Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De heer Roodhuijzen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heer Roodhuijzen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De heer Roodhuijzen heeft in Het Vaderland geantwoord op onze beschuldiging, dat hij De Heraut woorden in den mond had gelegd, die deze nooit gebezigd had. De aanhef van dit artikel, waarin de heer Roodhuijzen op grove wijze uitvalt tegen Dr. A. Kuyper, laten we weg, omdat Dr. A. Kuyper, met het bedoelde artikel niets te maken had enr de heer Roodhuijzen ook hier zich weer vergiste. Wat de zaak zelf betreft, schrijft hij:

En nu ter zake.

Wat heb ik gedaan ? Ik heb niets anders gedaan dan gebruik gemaakt van de volgende aitisg, voorkomende op bU. 24 van het Voorloopig Verslag op Hoofdstuk V:

„Door eenige leden werd aanmerking gemaakt op het feit dat de hier besproken benoeming reeds eenige weken te voren was aangekondigd in de Heraut. Het had hen ook onaangenaam getroffen, dat de hoogleeraar Visscher daarbij was gehuldigd, omdat iiij het zoover had gebracht, dat deze benoeming tegen het advies van faculteit en curatoren in zon geschieden, ”

Waar onder die „eenige leden" ook een hoogst achtbaar man van Rechts was, stond het bij mij vast, dat alle politieks tendenz aan dese opmerking vreemd was, en heb ik mij bij de tegenwoordige, meer dan overstelpende drukte, ontslagen gerekend van de moeite om de zaak zelve in de Heraut na te gaan, en zelfs nu zou ik geen tijd hebben om op te zoeken in welk nummer van dat blad de geiocrimineerde woorden hebben gestaan.

Gelukkig is het toeval mij te hulp gekomen. Dr. De Visser toch, die blijkbaar ook aanstoot Mn het bewuste artikel nain, heeft in de zitting Tan Zaterdag 14 Deo. 1.1. het volgende gezegd :

„Maar ik wil erkennen, dat ik mij niet aan den indruk kan ontworstelen, dat op deze benoeming invloeden hebben ingewerkt, wier werking ik pernicieus acht op staatkundig gebied. Wanneer ik hier mededeel, wat ik in het orgaan »De Heraut! vóór de benoeming heb gelezen, dan zal men mij het zooeven gezegde niet euvel duiden. In het nummer van 12 Mei lees ik: sHefis het M.nisterie-Kuyper geweest, dat tegen de voordracht der theologische faculteit in, den eersten gereformeerden theoloog, Prof. Dr. H. Visscher, aan de Koningin tot benoeming voordroeg. Daardoor werd een bres geschoten in het bolwerk, dat tegen de Gereformeerden was opgericht.« «En dat thans de theologische { faculteit te Utrecht Dr. Noordtzij op de voordracht plaatste, is zonder eenigen twijfel wel mede aan den invloed van deten Gereformeerden theoloog te danken, ”

Nu ben ik de eerste om te erkennen dat de woorden van Dr. de Visser, al was zijne bedoeling geheel dezelfde als de mijne, elkaar niet geil e e 1 dekken. Ik had dus moeten zeggen „dat in De Heraut de juichkreet voorkwam, dat Dr. Visscher had weten te bewerken, dat Dr. Noordtzij op de voordracht der faculteit was gekomen, al was het dan ook slechts als no. 2. Maar ik vraag of die onjuistheid niet geheel vergeeflijk is in verband met het geciteerde uit het V. V. op Hoofdstuk V, te meer waar op die woorden door niemand aanmerking is gemaakt, wat mij als rapporteur over genoemd hoofdstuk natuurlijk bekend is. £1 niemand kan beter weten dan Dr. Kuyper hoe de verschillende geachte leden het Voorl. Verslag nasnuffelen, om te zien of hetgeen tij gezegd hebben juist is weergegeven. Ik moet dus vreezen, dat het afjakkerings systeem waaraan de Kamer tegenwoordig blootstaat, den eenigen leden, die hier aan het woord waren geen behoorlijken tijd heeft gel»ten het V. V. behoorlijk te bestudeeren.

Ik laat nu verder het oordeel over de „onschatdsbetaiging" van De Heraut gaarne aan het oordeel van het publiek over.

