordoet. Gaat de Kerk onder zware vervolging gebukt, dan heet het: Zie, de ti^d, ja zelfs de ure is nabij, of ook: Zie, Ik kom haastelijk. Is het daarentegen, dat een te eenzQdig hierin opgaan de Kerk slap zou maken in de vervulling van haar aardsche roeping, dan komt omgekeerd het vermaan, om te rekenen met zooveel dat nog aan Jezus' wederkomst kan of zal moeten voorafgaan. En de verwarrii^g, die uit dit tweeërlei vermaan voor ons vaak geboren wordt, dankt alleen hieraan haar oorsprong, dat dit tweeërlei vermaan, dat berekend is op tweeërlei geheel uiteenloopende toestanden, in de Schrift die we kzen, bijeengevoegd is, zonder dat onderscheidenlgk op den toestand waarin wg verkeeren, door ons genoegzaam gelet wordt. Dit kan de lezing van de Schrift niet uitwerken, maar dit moet wel de prediking van het Woord teweegbrengen. Naar de toestanden en de gelegenheden z^n, moet de Dienst des Woords het ééne of het andere op den voorgrond schuiven. Hetz^ de prediker uit de orde van het eeuwige, hetzij hij uit de orde van het tijdelijke spreekt, in beide ligt een element van waarheid, en aan beide moet in het geloofsbewustzgn van Gods kinderen een plaats worden Ingeruimd. Ook een iegelijk ouzsr heeft te arbeiden en te ijveren, als zou er vóór z^n sterven toch niets van een Parousie komen, en toch moet elk onzer in zoo gestage gemeenschap en omgang met zijn verhoogden Heiland verkeeren en leven, dat h^ dwepen blijft met de verwachting van wat nog bij zijn leven te komen staat.

