Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Behoed de deur mijner lippen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Behoed de deur mijner lippen”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HEERE, zet eene wacht voor mijnen mond, behoed de deur mijner lippen. Psalm 141: 3.

Het moet een niet uit te spreken plechtig oogenblik zijn geweest, toen in 't Paradijs de pas geschapen mensch 't eerste menschelijke woord uitsprak, en zulks wel in aanbidding voor zijn God en om zijn God te danken. Het was niet 't eerste geluid dat door den hof weerklonk. Reeds had de nachtegaal zijn lied gezongen en de musch gesjilpt, het rund geloeid en de leeuw met opgezette manen gebruld. Ook de wind had gesuist en geruischt de waterstroom. De stilte als des doods was, reeds eer Adam voor zijn God nederknielende zijn eerste bede stamelde, op allerlei wijs door toon en klank afgebroken, alleen maar nog niet door taal van 't creatuur. Klank was uitgegaan, maar nog niet het woord. En eerst toen het hoogste creatuur verscheen, dat geschapen was naar 't beeld en de gelijkenisse Gods, toen kwam ook het menschelijke woord., en wel in aansluiting aan het eeuwige Woord, waarvan de apostel ons betuigt, dat het lin den beginne bij God en zelf God was«.

Als drager van 't beeld Gods ontving de mensch, en hij alleen op aarde, de macht om ook 't woord te spreken, de macht van taal en sprake, en omdat deze macht uitdrukking was van de gelijkenisse met den Almachtige, kan de taal, kan 't woord, 't hoogste in den mensch tot uiting brengen, maar ook, bij misbruik, den afgegleden mensch in een demonische diepte doen verzinken.

Met het woord, in de menschelijke taal, is het hoogste op aarde tot krachtsontwikkeling gekomen, maar heeft ook het meest duivelsche in den geest gesist. In 't woord niet te struikelen, verraadt de hoogste geestelijke macht. Of roemt de apostel niet: „Indien iemand in woorden niet struikelt, die is een volmaakt man", zóó volmaakt, dat hij 't geheele lichaam in toom houdt. Maar op zichzelf is de tong een vuur, een wereld van ongerechtigheid. Het is de tong die geheel het lichaam besmet. Ze ontsteekt het rad onzer geboorte. En eenmaal feil gegaan, ontsteekt ze niet maar dit rad van heel ons leven, maar wordt zelf ontstoken uit de hel. De booze natuur van de wildste dieren is getemd, maar de tong kan geen mensch temmen. Zij is, eenmaal door zonde verdorven, een onbedwingelijk kwaad, vol doodelijk venijn. En dit is in de tong het ontzettende, dat we met één en dezelfde tong God loven en toch den mensch die naar Gods gelijkenis gemaakt is, vervloeken. Ze is een fontein, die uit eenzelfde ader 't zoet en het bitter doet opwellen. De rijkste gave, die we van onzen God ontvingen, maar die door de zonde kan omslaan in de meest duivelsche macht.

De psalnlist voelde dit diep.

Vandaar eerst zijn zielsbesluit: „Ik zal mijn wegen bewaren dat ik niet zondige met mijn tong, ja, ik zal mijn mond met een breidel bewaren"; maar straks in 't besef zijner onmacht de bede: „Behoed, o, mijn God, de deur mijner lippen."

Meer dan iemand in Israël had de psalmist gevoeld, wSit macht' ons in 't woord gegeven is, maar ook met wat doodelijk gevaar er in die macht van 't woord voor óns schuilt.

Die bede van den psalmist verraadt zelfkennis. En dit te meer, daar het een bede is, met meer dan gewonen drang geslaakt. Eer toch de bede zelf over Davids lippen komt, heet 't: »Heere, ik roep u aan. Haast u 'tot mij. Neem mijn stem ter oore. Laat 't als een reukwerk voor uw aangezicht zijn". En dan komt de bede zelf eerst: »Heere, zet een wacht voor mijnen mond". En dan nogmaals: «Behoed de deur mijner lippen.”

Een beeld aan de tentwacht ontleend. De psalmist sliep op zijn vlucht voor Absalom in een vorstelijke tante, en voor die tent stond een krijgsman op wacht. En daar bij die deur, bij den ingang van de tente, schilderde de man met het zwaard in 't nachtelijk uur, om David in zijn nachtrust te behoeden. Dit zag David, en het werd hem bij zijn zelfoverdenking ten beeld.

