Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Mitsgaders hunne kinderen na hen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Mitsgaders hunne kinderen na hen”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Ik xal hun ecnerlei hart en eeoerlei weg s^ven, om Mij te vreeien alle de dagen, hun ten goede, mitsgaders hunnen kinderen na hen. Jeremia 32 : 39.

Voor den bouw van den heiligen Tempel is het niet genoeg, dat de thans levende geloovigen de hon verleende gaven en talenten ter eere van hun Koning besteden; maar sal de bouw voltooid worden, dan moeten ook de kinderen en Undskindtren van dete geloovigen, na oneen dood, volharden in gelijken dienst.

Voorheen drukte zich dit uit in de Gilde. £r waren voor eiken grootschen bouw noodig bouwmeesters, timmerlieden, metselaars, opperlieden, leidekkers, schilders, beeldhouwers en «at niet al, en groepsgewijs vormden dezen elk een Gilde. Men verstond daaronder een soort gezelschap of vereeniging, waartoe eerst de vader en na hem meest ook zijn soon behoorde. Gilden die er lich op toelegden om elk in haar vak het beste te kunnen leveren. £n doordien het vak van snik een Gilde bijna altoos van vader op soon overging, kreeg dan heel het geslacht voor dat vak een steeds rijpere geschiktheid. De talenten er voor erfden over, en in opvoeding en opleiding volmaakte zich het éene na het andere geslacht.

Breng dit na op den heiligen Tempel en op het Koninkrijk des Heeren over, en ge krijgt een verrassend inzicht in het levensproces van het mystieke Lichaam van Christus, dat u anders ontgaat.

Gelijk ons duidelijk bleek, is er ook bij dien heiligen Tempel onderscheid van taak. Men drukt dat wel eens uit door te vijzen op de waterputters en honthouwers in Israel, en dat kan wel ten deele, maar het drukt toch nog niet de geheele zaak als zoodanig uit. Neemt ge den bouw van den heiligen Tempel als beeld van de opbouwing van Christus Koninkrijk, iets waar de Schrift ons in voorgaat, dan spreekt 't vanself, dat ook bij dien heiligen bouw onderscheidenlijk bouwheeren, bouwlieden, timmerlieden, loodgieters, metselaars, leidekkers en zooveel meer vereischt worden. In verband hiermede vindt ge dan ook onder de geloovigen aeer verschillende en ver uiteenloopende talenten en gaven. De gaven die de één ontving, zijn meer geic& ikt voor dezen, en de gaven die aan anderen werden toebedeeld, voegen zich meer voor dien arbeid. En dan alleen gaat de bouw voorspoedig, zoo een ieder geloovige zijn gave en talent aanwendt voor ddt deel van de gemeenschappelijke taak, waarbij die hem eigenaardige talenten het best uitkomen. Een metselaar is beslist anders dan een leidekker, een schilder heel iets anders dan een loodgieter. Voor elk van die vakken wordt een eigen kunstgave vereischt. £n hoe meer nu een ieder op de hem voegende plaats terecht komt en juist datgene tot taak krijgt, waarvoor hij de beste geschiktheid bezit, des te vlotter gaat heel het werk van de hand.

Met het oog hierop zijn nu ook de geloovigen in een soort geestelijke gilden ingedeeld, niet zoozeer door meoschelijk overleg, noch ook door eigen bedoelen, maar door het verborgen Godsbestel.

Merk, om dit te verstaan, in de eerste plaats op de erfelijkheid. God de Heere kon even goed elkmenschenkind nieuw geschapen hebben, evenals Adam. Doch soo is 't niet geschied. De vader gewint 't kind en 't kind wordt uit de moeder geboren; en wel sóó geboren, dat in den loop van zulk een geslacht, zekere karakterea uMs gelaatstrekken van vader op kind, es hti. gtootvadfflf op kleinkind plegen over te gaas, Daaraasiet erft ook nsoêdeis aard veoi^ én dan weer ktnisw bdde geslachten dch, maar toch, wie een portrettengalerQ van eenzelfde familie over een loop van drie eeuwen goed beziet, ontwaart terstond de gelijkenis in grondtrekken. Dit nu maakt, dat de gaven en talenten zich, dank zij die erfelijkheid, in zulk een familie voortplanten, en dat ge, om slechts dit ééne te noemen, bij de ééne familie in twee, drie achter elkander volgende geslachten meer het gevoelsleven, bij de tweede meer de verstandelijicheid, bij de derde weer sterker den practischen zin, ook in het geloofsleven, op den voorgrond slet treden. Zulke families vormen daardoor een soort gilde van een merkbaar onderscheiden soort geloovigen, en van eeuw tot eeuw plant sich dit alzoo voort. Leefde er nog een Petrus' kind, dat over twintig eeuwen heen toch nog van de familie waaruit de apostel Petrus was, afstamde, ge soudt er Petrus' gloeihitte van aard in terugvinden.

