Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„het bedenken des Geestes is leden en vrede”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„het bedenken des Geestes is leden en vrede”.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

[PINKSTEREN 1913].

Want bet bedenken des vleesches is de dood; maar het bedenken des Geestes is leven en vrede. Romeinen 8 : 6.

Het hooge Pinksterfeest vraagt om tweeërlei vieriog; de ééne in de Natuur, de andere in den Geest, en wel beide in onderlingen satnenhattg. In het leven der Natuur Is imoiers het leven des Geestes zienlijk afgebeeld. Symbolisch spreekt in de Natuur vooraf wat alleen in den Geest als volle werkelijkheid kan volgen. Leven en vrede eerst gekend en genoten in de Lente, in hetgeen de Natuur bezielt, en dan leven en vrede gewekt in onze mecschelrjke existentie door de bezieling van den Heiligen Geest. Onder alle volken vindt ge dan ook het rqke lentefeest, doch alleen onder wie Christus toebehooren, den nog zooveel rgkeren Pinksterjubel. Achter de Lente ligt in de ons omringende natuur het uitsterven van alle leven in den winter, vergezeld van de stormen en orkanen, die in November ea Maart den vrede in de natuur komen verstoren; voor dit sterven brengt dan de Lentezon het nieuw opleven en 't nieuwe opbloeien, en die stormen en orkanen wqken terug voor het suizen van de zachte lentekoelte.De voor Pinksteren gekozen datum kan tegenvallen. Ook van een Pinksterstorm bleef ons bij uitzondering de heugenis, maar in het gemeen genomen valt Pinksteren, als ook nu weer, als de lente zich voor goed heeft ingezet, en als dan de eerstelingen in de bloemenweelde weer tint en kleur aan den verdorden aardbodem gevenen zachter zonnegloed den dampkring verwarmt, ontvingen reeds vanouds de nog heidensche volken den indruk, alsof de vriendel^'ke goden tot de verlaten menschheid terugkeerden, en ging het vreugdezang uit woud en beemde op. De stormen hadden nu uitgewoed en het was kalme vrede van rondsom geworden, en wat verstorven scheen, was weer in frisschen bloei opgeleefd. De leliën van dalen met narcis en viool waren weer ontloken, en wat meer zegt, de eerst in zgn woning opgesloten mensch kon nu weer in de vrije lucht uitgaan en frissche teugen inademen. £n het eind was, dat de een den ander terugvond en dat allen saam het in vreugdïe uitzongen, dat ze het leven der natuur weer terug hadden en ceder en palmtak weer spelden van vrede en rust.

Dit oude natuurfeest nu is nooit uitgestorven, en onder alle volk, dat een sterke seizoenwisselittg kent, leeft het voort. Ook in ons land. Zoo sterk zelfs was men hier van oudsher met de glansen van het Pinksterfeest ingenomen, dat men niet maar een Pinkster twee, maar zelfs een Pinkster drie aan dea gewonen vierdag toevoegde. Ja, dermate leeft een deel ons volk dan ook in die aloude natuurtraditie voort, dat er neiging bestaat, om zelfs den nacht In de natuur door te brengen, met waarlijk niet geringe zondige neigingen er b^, om zich In de weelde der natuur half te verdierl^ken. Zoo verloopt het dan Ia zjnde, maar op zich zelf schuilt dat zondige in het natuurfeest als zoodanig niet. Veeleer is het bedenkelijke overgeestelijkheid, zoo predikant of hoorder op den Pinksterdag enkel het geestelijk wil gedenken en voor de regeneratie der natuur geen oog heeft. W^ zijn »iet ziel alleen, maar ziel èn lichaam, en door oDs lichamel^k leven op het nauwst met het leven der natuur in aanraking gebracht. Niet door onze keuze, maar door Gods bestel. Z^ns is niet alleen de heugenis van wat in de opperzaal te Jeruzalem voorviel, maar ook het zich van eeuw tot eeuw voortplantende leven In de schepping der natuur. En ook die sprake, die van de natuur uitgaat, is er niet door ons Ingetooverd, maar door God zelf er van meet af ingelegd. „Voortaan al de dagen der aarde", zoo ging het hooge gebod na den Zond-Woed uit, „zullen zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter niet meer opnouden". Die door God geschapen natuur »u leeft, en God zelf heeft er zijn Goddel^ke gedachte Ingelegd. Vandaar, dat het ook onze roeping is, op dat op-en neergaan van hst leven in de natuur acht te geven; "net dit leven In de natuur contact te zoeken; mee te leven met wat om ons leeft; ea daardoor de symbolische taal op te vangen, die uit dit natuurleven tot onze geestelijke existentie uitgaat.