' Valt hiermee het tegenstrijdige, waarop men vaak met zooveel voorliefde gewezen heeft, ganschel^k weg, dan zij er hier toch opzettelijk op gewezen, dat de Heere Christus zelf In zgn groote rede over de Voleinding der dingen even stellig beide elementen opnam en tot hun recht deed komen. Deze rede van Jezus is ons door drie Evangelisten meegedeeld, zoodat we haar vinden In Mattheus 24, In Markus 13 en In Lukas 25 : 5 v.v. Zonder overdriving mag dus gezegd, dat onder Gods liestel onze aandacht zeer b^zonderli^k op deze rede gevestigd is. Leest en herleest men nu dit breed opgezette woord van onzen Heiland, en merkt men op zijn onderscheiden sa& mstellende deelen, dan kan men zich niet aan den indruk onttrekken, dat ook In deze rede de tweeërlei voorstelling gedurig af wisselt. Het is volstrekt niet zoo, alsof Jezus in deze merkwaardige rede de aandacht der zijnen alleen en uitsluitend op z^'n toekomstig en spoedig verschenen op de wolken des hemels vestigt. Veeleer wordt wie van v«r« tQt ver9 voortleest, «r telkens door getroffen, hoe gedurig voor deze ver wachting van hetgeen plotseling eens te gebeuren staat, de heenwijzing wordt ingeschoven van allerlei gebeurtenissen, die nog zullen voorafgaan. Zeer onderscheidenl^k worden we in deze rede eenerzgds verwezen na de eens plotseling Intredende Parousie, maar ook anderz^ds naar tal van groote dingen die aan de Parousie zullen moeten voorafgaan. En juist nu In verband met dit tweeledig karakter van den inhoud Is het zoo opmerkelijk, dat aan het plotseling karakter van de Parousie niets wordt te kort gedaan, en dat toch het naderen van deze toekomst geheel in het onbepaalde voor ons wordt weggeschoven. Immers we lezen, dat het komen van den Christus z^n zal plotseling en snel als een bliksem. „Gelijk de bliksem uitgaat van het Oosten en schijnt tot in het Westen, alzoo zal ook de toekomst van den Zoon des menschen zgu. Zijn teeken zal in den hemel verschijnen. En dan zal 't einde z^n". Zoo plotseling zelfs wordt die komst van Jezus ons voorgesteld, dat wie op het dak zd zijn (d.w.z. die gezeten is op het platte dak, dat in het Oosten elk huis heeft, en waar men veelal huisde) zelfs de trap niet eens behoefde af te komen om nog Iets weg te bergen, en dat wie buitenshuis aan zijn werk is, niet meer naar zijn huis moest terug te keeren, om andere kleederen aan te trekken. Op eens, zonder eenig uitstel, toch zal de verschijning van den Heere uit den hemel intreden. Op een oogenblik dat niemand er op verdacht is, en dat de komst des Heeren zich door niets heeft aangekondigd, zal op eenmaal de Zoon des menschen op de wolken des hemels komen, en wel zoo, dat z^n komst heel de wereld zoo zal aangrijpen, dat al de geslachten der aarde zullen weenen. Maar terwijl dit zoo stellig, zoo zeker, zoo beslist en zoo levendig door Jezus op den voorgrond wordt geplaatst, wordt het ons in dezelfde rede aangekondigd, dat eerst bet evangelie des Koninkri^ks in de geheele wereld zil moeten gepredikt worden; iets waarbij men, om den duur te berekenen, natuurlijk te rekenen heeft met de zeer gebrekkige middelen van verkeer en communicatie waarover men in die dagen beschikte. Niet minder stellig kondigt Jezus het ons aan, dat aan zijn Wederkomst ontzettende gebeurtenissen zullen voorafgaan. De Christus zal eerst een Gemeente onder alle volken hebben. Onder alle volken zal men die Gemeente van den Christus verdrukken. Er zullen machtige oorlogen uitbreken over heel de wereld. Maar nog zal het einde er niet zijn, want behalve die oorlogen zullen er elementaire rampspoeden allerwegen uitbreken. Doch ook dit zal het einde nog niet brengen. Veeleer zal dit alles nog slechts „een beginsel der smarten" zijn. Dan toch zal een heel^ ander gevaar voor de Gemeente des Heeren opkomen, hierin bestaande, dat zijn Kerk zelve door valsche, onheilige elementen verontrust wordt. Valsche Christussen zelfs zullen opstaan, en valsche pro feten zullen er velen verleiden, en in het eind zal de gruwel der verwoesting gezien worden in de vervulling van wat reeds Daniël profeteerde, en wat Paulus aankondigde ais de komst van den zoon des verderfs in den „mensch der zonde". Zoo ziet men, dat er geen quaestie van is, alsof in de rede van Jezus over de Voleinding eeniglijk op het plotseling karakter van zQn komst was gewezen. Ook indieallesbeheerschende rede van Jezus, waarop natuurlijk later door ons wordt teruggekomen, nemen de beide elementen waarop we wezen, elk hun eigen plaats in. Niet zoo half en half, maar kras en overduidelijk worden de beide elementen ook In deze rede aan de orde gesteld, en ook hier valt de nadruk zoowel op het onverwachte en plotselinge van Jezus wederkomst, als op de ontzettende gebeurtenissen die aan de Parousie zuilen voorafgaan. En als dan de discipelen, hierdoor in verwarring geraakt, aan Jezus vragen ; „Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teeken van uw toekomst en van de Voleinding der wereld zqn.'", dan wgst Jezus elke nadere bepaling met beslistheid af. Deze nadere t)epaling hangt eeniglijk aan Gods raadstwsluit, en zelfs de Zoon belijdt hier zijn eigen onkunde. Van die ure weet niemand. Ook niet de Zoon.

