Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Komen we thans tot

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Komen we thans tot

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Komen we thans tot de vraag, door Prof. Bouwman gesteld, welke waarde de Kerken e hebben te hechten aan de candidaatsdiploma's der Vrije Universiteit (en we voegen er bij: evenzoo aan de candidaatsdiploma's der Theologische School, want de bepalingen z^n voor beide dezelfde) dan dient in de eerste plaats, om misverstand af te snijden, te worden opgemerkt, dat de overeenkomst door de Gereformeerde Kerken met de Vereeniging voor Hooger Onderwas gesloten, dienaangaande geen enkele bepaling bevat. De Wachter vergist zich dus, wanneer ze meent, dat door verbreking van dit contract ook de candidaatsdiploma's van^ de Vrije Universiteit niet meer geldig zouden wezen. In dat contract wordt alleen het toezicht geregeld, dat de Deputaten namens de Kerken zullen houden over het onderwijs der Hoogleeraren, maar over de erkenning van het candidaatsdiploma wordt niet één enkel woord gerept. Het eenige, wat in dat contract bepaald is aangaande de examens, is, dat deputaten recht hebben de colleges, examens en promoties b^ te wonen. Dit toezicht op de examens dient echter alleen om het onderwijs der Hoogleeraren te controleeren, niet om eenig zeggenschap uit te oefenen over de examens zelf. Het zou dus mogel^k wezen, dat de Kerken het contract met de Vrije Universiteit verbraken, terw^l ze de erkenning van het can didaatsexamen lieten voortbestaan, evenzeer als ook het omgekeerde denkbaar zou wezen. De erkenning van het candidaats examen Is historisch ook niet gevolgd op het contract, maar is daaraan voorafgegaan en hangt dus niet van de handhaving van het contract af. We zeggen daarom niet, dat er tusschen beide niet een zeker innerl^k verband bestaat, maar in juridischen zin geno z^n beide van elkander niet afhankelijk.

De erkenning van het candldaats-diploma Is & 1. niet door een contract met de Vrge Universiteit, bij wgze van concessie geschied, maar Is een eenzijdige daad van de Ker ken zslve geweest bij de vaststelling van haar bepalingen voor het praeparatolr-examen, B^ de samensmelting der beide Kerkengroepen in 1892 is als eisch voor het praeparatoir-examen gesteld, dat door den exa' minandus moest worden overgelegd een bewijs van met goeden uitslag afgelegd can didaatsexamen van de Theologische faculteit der Vrije UniversiUit, bq gebreke waarvan onderzocht moet worden, of de examinandus toch de voor genoemd examen vereischte wetenschappelgke ontwikkeling heeft, waartoe alsdan genoemde Theologische Faculteit en het Curatorium van de Theo logische School, onder recht van appel op de Provinciale Synode, tot deelneming aan het examen zal worden uitgenoodigd (Acta 1892 biz. 175).