Uit dit schreven blgkt, dat de heer Roodhuijzen ter goeder trouw gedwaald heeft door af te gaan op wat In het Voorloopig Verslag door enkele leden gezegd was. Voorzichtig was dit zeker niet, want wie publiek de ^.egeering aanvalt op grond van een artikel ü> een met de Regeering bevriend blad, dient toch wel in de eerste plaats van dit artikel kennis te hebben genomen.

Ea wat de zaak zelf betreft, staan we even ver. Eenig bew^s voor wat hij gezegd heeft, voert de heer Roodhuijzen niet aan. Hij verschuilt zich alleen achter het Voorloopig Verslag en de rede van Dr. de Visser. Wat nu in het Voorloopig Verslag door enkele leden gezegd is, Is nog dwazer dan wat de heer Roodhuijzen ervan gemaakt heeft. De Heraut zou weken van te voren het geheim verklapt hebben, dat de heer Noordtzij benoemd zou worden, terw^l ^ Heraut tüervan niets afwist. De Heraut sou beweerd hebben, dat Prof. Visscher de benoeming had weten door te zettea tegen het advies van da FacuUeit en Curatoren in, ïavil^lDeHeraut]\Attmtt dankbaarheid geconstateerd had, dat de Faculteit Dr. Noordtz^ op de voordracht had geplaatst. Men zou bijna vragen, of de leden van de Kamer, die zulke onwaarheden hebben opgedischt, misschien een andere Heraut lezen dan de onze!

Ook het citaat, waarop Dr. de Visser wees In de Tweede Kamer en waarachter de heer Roodhu^zen zich nu blikbaar verschuilen wil, heeft met z^n beschuldiging, tegen ons Ingebracht, niets te maken. In een persdebat mttó.t Nieuwe Rotterdammer over het exclusivisme, dat door de Theologische faculteiten aan de RQkshoogescholen steeds tegenover de Gereformeerden was uitgeoefend, merkten we op, dat ook het plaatsen van een Gereformeerde op de voordracht der Theologische faculteit te Utrecht wel te danken was aan het feit, dat in deze Faculteit thans mannen van Gereformeerd beginsel zaten, zooals Prof. Visscher. Dr. de Visser heeft, door de bedoelde zinsnede uit haar verband te rukken, en te spreken van „theologische Invloeden op staatkundig gebied, die pernicieus waren, " aan deze woorden een bedoeling toegeschreven, die voor ons onbegrQpelijk Is. Het spreekt toch wel van zelf, dat wanneer een Theologische faculteit, bestaande uit drie hoogleeraren, een voordracht doet, de hoogleeraren dezer Faculteit op die voordracht invloed uitoefenen. En wanneer nu op deze voordracht een man van Gereformeerde beginselen voorkomt, dan ligt het toch in den aard der zaak, dat men dit feit In de eerste plaats toeschrijft aan die hoogleeraren In de Faculteit, die deze zelfde Gereformeerde beginselen deelen. Deze dingen zijn zoo eenvoudig, dat er heusch geen woord over verspild behoeft te worden. Natuurlijk stond aangaande hetgeen in de Faculteit over de voordracht van Dr. Noordtzij gehandeld Is, ons geen enkel nader bericht ten dienste. Zekerheid, dat Prof. Visscher hierop Invloed had uitgeoefend, hebben we niet. Het was alleen een conclusie, die w^ uit de Ieder bekende feiten hebben getrokken.

Maar dit alles heeft niets te maken met wat de heer Roodhu^zen en andere heeren in de Tweede Kamer ons ten laste hebben gelegd. Er was beweerd, dat De Heraut gejubeld had, dat Prof. Visscher had weten te bewerken, dat trots het tegengesteld advies van Curatoren en de Faculteit en tegen het oorsponkel^k voornemen der Regeering in. Dr. Noordtzij toch benoemd was. En dit, we herhalen het nogmaals, is een pertinente onwaarheid. In verband met Invloeden, die op de benoeming door de Regeering zouden gewerkt hebben, en daarop kwam het aan. Is de naam van Prof. Visscher nooit door ons genoemd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1912

De Heraut | 4 Pagina's

De heer Roodhuijzen

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1912

De Heraut | 4 Pagina's