Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de Voleinding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Voleinding.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXXXIV.

DERDE REEKS.

XXI.

En Noach begon een akkerman te zijn, en bij plantte eenen wijngaard. En hij dronk van dien wijn, en werd dronken. En hij ontblootte zich in het midden zijner tent. Genesis 9 : 20, 21.

De zegen aan Noach tea deel gevallen, weerde dzoo af: i". de kinderloosheid; 20, het gevaar vaa de-wilde dieren; 30. fiet gevaar vaa ondedlngen menschenmoord; en 40, hat gevaar van elemeiiïaire veraieIJng door watervloed als anderszins. Door deze vier toeaeggiagea vaa zegen werd het voortbestaan van oas medschelgk geslacht verzekerd. Herleid tot vier gezinnen, had soo ücht heel ons geslacht kunnen uitsterven, ea daartegen geeft de Noachitische isegen den waarborg. Terstond daarop echter treedt een geheel ander vraagstuk in, als niet maar God aaa Noach zegen toezegt, maar Njach zelf zegen toezegt aan twee zqaer drie zonsn, met uitsluiting van den derde. De zegen, dien Noach ontving, was voor heel ons messchel^k geslacht, zonder onderscheid en splttsiüg. Nu daarentegen splitst zich ons menscheirjk geslacht in drie deelen, alsaar gelasg het zal afstammen van Sem, van Cham of van Japhet, en juist hiermede begint een geheel nieuwe orde van zaken.

Niet, alsof er ook vóór Noach's optreden geen onderscheid tusschen de onderschcidïïs deeJea vas ons measchelijk geslacht had bestaan. De zeer ulteenloopende historie van de nakonaeliïjgen van Kaia en van Seth toont het tegendeel; maar deze eerste splitsing had haar oorzaak niet ia verschil van zegen, maar in gedeeltei^ke ontaarding. Vaa de particuliere genade hoort ge dan ook in het voorafgaande stuk historie niets aan den mensch als mensck openbaren. Wel was in Gen. 3 : 15 de principieele aankondiging, in de saamvffittfng van alle particuliere genade, reeds gegeven, maar greep plaats in het spreken van God tot de slang, niet in zqa spreken tot Adam. Adam ontvangt niet anders na zrjn val dan de aankondiging van zijn noodlottig bestaan, dat als een vloek om der zonde wii over hem zal komen. En ook Eva verneemt niet anders dan de profetie van komende ellende. En de heerlgke profetie vaa het Vrouweazaad wordt zoomin aan de vrouw als aan Adam gegeven, en is daarentegen geheel vervat in de straf die de slang treft. Niet tot den mensch, maar tot de slang heet het: Dew^l gij dit gedaan hebt, zoo zqt grj vervloekt, en Ik zal vijandschap zetten tusschen u sn deze vrouw, en tusschen uw zaad en tusschen bar zaad. Datzeive zal u den kop vermorzelen, en gg zult het de verzenen vermorxelen". Van een zegen is in dit woord geen sprake, het is een vervloeking, die wel feitelijk op triomph ea zegen voor de Vrouw uitloopt, maar toch, geheel buiten haar om, zich tot de slang als vloek richt.