Drieerlei doet zich daarom voor. Er Is een viering van Pinksteren, enkel in natuurgenot. Zoo kenden het de heldenen en «ennen het nog de lieden der wereld om ons «««n. Ir is «en tweede viering van Pink­ steren, en wel In enkel geestel^ke genieting met de vensterluiken dicht, opgesloten in de bidcel. Zoo was en Is nog het Pinksteren voor den kloosterling en voor de eenzijdige mystieken. Maar dan is er nog een derde Pinkster^derIng, die de weelde der natuur en de weelde des Geestes in heilige harmonie weet uit te drukken, en dat alleen is het ware Pinksterfeest voor de kinderen Gods. Dorst naar leven, dorst naar vrede in het hart en daarom wat God ons in de lente toebedeelde en schonk, met volle teugen genoten, ziende, bewonderende en al roepende, hoe het jonge leven weer uitschoot en weer met tint en bloei den aardbodem verrijkt. Maar met denzelfden dorst naar leven en dien evengel^ken dorst naar vrede, de ziel dan meer nog naar boven gekeerd, ook tot In de verborgen diepte van het hart om heilig leven uit den dood der zonde tot zi^n God geroepen, en afgesmeekt dien hoogeren vrede, dien alleen de Heilige Geest, zoo Hij In onze ziel Indaalt, ons als vrucht van Gods ontferming brengen kan.

Hierop nu slaat het volzalige apostolische zeggen terug: „Het bedenken des Geestes is leven en vrede". Maar dan natuurli^'k dat bedenken des Geestes genomen, niet als gedachtenspel, noch als woordenverzinning, maar als ernstige uiting van wat er binnen in ons omgaat. En dan, laat ons het zonder verbloemen erkennen. Is het echte Pinkstervieren een zoo zeldzaam kleinood. Iets wat ge het beste verstaat, zoo ge het jubelfeest van den Heiligen Geest toetst aan het hooge jubelgezang, dat weerklonk bij Jezus' komst in deze wereld. Het gaat altoos in twee heilige schreden. Eerst schrijdt ge uit uw zondig wereldleven naar de kriblw van Bethlehem, en dan zijt ge b^ Jezus. Maar dan moet daarna de tweede schrede komen, en moet ge van uw Jezus voortschrijden tot den Heiligen Geest. En juist tot die tweede schrede komen, altoos betrekkelijk, zoo weinigen. In den intiemen omgang metz^a discipelen legde Jezus het ons zoo kennei^k bloot. Eerst riep Hij ze en wende ze aan hem zelf als hun Heiland en Meester, maar toen het op het einde liep, predikte Jezus het hun telkens opnieuw en in klimmende mate duidelijker, dat hi^ zelf eerlang van hen scheiden zou, dat hg niet bleef, dat hij zou opvaren ten hemel, vanwaar hij tot hen was neergedaald, en dat ze dan te doen zouden hebben met den Derden Persoon in de Heilige Drieëenheid, met den Heiligen Geest, en dat die Heilige Geest hun dan tot Trooster zou zijn. Niet, dat ze daardoor van Jezus gescheiden zouden worden; gemeenschap zou er blgven; maar een geheel andere gemeenschap; en juist die andere, die hoogere gemeenschap zou gerealiseerd worden door den Trooster, dat Js door den Heiligen Geest. Dat woord „Geest" In den Heiligen Geest werd door dat woord „ Trooster" vanzelf als heilig Persoon bij hen aangeduid. Trooster is een Persoon. Een Heilig Persoon, die u kent, uw gemis, uw nood, de leegte van uw hart peilt. Een Trooster, die een schat bezit, die juist op uw hart is aangelegd, En met name een Trooster, die u bezielen kan, die tot ukan komen, en in u kan ingaan, en, eenmaal tot u Ingegaan, de zaligste gemeenschap in het binnenste uwer ziel met u kan oefenen. Dat nu te belgden, dat te begeeren, daarnaar te verlangen, dat In te roepen en innerl^k te genieten, dat is het „bedenken des Geestes“.