Och, of God ook zóó de deur van zijn lippen mocht behoeden; en hem bewaren mocht dat hij niet zondigde met zijn tong.

De Oosterling valt lichter in booze, hatelijke taal uit, dan wij. Nog kunt ge dit soms in de Todenbuurt waarnemen. Als een Jood in zijn kwaadaardigheid aan het schelden, tieren en razen gaat, vervormt en verwringt zich heel zijn gelaat, en ziet ge de lippen saamklakken, en komt er als wit schuim te voorschijn. Dit was toen in 't Oosten zoo, en is nog zoo. Een sissen als van de slang, en een knarsen als van den tijgerbeet is het, wat ook van 's menschen lippen, zoo als de apostel zegt, soms vuurt.

Het is niet op te sommen, wat de tong, door de lippen heen, niet al zondigt. Zondigt door leugen en ongerechtigheid. Zondigt door vleitaal en valschheid. Zondigt door toorn en bitterheid. Zondigt door 't spuwen van gif in razernij. Zondigt door onheilige spottaal. Zondigt door gemeenheid en liederlijkheid van zin. Zondigt door trots en hoovaardij. Zondigt door sluwheid en verleiding. Zondigt door krenking van recht en billijkheden. Zondigt door in de ziel inborend verwijt en grief. Zondigt door laaghartige verwonding van 't teederste in iemands innerlijk bestaan.

Geen zonde is dan ook gemeener dan de zonde die in taal en sprake uitgsiat. Er zijn er die voor veel zich wachten, maar dat er ook maar één kind des menschen zou zijn, waarvan men zeggen kon, dat er heel een dag lang geen enkele zonde der tong in hem geweest ware, is schier ondenkbaar. Zelfs in 't niet-spreken toch kan zonde schuilen. En het bangst hierbij is, dat als de avOnd komt en de nacht zal ingaan, en op de knieën belijdenis wordt gedaan, bijna niemand door de zonde zijner lippen wordt verontrust.

Alles telt dan op de knieën meê. Alleen maar het kwaad van de tong, o, zoo zelden.

O, zeker, in de zware, grove taal van den onverlaat vervalt geen fatsoenlijk man, en vervalt nog minder een belijder van den Christus, maar die ruwheid is hier slechts het aankleefsel van de zonde der tong, en de gewone, fijne zonde der lippen in leugen, vleitaal, liefdeloosheid en onheiligheid gaat veel dieper.

Is men nu een enkel maal, door hartstochi vervoerd, uitgevaren op een wijs, waarvan men zelf 't schuldige voelt, dan volgt er niet zelden verontschuldiging, en 's avonds de bede om vergiffenis tot zijn God.

Maar dit juist is op verre na niet afdoende. Heel uw uiting door het woord, heel het spel van tong en lippen, hebt ge voor uzelf telkens weer aan den eisch van Gods heiligheid te toetsen, en er u zelf in te veroordeelen. Niet bij vergelijking met wie nog erger zondigt, u zelf voor onschuldig houden, maar vooral op de zonde der lippen in uzelf toezien, en dan volstrekt niet enkel het grove veroordeelen, maar heel de strekking van uw zielsuiting door het woord ter toetse brengen. Ook er op letten, dat ge niet mort tegen uw God, en dat ge niet zondigt tot zelfs in uw gebeden door gedachteloosheid of oneerbiedigheid van taal.

En als ge dan, licht is 't niet, maar dan toch allengs iets begint in te zien van de zonde der tong die ook u zelf aanklaagt, dan niet beginnen met een »beter voornemen", om er van af te laten en u te zuiveren, maar dan zoo diep overtuigd zijn van het ingewortelde en ingekankerde van dat kwaad, dat ge begint met de genade en de hulp van uw God in te roepen. «Behoed Gij, o mijn God, de deur mijner lippen en weer 't booze van mijn tong af”.

En zijt ge hieraan allengs gewend, en begint ge te merken dat uw God u nu en dan reeds behoed heeft, dan zelf met uw God medewerken, tot ten slotte satan elke macht over uw tong verliest, en ze een instrument wordt voor de eere van uw God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's

„Behoed de deur mijner lippen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's