Wel komt reeds na de verdrqving uit net Paradijs de toeleg uit, om het mejschel^k geslacht voor ondergang te bewaren. Ten eerste daarin, dat gewaakt wordt over Kain's leven, tot uit hena een geslacht kon opkomen. Zoo toch lezen we ia Gen. 4:15: 'En God stelde can teeken aan Kaia, dat oem niet versloeg a! wie hem vond". Ea anderzijds wordt kort daarop aas Adam een aadere zoon geboren in Ssth, om het •jitgevaÜen geslacht van Abel te vervangen. ™3ar al komt deze zorge voor het Iseboud van ons menschelijk geslacht duidelijk uit, de measch als zoodanig ontvangt nog geen aankondiging van de particulieïe genade, en tusschen den Paradtjszegen en den Noachiuschen zegen ligt geen nieuwe zegen, 200 min voor heel ons geslacht als voor het geslacht der geloovigen, in. Er teekentzich ^el al spoedig een scherp onderscheid af Wsschen wat uit Kain en wat uit Ssth aistamt; maar dat onderscheid komt gehgel °P uit hun onderscheiden w^°ze van doen. o den Kainitischen kring hooren we reeds an schending van de monogamie, en van J-3mechs tyrannieke taal, terwijl hiertegenover uit Seth's geslacht de mededesling omt: Toen begon men den Naam des Heeren aan te roepen". Zeer zeker was dus eitelgk de straks doorbrekende antithese j^®^' ™3" < iie eerste tegenstelling was product van 't leven, en nog niet van een onderscheiding die van God den Haere zou ^gn uitgegaan. Dat het verschil tusschen 7!ri, j "^^^ menschen en kinderen Gods '«destijds merken Het, blgkt duldeip, iet men slechts op de krasse tegenstelling tusschen een Lamech en een Henoch; maar de grenslijn tusschen de beide groepen van oas geslacht was van Godswege nog niet geifokken. De measchheid bleef nog één, voor wat niet het Goddelijk bestel, maar voor wat de Goddelijke ö/^«5a: 'i'«^ aanging. Er v/as van meet af een breuke tusschen Saths en Kaïns nakomelingen. Aanvankelijk zelfs medeis za elkander, leefden apart en vermengden zich aiet, maar dat was gevolg en uitkomst van zia en nelging, niet van aanwijzing en voorschrift. Vandaar dan ook, dat de afscheiding, die ia den beginne vrij sterk was, geen stand hield, en de afstand tusschen beide groepen allengs derwijs inkromp, dat ten slotte belde groepen zich in het huwelijk gingen vermengen; een vermenging die altoos op zelfverlagiag en zedel^'kea achteruitgang van de groep van Seth moest neerkomen. Gel^k het steeds toegaat, zoo ging het ook hier. Het was ook hier niet het hooger zedelijke standpunt van Seths nakomelingen dat de nakomelingen van Kaia S'antrok, maar het was omgekeerd de vrouwelijke schoonheid onder de afstammelingen van Kain, die de kinderen of kiadskinderea van Seth ten val bracht. Het kwaad kwam ook hier uit de vrouw.Gelijk Adam door Eva viel, zoo viel hier het hooger staande geslacht van Seth door de vrouwelijke schoonheid van het geslacht van Kaïn.

Slechts met een enkel woord kan hier worden ingegaan op het onhoudbaar beweren, dat het verhaal omtrent den val van Ssths nakomelingen anders zou zijn op te vatten. Gelijk men toch weet, is in den loop der eeuwen dit verhaal zeer verschillend uitgelegd, Vaa Joodsch-Rabfainsstische zljda hield men staande, dat onder de „zonen Gods" niet Seth's afstammelingea, maar de Vorsten der aarde te verstaan zouden zijn, en onder de dochteren der menschen meisjss van lageren stand. Bedoeld zou dan wezen, dat de Vorsten vaa hoogen oorsprong warea, en dat de Vorsten, door niet meer met Prinsessen, maar met boerinnetjes te huwen, zichzelf verlaagd en hun geslacht ontadeld hadden. Toch is deze uitlegging te ongeremd, om er ook maar een woord aan te spillen. Langer stand hield daarentegen de geheel • andere opvatting, alsof onder de „zonen Gods" hier te verstaan zouden zi^n de engelen, ia dien zia, dat deze engelen zich een menschelijk lichaam zouden hebben verschaft, en in dat menschelijk lichaam zich aan de dochteren en de kinderea der menschen zouden vergrepen hebbes. Een uitlegging, waaraan men dan te hooger waarschijnlijkheid poogt bQ te zetten, door er op te wgzen, dat uit deze vermengiag reuzen geboren werden, niet gewone menscheakinderea, maar een soort reusachtige monsters, en dat hieruit vooral de snelle verbastering en ontaarding van ons geslacht zou zrjn voortgekomen. Reeds dit laatste is onhoudbaar. Er staat toch in Gen. 6:4: In die dagen waren er reuzen op de aarde", en dan eerst volgt er: n ook daarna, als Gods zonen tot de dochterea der menschen waren Ingegaan en zich kinderen gewonnen hadden; deze zijn de gevfreldlgcn die van ouds geweest zijn mannen van name". Er wordt dus niet gezegd, dat deze reuzen eerst opkwamen nadat de zonen Gods tot de dochteren der menschenkladeren waren ingegaan; maar juist omgekeerd, dat deze reuzen er reeds waren voordat dit plaats greep, en dat dit vsrsch^'ssel zich ook in den kring der gemengde huwelijken bestendigds, en vooral in dien nieuw gevormden kriBg een te bedenkel^ker verschijnsel werd. Evenmin is er In het verhaal sprake van, dat nu deze, dan gene engel een jonge schooce maagd verraste en verkrachtte, maar ons wordt gemeld dat er huwelijken gesloten werden. Er staat toch: Z^ namen zich vrouwen uit allen die zij verkoren hadden"; een zsgsw^'ze die alleen vaa het 'aangaan van een huwelijk gebezigd kon worden.