Anderen verstaan dat ook nu nog, als school er niets anders in, dan een uitgaan met uw gedachten naar den Geest, een overwegen van de dingen des Geestes, bezig z^n met geestelijke dingen en ook het zich verliezen in geestelijke gedachten. Doch dat is het niet en zegt niet genoeg. Zie het maar, wat er tegenover staat: „Het bedenken des vleesches is de dood". Is nu dat iïedenken des vleesches niets dan een In zgn gedacliten bezig zi^'n met het wereldsch genot? Beduidt het niet anders, dan dat het zondige menschenkind In z^'n gedachten met wereldsche dingen zich bemoeit? Ge weet wel beter. Het bedenken des vleesches gaat altoos uit van het begeeren. Het is nooit iets anders dan een uitgaan met den zondigen lust om het wereldsche naar zich toe te trekken, er zich aan te wijden, er mee In contact te komen en er zijn lust aan te vieren. Zelfs het lezen van een slecht boek doelt er maar niet op, om booze dingen in de gedachte op te nemen, maar om door een vergiftigde gedachte op de verbeelding en door die verpeste verbeelding op het zondige bloed te werken. Het bedenken des vleesches is niet een bemoeienis, om iets aan de gedachte te doen te geven, maar gaat altoos op genieting van het booze zelf uit, zQ het dan in de verbeelding, of a^ het In de werkelijkheid. De gierigaard zint en peinst op het goud en al ^n bedenken Is het bedenken van D u n n e schatten, volstrekt niet alleen om met cijfers te spelen, maar er op te azen, hoe hg aan 't geld komen zal.

Ware het bedenken des vleesches alleen een dartelen in het denk ; n, een gedachtenspel in het afgetrokkene, zoo zou het nooit den dood brengen. En toch, dat Is 't, wat het bedenken des vleesches doet. Het brengt altoos den dood. Het moordt al het hoogere In ons. En nooit is er seu zonde tot den dood geweest, of het is altijd met het bedenken des vleesches begonnen Zie 't maar In het Paradijs. Wat satan aan Eva en door haar aan Adam voor spiegelde, was in het minst niet een botanische studie over de treffeiijkheid van de boomvrucbt. Wat satan in Eva opwekte, was de lust om van den boom te eten, en wat ze met Adam verhandelde, was een bedenken des vleesches, om te genieten, eerst de vrucht en dan een kennisse gelijk de keunisse Gods was. Hierdoor en hierdoor alleen is het bedenken des vleesches de dood, en wordt daar nu tegenover gesteld, dat het bedenken des Geestes leven en vrede Is, dan voelt ge onmiddellijk, dat ook dat bedenken des Geestes waarigk leven en waarlijk vrede is; dan voelt ge onmiddelijk dat ook dat bedenken des Geestes door u niet als een gedachtenspel mag worden verstaan; dat het vobtrekt niet alleen zeggen wil, dat ge een geestelijk boek hebt te lezen, niet anders dan over geestelijke dingen hsbt te spreken en in uw eigen overdenking u tot het geestelijke moet opheffen. Wel is ook dit alles goed, en laat zich het bedenken des Geestes bijna niet denken, of ook dit alles hoort er toe, maar hoe ook genomen, nooit in andere be* duidenis dan als voorbereiding er toe, of uiting ervan; mits dan toch altijd zoo, dat het bedenken des Geestes zelf nog heel iets anders is en voor u niets minder beduidt, dan dat de Persoon des lleiiigeiL Geestes in het verborgene uwer ziel met u in gemeenschap treedt en u zijn heerlijke nabijheid met volle teugen doet genieten. Dan eerst is er niet maar een schijn en niet maar een spel der gedachten, maar volle, rijke, zalige realiteit. Gi^ de nabi^'heid van den Geest genietend en de Geest heel uw inwendig leven vermeesterend. Hij, die Heilige Geest, zelf in u, voor u biddend metonuitsprekelgke verzuchtingen.