Zooals men ziet, sprak dit artikel aUeen van het candldaats-diploma van de Theologische Faculteit en niet van dat der Theologische School. Dit kwam daarvandaan, dat voor de studenten te Kampen destijds nog de oude regeUng bleef bestaan, dat het preparatolr-examen saam^el met het candidaats examen en door de Curatoren werd afgenomen. Op de Synode te Middelburg In 1896 Is dit echter veranderd en zijn de examen-regelingen voor Kampen en Am sterdam gelijk gemaakt. De Theologische School zou nu voortaan door middel van haar professoren een wetenschappel^k can dldaats-examen afnemen en de aldus tot candidaat gepromoveerden zouden daarna bg de respectieve classes praeparatoir examen moeten doen. De Synode sprak, tot voorkoming van misverstand, dit laatste nog uitdrukkel^k „uit ten gevolge van het aan nemen van de voorstellen der Curatoren moet het praeparatolr-examen voortaan door alle candidaten in de H. Godgeleerd heid, ook die der Theol(^sche Schooi, b^ de Classis worden afgelegd" (Acta iS96blz. 63). Hieruit volgt, dat de bedoelde bepaling voor het praeparatolr-examen thans aldus moet gelezen worden, dat voor (Ut examen ver eischt wordt een bewijs van met goeden uitslag afgelegd candidaatsexamen bij de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit of by de Theologische School te Kampen, bij gebreke waarvan enz. Hieruit bl^kt, dat in de uitgave der Kerkenordening, door Ds, Rudolph en Renkema bezorgd, de bepaling desaangaande niet geheel juist en volledig Is weergegeven; zij spraken alleen van „een bewijs van met goed gevolg afgelegd candidaatsexamen" zonder daarb^ de Theol. faculteit of de Theolo gische School uitdrukkel^k te vermelden. Dat gaf blpbaar tot het misverstand aanleiding, dat elk candidaatsdiploma, ookdat van de Theologische faculteit van Leiden, Utrecht of Groningen, voldoende zou wezen om tot het praeparatoir examen te worden toegelaten en onze Gereformeerde Kerken dus in het geheel niet vroegen, welke Hoogeschool het candidaatsdiploma had uitgereikt, maar alleen of er een candidaatsdiploma was, Het zal thans den redacteur van de Rotterdamsche Kerkbode blaken, dat deze opvatting, die in haar consequenties zeer ver strekken zou, niet juist Is. De Kerken erkennen geen andere candidaatsdiploma's dan alleen die van de Theologische Faculteit CS van de School te Kampen; bij gebreke daarvan moet een geheel andtrsoortig prae­ paratoir examen worden afgelegd, dat door de Theologische faculteit en de Curatoren te Kampen moet b^gewoond worden. G^. steld dus, dat een candidaat van Leiden of Utrecht of Groningen b^ onze Kerken praeparatoir examen wilde afi; ggen, dan moest bij een extra examen afleggen; zijn candidaatsdiploma zou niet als zoodanig worden aanvaard.

Ongetwijfeld hebben de Kerken daarmede getoond, dat zij aan het candidaatsdiploma van de Theologische Faculteit en van de Theologische School een bi/sondere beteekenis hechten. Welke beteekenis dit is, kan blijken uit de strafbepaling, die op het ontbreken van dit candldaats-diploma is gesteld. Er moet dan een b^zonder onderzoek worden ingesteld of de exata!oandus toch de voor genoemd examen vereischte wetemcJtappelijke ontwikkeling heeft. Het candidaatsdiploma van de Theologische Faculteit en van de Theologische School wordt dus door de Eerkea beschouwd als bewgs, dat de bedoelde persoon de een „vereischte wetcnschappel^ke ontwikellng" wel heeft. Dat is de beteekenis, die de Kerken aan het candidaats-diploma hechten. De vraag van Prof. Bouwman is hiermede beantwoord. Streng kerkrechtelijk genomen, wordt van het candidaatsdiploma niets meer verlangd, dan dat het een waarborg zal geven, dat de vereischte wetenschappe-Igke ontwikkeling door den examinandus verkregen is.