Hierop moest zoo tot in b^zonderheden worden gewezen, omdat de geloovigen, door het breed uitmeten van het tegenstr^dige dat zich hier voordoet, zoo telkens worden verontrust. Hiertegen toch baat slechts één verweermiddel. Het moet duidelijk voor oogen worden gesteld, dat dlttegenstr^dige ongetw^feld aanwezig is, maar dat dit niet door evangelisten of apostelen is uitgedacht, doch door Jezus zelf in z^n rgke openbaring over de Voleinding ons zoo is over' geleverd, es wel ons In dien vorm Is voor­ gesteld om duidelijk te doen uitkomen, dat we hier eenerzijds te doen hadden met wat het merk der eeuwigheid draagt, en anderzijds met gebeurtenissen, die uit het proces der aardsche dingen opkwamen. De tegenstgdigheid nu tusschen het eeuwige en het tijdelijke beheerscht geheel onze geloofsovertuiging. Het eindige en oneindige kunnen w§ nooit Ineenschakelen, en hetzij we aan de schepping, hetzij we aan het einde denken, of ook zoo we ziel en lichaam, het geestel^ke en stofTel^ke, het zienlijke en onzienl^ke met elkander in verband brengen, altoos stuiten we op dezelfde tegenstrijdigheid. Nooit is dit tegenstr^dige dan ook op te lossen. En dit en dit alleen Is de oorzaaic, dat ook bij de Voleinding, evenals bij de Schepping, hetgeen uit de orde der eeuwigheid komt, voor ons twsef In tegenspraak geraakt met hetgeen uit de orde van het tijdel^k proces zal voortvloeien. Ons verstand, ons denken, ons bewustzijn is te beperkt en te klein, om deze beide elementen In hun eenheid te doorgronden. Dat kan niet de mensch, maar God alleen. En aan ons bl^ft niet anders over dan ze in het geloof te aanvaarden. Niet hetgeen de meesten „wetenschap" noemen, alleen het geloof ontsteekt ook op dit punt voor ons het licht waarb^ we wandelen zullen.

Doch hieruit volgt dan ook, dat de wederkomst des Heeren niet geacht mag worden uit het proces der dingen vanzelf voort te vloeien, maar steeds is te verstaan en op te vatten als een gebeurtenis, die den gang, het proces der aardsche dingen afbreekt, iets geheel nieuws poneert, en niet uit het t^del^ke, maar uit het eeuwige opkomt, of kort gezegd, geheel in de rubriek van dt wonderen die God alleen werkt, thuishoort. Niet de wet van oorzaak en gevolg, alleen Gods almachtigheid is lüer de grond, waaruit het allesbeheerschende feit der Parousie zich verklaren laat. Geeft men dit niet toe, dan kan er van het plotselinge en onverwachte in de Parousie geen sprake z^n, en zou het beeld van den dief in den nacht met alle beslistheid moeten worden afgewezen. Wat uit het gewone proces der dingen opkomt, volgt den natuurlijken weg en verklaart zich uit wat er In het verleden achter ligt. En toch Is het juist dit, waarin de heretische theologie steeds meer vervallen is. Zeker, ook die philosophisch getinte theologie acht niet dat de Hemelvaart van Jezus het laatste is wat van Hem gemerkt zal worden, maar dat latere zal, als gevolg uit voorafgaande oorzaken, vanzelf voortkomen uit den gang van het Christendom door de wereld. Men stelt het u dan voor, dat gaandeweg heel de wereld zal gekerstend worden; dat nu wel niet het dogmatisch beladen, maar dan toch de geest der Christelijke religie, de geest van liefde en barmhartigheid en toewijding allengs den geest van alle volken tot hooger standpunt zal opvoeren; dat op die w^s de gestalte van den Christus steeds meer In de z^nen en straks In heel het leven der menschheid uit zal komen; en dat, hoemeer Christus door z^n geest onder menschen heerschen gaat, hg steeds meer In ons geslacht zal Inleven, tot men in het eind beeldspreukig zal kunnen zeggen, dat de Christus alle menschel^k leven bezielt en alzoo in veel r^ker zin nog dan bijBethlehem als redder tot ons geslacht weder is gekomen.