Nu is er een zielsbevinding, die hierbij sterk spreekt en die op oas Pinksteren de toetssteen van ons innsrl^'k zielsbestaan moet wezen. Tweeërlei komt in otts verborgen leven gedurig in conflict: ons bedenken des Geestes en onze zondige neigingen. Zoo de zelfkennis niet geheel in u ontbreekt, voelt en weet ge zeer wel, dat er telkens opnieuw zondige neigingen in u woelen, om iets te verwerven, iets te erlangen, Iets te realiseeren, dat uw egoïsme streelt, uw hoogheid vleit, uw zinnen prikkelen kan. Hiermede is niet gezegd, dat deze drie zondige nelgingen van egoisme, zelfbekoring en zinnelust in een ieder even sterk werken. Eer verschilt 't altoos, welke twee personen gij dan ter vergelijking uitkiest. En dan dient toegegeven, dat het bQ u zelf heel wat verschilt in het eene oogenblik vergeleken bij het andere, of ook naar het verschil in uw leeftijd en uw rijping in genade. Maar hoe ver ge ook gevorderd zijt !n het onderdrukken van deze drie neigingen, toch woelen ze altoos weer op, en elk gebed, dat goed Is, getuigt van de worsteling, die we er tegen in te zetten hebben. Zijt ge u hiervan nu bewust, z^t ge in uw bidden het gedachteloos phrasengebruik te boven gekomen, zoodat uw bidden niet maar prevelen is, maar elk woord op een doel afgaat, dan bekent een ieder, hoe dit zwak of sterk opkomen van zondige neigingen gedurig aan zijn bedenken van den Geest in het gebed in den weg staat. Neem nu twee lang niet ongewone gevallen. Stel, er Is iemand, die u het leven verbittert. Nu wil het geval, dat ge zulk-een in uw macht hebt gekregen. Er is iets, waarin 't van u afhangt, om hem zeer te doen of vreugde te bezorgen. an zetten uw zondige neigingen er u toe op, om hem het vele verdriet, dat hij aandeed, betaald te zetten, en vooral hem iet de vreugde te gunnen, die ge, zoo ge anders wildet, hem bezorgen kondt. Doch u knielt ge neder voor uw gewoon gebed n wilt in dit gewoon gebed ook weer bidden om de inwerking, om de doorstrooming van den Heiligen Geest. Ge wilt het doen, maar ge kunt niet doorbidden. Zie, als ge doorbidt en de Geest komt over u, dan moet ge dien boozen man als uw naaste liefhebben, en dan moet ge dezen uw vijand zegenen, en voor hem bidden, en dan moogt ge hem er niet laten inloopen, dan moet ge voor zijn bestwil kiezen en Is het gedaan met uw voorgespiegeld genot, om hem betaald te zetten, wat hij tegen u misdeed.

Of neem een ander voorbeeld. Ge zint op gewin. Ge hebt een Ingewikkeld plan beraamd, om een geheele onderneming op touw te zetten, waarvan ge u rijkdom es winsten voorspiegelt. Jammer, dat er een steek ia uw plan los Is, Iets waarvan ge wel voelt, dat het niet volkomen in den haak, niet stipt eerlijk is; maar zóó in het klein, dat ge u zelf diets maakt, dat het er wel mee door kan. Zoo neemt ge dan uw maatregelen. Ge maakt het alles in orde. Het zal nu naar uw wensch loopen. En reeds verheugt ge u vooruit in het voordeel en het profijt, dat u te wachten staat. Maar weer knielt ge neder. In hoogere stemming des gebeds wilt ge nu om den Heiligen Geest smeeken. En reeds gleden ds woorden voor dit gebed naar uw lippen. Maar op eens komt de gedachte aan uw fiaantieel plan u in uw bidden op om u te stuiten. En au raakt ge verward. Als ge bidt om den Geest, en zoo uw gebed waarl^k uit het bedenken des Geestes opkomt, is dit zoo. Dan zal God uw gebed verhooren, maar dan is het ook uit met uw fraaie plan. Dan moet ge dat opgeven. Dan moogt ge daartoe niet overgaan. En helaas, hoevelen zijn er da» niet, die in plaats van aanstonds te kermen: „Leid mij niet in verzoeking, maar verlos mij van den Booze", ^ de bede om den Heiligen Geest liever terughouden, opdat hun prachtig plan niet worde verstoord.