Toch moet hieraan nog iets toegevoegd worden, dat wel niet met zoovele woorden in dit Artikel staat uitgedrukt, maar uit de bepaling zelve kan worden afgeleid. Natuurlijk zou een candidaatsdiploma van Leiden of Groningen even goed waarborg kunnen geven voor zekere mate van wetenschappelijke ontwikkeling. Wanneer de Kerken dus niet de candidaatsdiploma's van deze Universiteiten, maar alleen die vaa de Vrije Universiteit en van de Theologische School erkennen, dan volgt hieruit, dat de woorden: de vereischte wetenschappelQke ohtwikkeling, door de Kerken niet in den zin van een Indifferente wetenschap gebruikt z^n. Wie voor het predikambt in de Gereformeerde Kerken zich aanmeldt, moet behoorlijk onderlegd wezen in de Gereformeerde Theologie. Op zichzelf kan een candidaat van een Rgksuniversiteit wetenschappelijk zeer ontwikkeld wezen, maar de Kerken zouden hieraan weinig hebben, wanneer deze wetenschappelpe opleiding door modernen of ethischen was gegeven; zelfs zou daarin een gevaar kunnen schuilen. Iemand kan toch voor zijn eigen geloofsovertuiging wel Gereformeerd zijn en daarom ook liefst bg de Gereformeerde Kerken het predikambt willen bedienen, en toch volstrekt nog niet doorzien, welke gevolgen de Gereformeerde beginselen hebben voor de wetenschap. Vandaar dat de Eerken in zulk een geval een b^zonder examen Instellen, waarbij ze juist de hulp Inroepen van de Hoogleeraren der Theologische Faculteit en van de curatoren te Kampen om te onderzoeken, of de examinandus ook wetenschappelijk Gereformeerd is. Voor de candidaten van Amsterdam en Kampen achtten de Kerken daarentegen zulk een onderzoek niet noodig, omdat ze het vertrouwen hebben, dat de hoogleeraren te Amsterdam en t« Kampen door hun onderwijs zorg zullen dragen, dat de studenten in de Gereformeerde Theologie onderwezen zijn, en ze het'candldaatsdiploms dus als een bewigs beschouwen, dat de examinandi de vereischte wetenschappel^ke kennis In de Gereformeerde Theologie bezitten. In zooverre nu staat de overeenkomst, die de Kerken met de Vrge Universiteit sloten, hiermede zeker in nauw verband. Wat haar eigen School betreft, kunnen de Kerken aangaande het onderwijs voldoende zekerheid hebben èn wat het Gereformeerd karakter èn wat de geschiktheid voor de opleiding betreft, om het door de School uitgereikte candidaatsdiploma te erkennen. Maar wat de Vr^e Universiteit betreft, die een zelfstandige vereeniging is, hebtwn de Kerken jure suo dit recht van controle niet. Juist daarom hebben ze bij contract dit recht van toezicht verkregen en kunnen ze nu zelf nagaan, of het onderwijs metterdaad dient om de wetenschappelijke opleiding In de Gereformeerde Theologie te geven. En dat geeft de Kerken vrijmoedigheid om ook het candidaatsdiploma van de Theologische Faculteit te erkennen. Nog nader bepaald, is de waarde, die de Kerken aan het candidaatsdiploma hechten derhalve, dat dit diploma het bewgs is, dat de examinandus de voor het praeparatoir examen vereischte ontwikkeling in de wetenschap der Gereformeerde Theologie heeft verkregen. Alleen indien het candldaats-diploma van de Theologische Faculteit der Vrge Universiteit naar het oordeel der Kerken dezen waarborg niet meer bood, zou er voor de Kerken reden kunnen wezen, om de erkenning van dit candidaatsdiploma in te trekken, io welk geval dan elk candidaat van de Vr|je Universiteit, evenals die van de R^ksuniversiteiten, het bijzonder examen zou hebben af te leggen, waarvan de regeüoS van het praeparatoir examen spreekt.

Dat het geval-Winckel met dit alles niets te maken heeft, zal thans duidel^k wezen. De heer Winckel had naar het oordeel der Faculteit een behooriijke mate van wetenschappelijke kennis; lig had deze aan een Gereformeerde Hoogeschool verkregen, e" wist ook zeer goed, wat de GereformeefO' Theologie in wetenschappelijken zin i^ nomen leerde; maar h^ was het m» deze Gereformeerde Theologie niet eens. Op zich zelf zou de vereischte wetenschappelijke ontwikkeling, waarvan de rege* ling van het praeparatoir examen spreekt) door het candidaatsdiploma dus gewaai' borgd wezen, maar de heer Winckel zou 0< | dit candidaatsdiploma toch nooit praeparato» examen hebben kunnen doen, omdat h^ wi» geen kerkel^k attest zou hebben kunnen over-

leggen dat hijzuiver in de leer was. Het v d pffekt voortflwelvanzelf, datinzulkegevallin waarin de afwijking zoo duidelrjk en beslist is, er geen sprake van zal wezen, dat zoo n Jemand zich b^' de Gereformeerde Kerken o - OU aanmelden om daar fceroepbaar te t worden gesteld. Onze Gereformeerde Kerken handhaven de tucht ook over de leer, en S een student, die openl^k tegen de voornaamste stukken der leer inging, zou D door den Kerkeraad, onder wiens toezicht hg stond, reeds lang onder censuur zrjn gezet.