Al evenmin gaat het aan, te onderstellen, dat de engelen het in hun macht zouden hebben zich een menschel^k lichaam te scheppen en zich daarin te nestelen. Nergens wordt ook maar met één woord zulk een macht aan de engelen fosgekend. Een engel die zoo iets kon, ea het deed, om vrouwen te verleiden, en zich met ons geslacht te vermengen, zou daardoor aaa zgn staat ontvallen, en demon geworden sgn. En hoe sou de Schrift daa zuike demonen nog betitelen met den eereaaam van „sonen Gods V' Ieder voelt dat zulks oadeakbsar ware. Ongetwijfeld zrjn er later engelen, die van God waren uitgezonden, In meascheagedaante verschenen. Denk slechts aan het gebeurde in Abrahams teiste en aan Gabriel in ds aankondiging van Christus geboorte, maar dan waren het ook verschgningen, waarvan het vermoedeo^-aag gekoesterd, dat 26 zeer zeker vsn de gewone menschelgke gedaanten verschilden, en in elk geval gestalten droegen, die God hun verleende en d!e ze niet zich zelven schiepen. En daarbij komt dan nog, dat het verhaalde in de Schrift strekt om denZoadvloed in te leiden. Uit dien hoofde kan het niet anders, of in deze inleiding moet een schuld van menschen, en niet van engelen, in het licht treden. Waren metterdaad engelen op de dochters der menschen aangevallen, zoo zou dit echter geen schuld van 't menschel^k geslacht vaststellen. De straf hiervoor zou niet den mensch, maar zou de engelen hebben moeten treffen, en zoo bl^'kt ook hieruit, dat deze geheele uitlegging zelfs niet past in het verband. Geheel deze averechtsche uitlegging Is dan ook niet anders dan een gnostisch verzinsel, dat den zin van heel het verhaal verbastert en den gang van het gebeurde niet zou ophelderen, maar geheel verduisteren. Op nadere verklaring van elke uitdrukking in dit kort maar gewichtig verhaal kunnen we hier niet ingaan. Dat toch zou alleen te volgen zijn voor wie het oorspronkelijke verstaat. Maar dit behoeft ook niet. Reeds het gezegde volstaat om geheel deze opvatting, alsof onder „zonen Gods" hier engelen te verstaan, zouden zijn, te verwerpen, en ons niet aan te sluiten bij de gewone en meer gangbare voorstelling, die hier van ouds onder „zonen Gods" de nakomelingen van Seth en onder de dochteren der menschen vrouwen uit Kaïns geslacht verstond. Wel stuit men bg 't eerste lezen min of meer op belder betiteling. Zonen Gods of kinderen Gods was dusver als betiteling van de vromen nog niet gebezigd, en „dochteren der menschen" ware eveng; oed van de dochters vaa Seth te zeggen. Toch toont nader onderzoek, dat zulk gebruik van deze termen meer voor> komt, en gelijk we vroeger reeds opmerkten, ligt la het geschapen zijn naar Gods beeld welterdege het kindschap reeds opgesloten. Toen nu door den val dat beeld zoo veelszins In den mensch verloren ging, leende toch de uitdrukking „zonen Gods" er zich bij uitstek toe, om de zoodanigen aan te duiden, In wie, dank zij hua geloof en hun vroomheid, de trekken van dit beeld weer opleefden.