Zoo voelt ge, waarom het in dit „bedesken des Geestes" gaat. Het staat volstrekt en rechtstreeks tegen het bedenken des vleesches over, en bij eiken strijd tusschen beiden moet ge altoos van tweeën één doen, öi uw bedenken des vleesches moet er met tak en v/ortel b^ u uit, opdat het bedenken des Geestes tot zijn recht kome, oftewel houdt ge aan het bedenken des vleesches ook nog maar met één zijden draad vast, dan moet ge het bedenken des Geestes terugdringen en komt het levea en de vrede niet, maar slingert zich om u de band van den dood. Het is ontzettend, maar 't is niet anders. Wie hetgeen hij in het vleesch bedoelt of beoogt, niet geheel kan loslaten, kan tot het bedenken des Geestes niet komen, ja, mijdt het liever, om geen afstand te moeten dosn van v/at z^'n hart zoekt en begeert. Dit zal nu bij den een zoo sterk zijn, dat het hem zelf geen strijd kost; wat dan zeggen wil, dat h^' zoo vast nog in het bedenken des vleesches inzit, dat zelfs de serste ritselirsg om den Geest te bsdeËken, nog niet in hem opkomt. Maar bij yint verder op den weg der Godzaligheid gevorderd is, zal bet toch anders worden. Zulk-een zal strijd, heftigen strijd zelfs, vodsn opkomen. H^ zal willen smeeken om den Geest en onder het bidden voelen: dan moet ik ook fiaaal met dit of dat zondig voornemen breken, en zóó er voor staande zal het dan ia zijn verborgen zieleleven tot beslissing moeten komen. Stoot hij dan z^n zondig voornemen van zich af, dan is het Pinksteren in zgnzielen komt de Heilige Geest. Maar durft hij, om zga plan niet te bederven, dan niet doorbidden, dan gaat h^ als een lam ter slachting en de Heilige Geest komt tot hem niet.

Nu is het eigenaardige karakter juist van het gsestei^k Pinksterfeest, dat het dit conflict in ons hart tot beslissing wil brengen, niet voor de wereld, maar zeer in het bgzonder voor de kinderen Gods. Dit conflict toch wordt door niets zoo sterk geksnteekend, dan door het verreikend onderscheid, dat onder belgders van den Christus bestaat tusschen hun verkeer met den Christus zelf en hun verkeer met den Heiligen Geest, Met opzet spreken we niet van eea belijdenis. Aangenomen toch mag, dat de waarachtige belijder vóór alle dingen Gods heilige Drieënheid belijdt en p dien grond geen oogenbük zal aarzelen, m èn de persoonl^ke godheid van den Zone Gods èn evenzoo de persoonlijke odheid van den Heiligen Geest te belijden. p den heerlijkeii. Pinksterdag zelfs Ia het bijzonder. Maar van deze belijdenis is het erkeer onderscheiden. Verkeer, omgang, emeenschap is iets anders, Bel^denis rgpt meestal tegenover mensche», In et b^zonder tegenover loochenaars van de waarheid plaats, verkeer met Jezus, omgang met Jezus, gemeenschap met Jezus is daarentegen iets persoonlijks, is leveusuiting en evensgenieting, is een heerlgke geestelijke realiteit. En daarnaast staat het andere verkeer, die andere omgang, die andere emeenschap, niet met Jezus, maar met den Heiligen Geest, Niet natuurlijk, alsof we die twee tot In den wortel vanéén scheiden. Het zijo, zoo ge wilt, takken gegroeid op één en denzeifden stam. Geestelijk toch loopt onze godsdienstige gewaarwording door deze vier stadiën. Als kind en onder het opgroeien hebben we nog niet anders dan een zeer algemeenen omgang met den onzienlijken God, als onzen Vader in de Hemelen, Eerst in het tweede stadium komt dan de bijzondere gemeenschap met Jezus, als onzen Heliand en als de Redder onzer ziel op. Doch ook daarbij mag het niet bleven. De gemeenschap met Jezus moet ons in geheel bi^zonderen zin ook tot de gemeenschap met God den Heiligen Geest brengen. En zijn we dan daartoe gekomen, dan pas overkomt aan Gods kind de hoogste ziele weelde, die dan eerst een aanvang neemt, als hij de gemeenschap met God Drieëenig beiden in de onderscheiding der drie Personen en in haar zalige saamvattende eenheid belijden, bekennen en met zijn Innerlgk zielsleven aangrijpen mag.