Gevaar voor de Kerk zou er alleen kunnen dreigen, wanneer een examinandus lichzelf als Gereformeerd voordeed, zijn afwekende meeningen min of meer verbor» oen hield en nu onder den schijn van rechtzlDnlg te zi^'n in het kerkelijk ambt wilde indringen. Het zou hem dan, vooral wanneer bH een candidaatsdiploma van de Theologische Faculteit medebracht, mischien gelukken kunnen de classis, die hem praeparatoir examineerde, een rad voor de oogen te draaien. Op zulk een praeparatoir examen wordt toch In den regel niet onderzoek gedaan naar alle geloofsstukken; men neemt gewoonlijk een bepaald ge deelte van de geloofsleer, en vertrouwt dan, dat het overige wel in orde zal wezen Oudt^ds was dit niet zoo; als men de vroegere handleidingen voor het kerkelijk examen nagaat, ziet men, dat toen hul de geloofsleer gevraagd werd; welk examen dan ook zeer lang duurde. Maar nu het examen aanmerkelgk is bekort en voor de geloofsleer slechts een half uur duurt, is dit onmogelig^ geworden. Hieruit nu zou metterdaad voor de Kerkeneen gevaar kunnen ontstaan. Daarom is het zeker gewenscht dat de Hoogleeraren, die zulk een studentjarenlang van nabij hebben gadegeslagen, hem persoonlijk kennen en van z§n afwekende meeningen bij het tentamen en examen gemerkt hebben, de Kerken waarschuwen. Kerkrechtelijk is het volkomen juist, dat de Kerken zelf te onderzoeken hebben {naar de zuiverheid der bel^denis, en deze taak nooit mogen overlaten aan de School. Geen candidaatsdiploma noch van Kampen noch van Amsterdam mag ooit de Kerken doen denken: nu kan ik m^n onderzoek wel nalaten. Maar het vertrouwen, dat de Kerken onwillekeurig stellen In een can didaat, die van een Gereformeerde Hoogeschool komt, zou oorzaak kunnen worden, dat het kerkelgk examen niet streng genoeg werd afgenomen. Aan dit practlsche bezwaar, welks gewicht wel niemand ontkennen zal, die weet, hoe de dassen examineeren, zou tegemoet kunnen worden gekomen, doordat de Theologische Faculteit, Ingeval ze wist, dat zulk een candidaat met afwekende meeningen dch b^ de Gereformeerde Kerken wilde aanmelden, hetzij op het candidaatsdiploma van deze afwgkende gevoelens melding maakte, hetz^ aan de Classis, die hem examineerde, hiervan kennis gaf. Zelfs zouden de Kerken dit uitdrukkel^k als eisch kunnen stipuleeren in het contract met de Vereeniging voor Hooger Onderwies, zoodat de hoogleeraren hiertoe voortaan verplicht werden. Het gevaar waarvoor men beducht is, dat de Kerken door te groot vertrouwen in het candidaatsdiploma een candidaat zouden toelaten, die van de bel^denis afweek zou op deze wijze voldoende Icunnen worden afgewend.

Natuurlijk zou deze uitweg alleen noodig wezen, wanneer de Theologische Faculteit ook in de toekomst candldaats-dlploma's afgaf aan examinandi, die met de Gereformeerde belijdenis het niet eens zgn. O dit geschieden, zal hangt van de beslissing der Vr^e Uaiverslteit af, die we rustig afwachten. Ons doel was alleen, te doen zien, hoc zelfs Indien het geval-Winckel zich herhalen mocht, de Kerken zich genoegzaam waarborgen konden tegen de gevaren, waarop De Basuin en De Wachter wezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 december 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Komen we thans tot

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 december 1912

De Heraut | 4 Pagina's