Aldus verstaan, verklaart het gebeurde ons dan ook gereedelijk het droef gevolg dat er uit voortvloeide. Keer op keer deed zich toch hetzelfde In de geschiedenis der Kerk voor, en altoos met hetzelfde gevolg. Na tijden van verdrukking en geweldige aangrijping ziet men telkens, dat de waarlijk geloovigen weer op zich zsif gaan staan, de volle kracht der antithese weer gevoelen, van geen plooien of schipperen weten willen en, door afscheiding van de wereld, zich als een eigen groep weten te handhaven. Doch dat duurt niet. Na lange jaren verslapt de tegenstelling, men gaat 't verkeer der wereld weer zoeken, vermengt zich weer met de lieden die God niet vreezen, komt tot gemengde huwelijken, en laat zoodoende het verschil tusschen de tweeërlei levensopvatting en bestaanswijze tot een minimum zich herleiden. Ook In ons land kwam dit juist zoo voor. In de dagen van onze worsteling voorgeloofsvrgheld hadden we het hard te verdurea. Zelfs het land moest men uitvluchten, en zich als vluchtelingengemeente In Emden, Londen en Wezel vestigen, maar msn stond dan ook strak en sterk voor zgn overtuiging. Is de i6s en i/e eeuw zijn ook In ons land heerlijke tientalies van jaren doorleefd. Doch ook bQ ons hield dit slechts zoolang aan, als we de tegenstelling met het leven der wereld gelden lieten. En zoo daagde er geen jarencijfer van vrede en rust, of het geloof zonk In, en men begon in de vreugde van de wereld zin en lust te kr^*gen. Al spoedig nam hierdoor de vroegere antithese een einde, men voelde zich weer in de kringen der wereld thuis, en ging ten leste tot het huwen in den wereldschen kring over. Doch toen was het dan ook uit. Zij die nog vasthielden aan het geloof, trokken zich van het kerkelijk terrein In de gezelschappen terug, en onze Dienaren des Woords dansten met de maanen der Revolutie om den Vrijheldsboom. En zoo Is het ook toen ten gevolge van deze valsche vermenging al verder gegaan, tot elndel^'k b^'na niemand meer voor de waarheid riep, en in 't eind uit Engeland en Zwitserland de roepstemmen van het Reveil moesten komen om ons weer wakker te schudden, en tenslotte den ouden Calvinistischea geest weer uit z^'n slaap, die op een Aaoèslaap begon te geleken, te doen opstaan, En niet alleen ten onzent In onze dagen, veeleer steeds en overal is het zoo gezien. Gaat een geslacht als be hoorende tot den geloovigen kring, steeds meer zich z^n vrouwen onder de dochteren der wereld zoeken, dan gaat 't spoorslags achteruit, en kan alleen hoogere genade de Kerk van Christus redden van den ondergang.