Pinksteren nu is het jubelfeest, om ons telkens weer de vraag voor te leggen, of ook onze ziel reeds den beerleken overgang smaakte van het tweede in het derde heilstadium, of m.a.w. of z^', na tot den omgang, het verkeer en de gemeenschap met Jszus gekomen te zijn en daarin geleefd te hebben, nu ook verder zg voortgeschreden en nu ook de gemeenschap, den omgang en het verkeer kenne met den Trooster, d.I. met God den Heiligen Geest. Vraag nu u zelf af, hoevele malen ge na uw bekeering, d.i. na uw toebrenging tot Jezus, reeds het Pinksterfeest hebt meegevierd en hoe ver ge in verband hiermede r; u ook zelf tot die noogere gemeenschap met den Heiligen Geest geraakt zgt. Misduid deze vraag niet. Vast staat toch, dat geen kind van God ooit gemeenschap met den Christus heeft dan door den Heiligen Geest. Anders dan door den Heiligen Geest wedergeboren z^n, is ondenkbaar. Maar dit raakt hier het conflict niet. Het Is hier toch niet de vraag, wat de Heilige Geest in u gev/rocht heeft en welke vrucht deze z^n werking teweegbracht. Op Pinksteren komt 't al op de eenige vraag aan, of g^ zelf met volle bereidwilligheid nu ook van uw zgde tot de gemeenschap, het persoonlijke verkeer en den persoonlijken omgang met God den Heiligen Geest zijt ingegaan. Op dit punt nu getoetst, bewijzen verreweg de meesten gedurig weer, juist hierin te kort te schieten; iets wat volkomen begri^peiïjk is. Tusschen de persoonlijke gemeenschap met Jezus en de persoonlijke gemeenschap met God den Heiligen Geest, bestaat toch dit tweeërlei verschil. In de eerste plaats, dat Jezus onze natuur heeft aangenomen, onder mefisches gewandeld heeft, en dat het daarom vanzelf gaat, zoo we ons van Jezus een voorstelling willen vormen. Ook in den staat zijner verheerlijking kunnen we dat van onzen Heereen Heiland zeer wel doen. Geheel anders daarentegen is het gelegest met God den Heiligen Geest. Hier schiet elke voorstelling te kort en voelen we diep het zeggen: „God is Geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in Geest en waarheid". Ons innerl^k leven moet daarom op veel hooger standpunt staan, zullen we ons oog voor den Trooster kunnen ontsluiten en de intimiteit van den Geest genieten, die is ons woont en, in ons, voor ons bidt met onuitsprekelgkc verzuchtingen. En hier komt dan in de tweede plaats b^, dat wie nog met den stroom des levens In zijn zonden op en neer gaat, niets liever doet dan telkens weer zgn toevlucht nemen tot den Middelaar, die onzs zonden toedekt en verzoent, terw^! In geheel anderen zin God de Heilige Geest hem veeleer afschrikt, zoolang h^ nog niet fïaaai met de liefde voor zijn zosde gebreken heeft.

Ook hier is het zoo aangrijpend woord van Jezus toepasselijk: „Zoo wie eenig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des menschen, het zal hem vergeve» worden; maar zoo wie tegen den Heiligen Geest gesproken zal hebben, het zal hem niet vergeven worden, nocii in deze eeuw noch in de toekomende“.

Zalig hij, onder onze lezers, die zijn Pinksteren ook ditmaal in de gemeenschap met God den Heiligen Geest vieren mag;

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 mei 1913

De Heraut | 4 Pagina's

„het bedenken des Geestes is leden en vrede”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 mei 1913

De Heraut | 4 Pagina's