Doch nu komt hier een tweede iets bij. In den regel wordt een kind niet alleen uit vader en moeder geboren, maar ook in hun woning opgevoed en opgeleid. In zulk een gezin b staat uiteraard een bepaalde bekendheid met het vak van den vader, en heerscht gemeenlijk een bijzondere belangstelling voor dat vak. De kinderen zien er alles van, ze hooren er alles van, se weten er vanzelf meer van dan een ander. Dit nu versterkt hetgeen ze erfelijk reeds met hun geboorte meebrachten. Leeft nu de eene geloovige meer in de gevoelsmystiek, de andere meer in het napeinzen van Gods waarheid, een derde meer in practisch Christelijken arbeid, dan is het geheel natuurlijk, dat deze onderscheiding ook onder de kinderen doorgaat, en door het wonen in het gezin en door de opvoeding bevorderd wordt. Zoo zijn er ook in het sociale leven kantoorfamiliën, predikantenfamilén, onderwijzersfamiliën, arbeidersfamiliën enz., waarin eenzelfde vak of ambt bijna zonder uitzondering van vader op zoon doorgaat, en wel meest zoo, dat de leden van zulk een geslacht er in den regel de vereischte gaven voor bezitten, zoowel erfelijk als door opvoeding. Natuurlijk gaat dit niet strijk en zet door. De moeder kan, zoo ze een imponeerende verschijning is, een tweede type in hetzelfde geslacht brengen, maar in den regel heeft God de Heere 't zoo beschikt, dat het gaat naar wat Jeremia uitdrukt in de woorden: „mitsgaders hun kinderen na hen*.

Doch dan is het ook zaak, dat we bij den bouw van den heiligen Tempel dit inzien, en er in ons gezinsleven en in de opvoeding op aansturen, en juist hierin schieten zoovelen maar al te zeer te kort.

Gemeenlijk toch stelt men zich slechts tweeërlei ten doel. Ten eerste, dat zijn kind zijn bestcftnming bereike in het maatschappelijk leven, en ten andere, dat 't tot levend geloof kome. En heeft men 't zoover gebracht, dat elk van zijn kinderen een eigen plaats in de maatschappij inneemt, en bovendien tot de geloovigen mag gerekend worden, dan houden de meesten het er voor, dat het hoogste doel bereikt is.

En toch is dit verkeerd gezien.

Immers in 't geestelijke is het volstrekt niet voldoende, dat uw kind zalig wordt, maar ook uw kind heeft, evenals gij zelf, zoodra het tot 't geloof komt, op den steiger te klimmen om meè te metselen aan Gods heiligen Tempel. Het moet in het mystieke Lichaam niet enkel een zegen ontvangen, maar ook zelf als orgaan in dat Lichaam den welstand van dat Lichaam helpen bevorderen. En dit niet als bijzaak, niet als iets dat zich wel vanzelf vinden zal, maar ter dege als een gewichtige en zeer ernstige zaak, waarover niet alleen het kind, maar ook gij, als vader, eens ter verantwoording zult staan. Altoos op het eenig fundament heeft elk geloovige aan den Tempel te bouwen, hout, kostelijke steenen, goud, zilver en wat niet al meer. Maar wat taak ons en ons kind bij dien bouw ook toekwame, „eens iegelijks werk, zegt de apostel, zal openbaar worden, want de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt".

Of men van iemand bij zijn sterven al zeggen kan: „hij was een zeer nuttig lid van de maatschappij en hij stierf in de hope des eeuwigen levens", dit is niet genoeg. Er komt nog de derde vraag bij. Deze: Waar is het stuk dat hij gebouwd heeft aan den heiligen Tempelmuur? Wat is de functie die hij waarnam in het mystieke Lichaam des Heeren?

Vanzelf zijt gij deswege voor uw kinderen verantwoordelijk, of gij de uwen ook voor die heilige taak hebt opgeleid. Let wel, niet maar voor een, maar voor die heilige taak. Immers die taak hangt ook voor uw kind af van zijn geestelijken aanleg, van zijn geestelijke gave en van zijn geestelijk talent, terwijl dit alles bij uw kind dan ook weer samenhangt met wat 't van u geestelijk erfde en met wat 't in zijn opvoeding en voorbeeld van u ontving en zag.

Bestudeer daarom uw kinderen toch. Zie wat aard er in schuilt. Niet alleen voor dit leven, en ook niet alleen voor hun eeuwige zaligheid, maar ook ter dege voor de taak die ze bij den bouw van den heiligen Tempelmuur hebben te volvoeren. En laat dan wat ze geestelijk van u erven en in uw gezin geestelijk van u ontvingen, hun zulk een scherp ingesneden karakter geven, dat de geestelijke traditie ook van uw geslacht zich vanzelf in uw kinderen voortplante.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1912

De Heraut | 4 Pagina's

„Mitsgaders hunne kinderen na hen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1912

De Heraut | 4 Pagina's