Zoo verstaan we dan ook ten volle, dat in Gen. 6 : 5 ons bericht wordt: En de Heere eag, dat de boosheid der menschen menigvuldig was op de aarde, en dat het gedichtsei vaa de gedachtes z^'ns harten tea allea dage alleenlijk boos was". Zóó zelfs, dat er volgt: Toen berouwdehetdea Heere dat H^ dea mensch op de aarde gemaakt had, ea het smartte Hem aan zija hart". Het was een toestand gewordea, die ons elders In de Schrift aldus geteekend wordt: Laat ons eten en laat ons driokea, want morgen sterven w^". Ia nadere bijzoaderhedeo wordt dit oas aiet geteekead, maar de hier gekozen woorden z^*n zoo scherp, aangri^peod en geweldig, dat we cos moelijk eea voorstelling vaa oaze diepe ellende ea verbastering vormen kuonea, die de realiteit die dest^ds intrad, evenareazou. Men voelt aaa die woordea, dat de Lamechsgeest allengs heel oas measchel^*k geslacht aaagetast ea overmeesterd had, en dat er van geêa bekeering vaa dat geslacht ea vaa geea reddlag vaa de toeamallge measchheid meer sprake koa z^a. Het betere elemeat van Seths geslacht had zich wel een t^d lang nog op betere padea weten te houdeo, maar aa z^a vermeagiag met Kaia's nakomelingen, was het meè afgesleurd Ia de verdlerli^king vaa Kalos geslacht, en zoo bleef zoo goed als olets meer te reddeo over. Aan de juistheid van deze mededeellag valt aiet te twijfelen. Ze blijkt uit het feit, dat alleea Noach met zi^a gezia gered werd. Natuurlijk zou dit aiet zoo geweest zïjn, Indien er naast Noach, waar dan ook, aog twee, drie andere geslachten waren gevonden, vaa wie hetzelfde gold, wat gold van Noach dat „hij wandelde met God" (Gen. 6:9.). De uitkomst tooat derhalve, dat er toeatert^d onder de reeds zoo tak^'ke bevolking van oaze aarde, geUjk ze destijds aanwezig moet geweest zrja, niet dan in éen enkel huisgezin de vreeze Gods althans ten deele staad had gehoudea. We zeggea althans ten deek. Immers het straks na dea , vloed gebeurde ea wat van Cham aan het licht kwjfm, bewast te over, dat het bederf ook reeds ia Noachs gezin was Ingedrongen. Toch was voor dat gezin nog redding mogel^k; doch daaruit blijkt dan ook, dat, zoo de vloed niet ware gekomen, en het bederf ook tot Noach's kiaderea ware doorgegaao, geheel oas menschelijk geslacht reddeloos verlorea zou z^a gegaan. De diep insnijdende en zoo aangr^pende uitdrukking: Het smartte God aan zrjn hart" Is deswege volkomen gerechtvaardigd; ea we verstaan daa nu ook ten volle de rechtvaardigheid van den doem, die over het toenmalig menschelijk geslacht werd uitgesprokea.

Die doem luidde: „Ik zal dea mens ch, dien Ik geschapea heb, verdelgea van denaardbodem, want het berouwt mij, dat Ik hem gemaakt heb", en zoo is dan ook geheel de toenmalige menschenwereld met al wat leven in zich had, te gronde gegaan, except alleea Noach ea wat met Hem in de arke was. Om nu te gevoelen wat dit beduidde, denke men zich de menschenmassa die destijds reeds bestond, aiet al te geriog. De tijdrekening iazake de H. Schrift is wat het Oude Verbood aaogaat nog aiet tot volle klaarheid gebracht. Zelfs loopt de opgave in den Hehireeuwscbea tekst eo Ia dien der vertaling van de Zeventlgea beduidend uiteen. Volgens den Hebreeuwschea tekst krggeo we van Adam tot dea Zondvloed een totaal van 1656 jaren, volgens de Septuaginta vaa 2212 jaar. Doch al nemen we het laagste vaa deze twee c^fers, zoo levert dit cijfer toch reeds meer daa 50 geslachten op, eo gerekeod oaar eea vernieuwing van het geslacht om de 30 jaar, komt meo zoodoeode toch reeds tot eea vr^ hoog cijfer dat ia de millioenen loopt. En al trekt men au hiervaa voor doodelijke ongevalleo, verscheuring door dlereo, eo ooderllogen moord ook een hoog percentage af, hier staat daa toch tegeoover, dat de leeft^d der meeste menschen dest^ds zooveel hooger klom; dat huQ physleke sterkte zooveel grooter was; ea dat het getal vaa hun kioderea ook dllcht verre boven het oader ons gewooe c^fer ultgiog. In tal van laadeo, die door de cultuur niet te zeer verzwakt z)jn, worden au oog elk jaar 48 kioderea op de duizend personen geboren. Eo al is ook een eenigszins benaderende raming hier niet wel mogel^k, zoo staat toch wel vast, dat toen de vloed over de aarde kwam, millioenen van menschelgke wezens in dieo vloed z^'a oodergegaan. Deokt men er zich In terug, dat van al deze millioenen slechts één man met vier zonen en hun vrouwen gered werden, dan gevoelt men, hoc de uitdrukking niet te sterk was, dat „de mensch van de aarde verdelgd veto." Heel de toekomst van het meoschel^'k geslacht hiog au weer aan een achttal personen. Van dezen voorlooper van het groote oordeel dat eens komt, kunneo w^ oos dan ook nauwelgks een denkbeeld vormen, zoo geweldig als de vernietiging moet z^n uitgebroken. Niet toch alleen de mensch zelf, maar ook al wat z^n gewonaen winste voor de cultuur was geweest, 't giog alles ten onder. En al Is bekend, hoe sommigen nog steeds staande houden, dat de oorspronkelijke bevolking van Amerika en Australië niet in dezen gemeeaen ondergang begrepen was, zekerheid bezit men ook hier aiet van. Hetbl^t b^ een vermoeden. En stel al, er ware Iets van aan geweest, zoo toont toch de uitkomst, dat noch b^ deze oud-Amerikanen, noch b^ deze oud-Australiers de toekomst van ons menschelijk geslacht school. Al^at daarin zich ontwikkeld had is b^*na spoorloos verdwenen, en het menschel^k geslacht, gelijk wig dit kennen, is wel ter dege afstammende van dea vader vaa Sem, Cham eo Japhet.