Geheel deze voorstelling nu komt op niets anders neer, dan dat het proces der heilige dingen doorgaat, dat de geest van Christus in dat proces wordt opgenomen, en dat van lieverlede die geest van Jezus steeds meer heel het proces beheerschen zal. Van een eigenlijke wederkomst is er dan geen sprake. Van een komst op de wolken mag niet meer gerept worden. Nog van een verschoning van Jezus in z^n verheerlijkt lichaam te gews^en, geldt dan voor pure fantasie. Met andere woorden, de Parousie wordt dan geheel te niet gedaan. Men speelt met woorden. Immers van alles wat Jezus zelf of van wat z^n apostelen over zgn Wederkomst getuigd hebben, komt dan toch niets. Philosophische beschouwing neemt de plaats der Openbaring In. En voor een hoofdstuk over de Voleinding Is in de Christel^ke twlijdenls geen plaats meer.

Juist daarom hangt er zoo alles aan, of men zonder omwegen erkent en bel^dt de Wederkomst des Heeren op de wolken des hemels te verwachten, niet als Iets dat vanzelf uit het proces der dingen voort zal komen, maar als een geheel eigen machtsdaad Gods; een wonderdaad In den vollen zin des woords, waardoor de almachtige God in het proces der Schepping zal ingrijpen, om een einde aan den toestand te maken, en alzoo de Voleinding te doen ingaan, We zeggen daarom niet, dat degeleldelpe ontwikkeling van het historisch proces, met het oog op die wonderdaad, niet haar zeer ernsüge t^eteekenii beeft. Van het proc«

in de starrenwereld spreekt Jezus zelf en S etqigt de Openbaring van Johannes. Van et proces in de historie der volken getuigt Jezus en getuigen z'qn zendboden. Van de atr^d dien het Evangelie te weeg zal brengen, wordt ons niets verheeld. Om het volle beeld der Voleinding in ons bewustz^n af te drukken, kan niet één element uit het groote proces opzij worden geschoven. Ook de Voleinding heeft haar samenhang met het begin en haar voorbereiding voor het einde. Maar hoofdzaak blijft, dat de Parousie bij het proces bijkomt, het doorbreekt en het beëindigt, en dat er vaneen inschakelen van de Parousie in het proces iself geen oogenblik sprake mag zijn.

En dit nu ziet weer terug op de breuke, die in het Paradijs reeds in het groote Scheppingsproces geslagen is. De Parousie staat daarom in rechtstreeksch verband met den val Ia zonde en met den dood en den vloek, die uit de zonde is voortgekomen. Was er geen stoornis en geen breuke in het proces in den aanvang geweest, zoo zou er ook geen breuke in het proces bij de Voleinding staan te komen. Gods werk in de Schepping was t/< ; /maakt. Ware dit volmaakte werk niet demonisch ontredderd, er sou nooit een zondeval onder ons, en zoo evenmin ooit een komst of wondere wederkomst van Christus ten besluite z^n gekomen. Zonder breuke in de Engelenwereld en zonder breuke in de menschenwereld, zou het proces stil en rustig z^n doorgegaan. Nu daarentegen die breuke heel het leven in de Engelenwereld verstoorde, en de demonische Inwerking op ons geslacht geheel het normale proces van ons menschelijk leven in zonde en dood heeft afgebroken, nu kon ook de Voleinding niet een normale afloop van het levensproces zgn, maar moest ook hier de breuke komen die het froces verstoorde, om door die tweede breuke teniet te doen wat de eerste breuke tegen God had durven bestaan. Het komt er hier dus op aan, om In die eerste breuke dieper in te dringen. Alleen de val in de engelenwereld, en de val, die hiervan het gevolg was in de menschenwereld, in verband met den dood en den vloek die er uit voortkwamen, stelt de Wederkomst des Heeren en de Voleinding In het juiste licht. Het is de eerste breuke in het proces, die de tweede breuke noodzakelijk heeft gemaakt. Alleen wat in het Paradijs voorviel, verklaart de Parousie.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Voleinding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1912

De Heraut | 4 Pagina's