Juist met het oog hierop au is het vaa het uiterste gewicht, dat de Zondvloed blijkbaar geen dienst kan noch mocht doen, om de herboren measchheid te doeo optredeo. Oppervlakkig zou men zoo zeggea, waarom Is Cham olet meé io dea vloed oodergegaan. Van hem toch vooral giog de vergiftlgeode leveosadem ooder het toekomstig geslacht uit. Wareo Sem eo Japhet alleea over gebleven, we zouden zoo licht meenen, dat alsdan eea veel reioer toestaod had kuonen intreden. Niet natuurlek, alsof er dan een leven zonder zonde denkbaar ware geweest; want ook Sem eo Japheth wareo io zoode ontvangeo ea geboreo; maar het zou dao toch allicht olet weer tot die ultbarstlog van schrlkkel^kheid gekomen z^n, die nu ook de latere historie van ons geslacht zoo donker kleurt. Wel Is nu noch in Sems noch In Japhets geslacht de nieuwe uitbarsting van ongerechtigheid voorkomen. lotegeodeel, In belder geslacht heeft de zonde opnieuw bange verwoestingen aangericht, maar voor een deel althans moet dit uit het verkeer en uit de vermenging met Cham's geslacht verklaard wordeo. Ware Cham uitgevalleo, zoo zou oagetw^'feld veel kwaad z^o uitgebleveo. Toch mocht dit olet zoo zija. De tweeërlei groep die Io Kaïn's en Seth's geslacht bestaan had, moest ook na deo vloed zich voortzetten. Het groote drama, dat met den val In het Paradijs begonnen was, mocht niet willekeurig afgebroken. Zooals 't In 't Parades was ingezet, moest het ten einde toe worden doorgezet, tot eens io het Kruis vao Golgotha de zedel^'ke oplosslog vao dit drama door God zelf ons werd gegeven. Eeo mechaoische ultsogdiog vao het kwaad door operatie kon geeo redding aanbrengen. Zoolang het gif bleef voortetteren, zou toch de wonde telkens weer uits^peren. Gas menschel^k geslacht vormde een organische eenheid. Het deleleven van ons geslacht hing Ia ooverbrekelijk verband saam. De Zoodvloed koo het Kruis oiet overl)odig makeo, eo daarom moest ook na deo 2< ondvloed het gedeelde leven io de tegenstelling tusschen Sem, Cham en Japhet worden voortgezet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Voleinding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's